Jonathan Holslag (42) is professor politicologie en docent internationale politiek aan de Vrije Universiteit van Brussel (VUB). Hij geeft regelmatig zijn gepeperde mening over geopolitieke ontwikkelingen op het wereldtoneel en was een van de weinige experts die de Russische inval in Oekraïne voorspeld had. Maar wat heeft de politicoloog te zeggen over landbouw?

De lezing van Holslag vormt het sluitstuk van een informatiemiddag van VILT waar de resultaten gepresenteerd werden van het vijfjaarlijks onderzoek naar het imago van de landbouw. We bevinden ons in een conferentiezaal van Speelboerderij Ravot in Glabbeek, Vlaams-Brabant. Behalve de teelt van zo’n 250 witblauwe runderen doet het bedrijf actief aan landbouweducatie en ontvangt het klassen en ook groepen volwassenen.

Kunt u wat vertellen over landbouw in de geopolitieke context?
In ons land en werelddeel wordt naar landbouw gekeken als ‘nice to have’, als een sector die lekker eten produceert. In veel andere landen ziet men de landbouw steeds meer als een strategische sector, een sector die instaat voor de voedselautonomie van een land. Nergens anders komt de behoefte aan voedselsoevereiniteit (zelfvoorzienend zijn op het gebied van voedsel, red.) zo sterk naar voren als in Azië, in het bijzonder China. Dat land was traditioneel gericht op zelfvoorzienendheid. De voorbije decennia vond een evolutie plaats waarbij men afhankelijk geworden is van de import. China werd en wordt daarom door Europa als een interessante afzetmarkt gezien voor landbouwproducten, maar ik verwacht dat daar een einde aan zal komen nu voedselsoevereiniteit in China weer helemaal terug op de agenda staat.

Bij ons wordt naar landbouw gekeken als ‘nice to have’, als een sector die lekker eten produceert. In veel andere landen ziet men de landbouw steeds meer als een strategische sector, een sector die instaat voor de voedselautonomie van een land

Hoe uit zich dat?
Terwijl wij hier bezig zijn met stikstof, verrijzen daar grote varkensflats. Momenteel lopen er zo’n zeventig projecten met dergelijke megastallen. Doel is vleesonafhankelijk te worden tegen 2030, 2035. Daarnaast zijn de Chinezen ook reserves aan het opbouwen. Ze hebben momenteel al de grootste vleesreserves in de wereld en kunnen daarmee aan prijszetting doen. Over 10 jaar zullen zij wellicht een geduchte concurrent worden op de wereldmarkt voor de Europese veehouders.

Nog een ander fenomeen dat we al een tijd zien, is het opkopen van landbouwgrond. Grote fondsen uit China, maar ook Quatar en Singapore, kopen grondposities in Europa. Aanvankelijk was men gericht op Oost-Europa, maar tegenwoordig is Frankrijk in het vizier gekomen. Ook daar is men bezig met het opkopen van landbouwgrond.

Waarom legt China zo de nadruk op voedselsoevereiniteit?
Dat heeft vooral ook te maken met de oplopende spanningen tussen de VS en China. Het klinkt surrealistisch voor ons, maar de Chinezen gaan ervan uit dat het de komende tien, twintig jaar tot een oorlog komt. Daarom wil men zelf in het eigen voedsel kunnen voorzien en niet langer afhankelijk zijn van het buitenland. Dat leidt tot hyperrealisme in het Chinese landbouwbeleid met soevereiniteit als absolute prioriteit.

Gaat het alleen om de primaire productie?
Nee, het gaat breder. Het gaat om systeemveiligheid over de hele voedselketen, van producent tot verwerker en handel. Deze ‘whole of supply chain’-aanpak speelt ook in bijvoorbeeld Amerika. President Biden zet niet alleen in op het stimuleren van de primaire landbouwproductie, maar wil er ook voor zorgen dat de grote voedselverwerkers een sterke positie in de wereld behouden. In zekere mate zie je dit overigens ook in Frankrijk en Nederland waar men beleidsmatig deze productieketens tracht te versterken.

Hoe staan andere landen en machtsblokken tegenover landbouw?
Ook in andere werelddelen zie je steeds meer landbouwnationalisme en de hang naar voedselsoevereiniteit. “Als onze bevolking voedsel nodig heeft, dan zorgen we ervoor dat dat door onze eigen boeren geproduceerd wordt”, is bijvoorbeeld de opvatting van India’s president Narendra Modi. India is in landbouwprotectionisme nog harder en ambitieuzer dan China: Je komt er als buitenstaander niet in. De landbouwsubsidies zijn hier gigantisch. Ook in Afrika zie je steeds meer landen die hun landbouw gaan afschermen. Hier leeft eveneens het bewustzijn dat de bevolking sterk zal groeien en dat men zelf zorg wil dragen voor de productie van het benodigd voedsel.

