Michel Haring verbaast zich over het gemak waarmee we de natuur buitenspel hebben gezet. Hij is hoogleraar plantenfysiologie aan de Universiteit van Amsterdam. Met een mix van nostalgie en kritische reflectie, reageert Haring op de verwording van het begrip biodiversiteit van een bron van verwondering tot een politiek instrument.
Vroeger stond het woord biodiversiteit voor iets moois, iets geheimzinnigs. Echt een woord waar ik enthousiast van kon worden. Als student biologie kom je er achter dat de complexiteit van de natuur altijd weer groter is, waarbij soorten met elkaar een relatie hebben die past in de omgeving waarin ze leven. Samen beschrijven ze een ecosysteem: ze zorgen ervoor dat er een balans is en een veerkracht om veranderingen op te vangen. Het leerde me om beter te kijken als ik weer eens door de natuur wandelde. Waarom stond die paddenstoel daar en wat deed de waterschorpioen in de sloot waar ik met mijn kinderen kikkervisjes probeerde te vangen?
Later, tijdens mijn werk als plantengeneticus, ontdekte ik hoe rijk de biodiversiteit van één soort kan zijn. Ik leerde allerlei soorten wilde tomaten kennen die op de flanken van de Andes hun plek gevonden hadden. Daar hadden ze leren omgaan met het weerbarstige klimaat, allerlei ziektes en insecten die graag een groen blaadje lusten. Deze evolutionaire biodiversiteit bleek een rijke inspiratiebron om onze gedomesticeerde kastomaat weerbaarder te maken. Veel van de wilde soorten zijn uitstekend in staat zich te verdedigen met allerlei geurstoffen waar insecten niet tegenop kunnen. Wederom was ik gebiologeerd geraakt door de biodiversiteit die de natuur te bieden heeft.
Waarom is dat nu niet meer zo? Biodiversiteit heeft haar magische glans verloren. Het is verworden tot een politiek argument om mensen bang te maken of om goedbedoeld conservatisme te rechtvaardigen. Biodiversiteit is niet meer van de natuur, maar van beleidsmakers die er ‘ecosysteem services’ aan koppelen om maatregelen te verantwoorden. Om de natuur in geld te kunnen uitdrukken zodat ze mensen kunnen overtuigen dat het de moeite waard is te investeren in de natuur. En vooral om te blijven hangen in hoe het vroeger was en hoe zo snel mogelijk dat ideaalbeeld van de biodiversiteit van tachtig jaar geleden weer hersteld kan worden.
Want zo snel kan het gaan. Met de veelgeprezen Groene Revolutie en het bewierookte plan Mansholt heeft Nederland in één generatie biodiversiteit ingeruild voor efficiëntie en monoculturen. Nergens ter wereld geven koeien zoveel melk, groeien varkens in een record tempo tot karbonaadjes en ontploffen kippen voordat ze goed en wel volgroeid zijn.
Onze grazige weiden zijn een monocultuur van snelgroeiend Engels raaigras, waar zelfs onze nationale vogel de grutto inmiddels op uitgekeken is. Inwoners van Friesland noemen het gekscherend “groen laminaat”, hectaren grasland waar je drie keer per jaar rijk van kunt hooien, als je de juiste chemische ondersteuning gebruikt. Kortom, wij hebben met onze naoorlogse bio-industrie de natuur vakkundig in het verdomhoekje gezet. Daar waren we allemaal bij en we vonden het goed.
Voedselsysteem als verrijking
Nu we zien dat de groei van de mensheid en onze manier van voedselproductie een enorme impact hebben op het klimaat en vervolgens op onze eigen leefomgeving, wordt de biodiversiteit van stal gehaald. Vroeger was alles beter. Voor mij is het woord biodiversiteit niet langer
Het zou wat zijn als het Nederlandse voedselsysteem zelf bij zou gaan dragen aan de verrijking van het landschap en de natuur. Dat we gaan spreken van agro-biodiversiteit als een middel om op en rond onze akkers de natuur te gaan ondersteunen. Niet alleen maar raaigras, mais, suikerbieten en aardappelen, maar meer diverse gewassen zoals bonen, erwten, granen en minder intensieve, kruidenrijke graslanden. Zelfs de brandnetel zou kunnen bijdragen aan een vernieuwing van onze veevoedersysteem. Het is een plant die overal kan groeien en zeer bedreven is in het opslaan van eiwitten. De plantenwereld heeft nog zoveel te bieden en kan ook voor onze voeding nog zoveel betekenen, laten we biodiversiteit ook in die betekenis omarmen!
Dit artikel afdrukken
Later, tijdens mijn werk als plantengeneticus, ontdekte ik hoe rijk de biodiversiteit van één soort kan zijn. Ik leerde allerlei soorten wilde tomaten kennen die op de flanken van de Andes hun plek gevonden hadden. Daar hadden ze leren omgaan met het weerbarstige klimaat, allerlei ziektes en insecten die graag een groen blaadje lusten. Deze evolutionaire biodiversiteit bleek een rijke inspiratiebron om onze gedomesticeerde kastomaat weerbaarder te maken. Veel van de wilde soorten zijn uitstekend in staat zich te verdedigen met allerlei geurstoffen waar insecten niet tegenop kunnen. Wederom was ik gebiologeerd geraakt door de biodiversiteit die de natuur te bieden heeft.
Biodiversiteit is niet meer van de natuur, maar van beleidsmakers die er ‘ecosysteem services’ aan koppelen om maatregelen te verantwoordenNiks natuurlijks
Waarom is dat nu niet meer zo? Biodiversiteit heeft haar magische glans verloren. Het is verworden tot een politiek argument om mensen bang te maken of om goedbedoeld conservatisme te rechtvaardigen. Biodiversiteit is niet meer van de natuur, maar van beleidsmakers die er ‘ecosysteem services’ aan koppelen om maatregelen te verantwoorden. Om de natuur in geld te kunnen