Hoe kijk je naar de Europese houding ten aanzien van de landbouw?
In Europa is er sprake van een twijfelende massa. Je hebt aan de ene kant een progressieve flank die de nadruk legt op natuur en milieu aan de andere kant klinken stemmen die het belang van eigen voedselproductie benadrukken. Door de oorlog in Oekraïne is wel het besef aangewakkerd dat voedselzekerheid geen vanzelfsprekendheid is.

Waar moeten we volgens u naar toe?
Ik denk dat ons een belangrijke transitie wacht in de landbouwsector waarbij een holistische benadering nodig is. We moeten op zoek naar de balans tussen duurzaamheid en kwaliteit aan de ene kant en aan de andere kant de meer strategische overwegingen. We moeten zelfvoorzienendheid voor een deel blijven waarborgen. De landbouwsector is belangrijk voor de stabiliteit in een land of werelddeel, in ons geval Europa. Inflatieschokken in voedsel kunnen sociaal ontwrichtend zijn. We moeten de landbouw meer gaan zien als een veiligheidskwestie en mogen daar niet lichtzinnig mee omgaan. Maar ik ben ervan overtuigd dat landbouw op veel andere vlakken een positieve bijdrage kan leveren aan de maatschappij.

Zoals?
Vaak wordt landbouw enkel als een sector gezien die ons voorziet in onze basisbehoefte: voedsel produceren. Maar ik denk dat landbouw een rol kan spelen in elke schakel van de behoeftepiramide. Neem dit bedrijf waar wij vandaag te gast zijn. Door scholen te ontvangen kan het bijdragen aan de saamhorigheid in de samenleving. Landbouwbedrijven kunnen helpen bouwen aan een sterkere, lokale samenhangendere samenleving.

Ook zelfontplooiing is een belangrijke factor op boerenbedrijven. De boer is meer dan ooit ondernemer die tegelijkertijd bezig is met milieu, techniek en technologie. Daarnaast kunnen landbouwbedrijven iets vertellen over wie we zijn. Zij geven vorm aan een landschap, hetgeen impact heeft op onze identiteit. De zaken die ze produceren met alle standaarden en keurmerken zijn ook een uiting van onze identiteit, van wat wij belangrijk vinden.

Zoals de Green Deal vandaag voorligt, is het economische zelfmoord
Hoe kijkt u in het kader van een strategisch landbouwbeleid naar de Green Deal?
Ik ben op zich een groot voorstander van het verduurzamen van de economie. Grondstoffen in kringloop houden brengt ook een stukje zelfredzaamheid met zich mee. Aanvankelijk was ik ook adviseur bij Frans Timmermans, maar daar ben ik opgestapt uit onvrede met zijn Green Deal. Je kan je eigen producenten alleen maar meer regels opleggen als je tegelijkertijd ook dezelfde regels oplegt aan importproducten. Doe je dat niet, dan ontstaat een ongelijk speelveld en dreigen Europese bedrijven het onderspit te delven en zal landbouw steeds meer wegtrekken. Je ziet hiervan al signalen in Oekraïne waar Zuid-Korea bezig is met landbouwgrond op te kopen om na de oorlog te ontwikkelen. Daarin schuilt voor mij het gevaar van de Green Deal. Zoals die vandaag voorligt, is economische zelfmoord. We lopen het risico om onze voedselsoevereiniteit kwijt te spelen.

Wat moet er dan gebeuren om verduurzaming te realiseren?
Ik ben van mening dat de regels die intern gelden op de Europese markt ook van toepassing moeten zijn op de invoer. Daarnaast zal je aan de consument moeten uitleggen dat hij meer moet betalen voor voedsel. Dat is een moeilijk gesprek, maar essentieel. Als wij nu niet bereid zijn dat te betalen, en onze landbouw hier wegtrekt, gaan onze kinderen in de toekomst een veel hogere prijs betalen.

Hoe bekijkt u de relatie landbouwer-burger?
We zijn in een vicieuze cirkel beland. Door het concentreren van de productie in een aantal grote bedrijven is de afstand met de consument erg groot geworden. Momenten dat kinderen met een landbouwbedrijf in contact komen, zijn schaars geworden. Hierdoor is vervreemding opgetreden waardoor consumenten steeds minder bereid zijn om te betalen voor voedsel. Consumenten halen hun eten in de supermarkt en deze producten zijn erg anoniem, er zit geen verhaal achter.

Een andere factor is dat de impact van ons kleine land op de poortwachters van de detailhandel, de grote supermarkten, kleiner en kleiner wordt. Vroeger hadden we met bedrijven als Colruyt en Delhaize nog een zekere sympathie voor lokale producenten, maar met de opkomst van ketens als Lidl, Aldi en Albert Heijn raakt dit verloren. Deze buitenlandse ketens komen met bevoorradingketens van elders in Europa. Dit werkt nog meer vervreemding in de hand.

Hoe minder consumenten bereid zijn te besteden, hoe meer boeren geforceerd worden om efficiëntiewinst te boeken, wat in de praktijk neerkomt op schaalvergroting. Dit werkt verdere vervreemding in de hand. Er ontstaan steeds grote supermarkten die op Europees niveau voedsel gaan sourcen en bevoorraden. Dit heeft tot gevolg dat steeds meer landbouw hier gaat verdwijnen. De grote fabriekslandbouw gaat in eerste instantie naar Oost-Europa.

Hoe verbreek je die vicieuze cirkel?
Het is belangrijk voor onze producenten om in te breken in de lokale ketens en bij de grote supermarkten in de schappen te belanden. Ook het VILT-onderzoek wijst uit dat mensen best bereid zijn iets extra’s te betalen voor duurzaam en lokaal geproduceerd voedsel, maar dan moet het wel in de schappen liggen.

Ziet u hierin een rol weggelegd voor de korte keten?
Maar in beperkte vorm. De korte keten is geen volwaardige concurrent van de supermarkt waar consumenten allerhande producten tegelijkertijd inkopen. Iemand die na zijn werk boodschappen gaat doen, wil niet nog eens zes kilometer extra rijden om de lokale markt of hoevewinkel te bereiken. De bereidheid om tot bij het product te geraken wordt steeds kleiner, de huidige generatie is gewend in een muisklik haar inkopen te doen.

Wat moet er concreet gebeuren op landbouwgebied?
Essentieel is zeker de bescherming van de landbouwgrond. Er moet een stop komen op het opofferen van landbouwgrond voor andere doelstellingen. Voedsel wordt het goud van de 21ste eeuw. We zien de wereldbevolking snel groeien en die monden moeten gevoed worden. We moeten ons bewust zijn dat onze vruchtbare landbouwgrond een strategische factor is en dat we dat niet mogen opgeven.

Op Europees niveau moeten we naar de voedselbalans kijken zoals onze geopolitieke concurrenten dat ook doen. We moeten niet alleen kijken naar duurzaamheid, maar voedselzekerheid is zeker ook belangrijk. We moeten een stukje voedselautonomie realiseren.

Ten slotte moeten we zeker het gesprek aangaan met de consument. Er moet meer betaald worden voor lokaal geproduceerd, duurzaam voedsel. Als wij onze welvaart en het democratische bestel in onze regio willen behouden, zullen we in de toekomst ook meer lokaal ons geld moeten uitgeven.

In de leerplannen moet je landbouw inkapselen als een belangrijke doelstelling. We leren kinderen op school hoe ze geld moeten verdienen, maar we leren ze niet hoe ze op een goede, ethische manier geld moeten besteden
Waarom? Heeft u hier concrete voorbeelden?
Jongeren klagen bijvoorbeeld dat er in binnensteden niets meer te beleven valt. Maar zij creëren de leegstand in het centrum vaak door hun eigen koopgedrag, door online in te kopen. Mensen vinden het belangrijk om te fietsen of te lopen in een mooi landschap, maar met hun koopgedrag belonen ze niet de mensen die hieraan bijdragen. We willen wel genieten van de bloesems in Haspengouwen, maar we kopen appels uit Nieuw-Zeeland. Dat moet anders. Hierbij kan onderwijs en korte keten mijns inziens ook een rol spelen.

Op welke manier?
School is de bouwplaats van een betere samenleving. Toen ik nog op de schoolbanken zat, gingen we maandelijks wandelen in de buurt van een boerderij of een boerderij bezoeken. Ik kom zelf uit een boerenfamilie. In je leerplannen moet je de landbouw inkapselen als een belangrijke doelstelling. We leren kinderen op school hoe ze geld moeten verdienen, maar we leren ze niet hoe ze op een goede, ethische manier geld moeten besteden.

Ik ben daarnaast een groot voorstander van het stimuleren van korte keten, landbouweducatie of toerisme dat de landbouw dichter bij de jeugd en consument brengt. Alle initiatieven die landbouw op school brengen, of de school bij het landbouwbedrijf, zouden door de overheid gestimuleerd moeten worden.

Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerking tussen Foodlog en VILT.
Dit artikel afdrukken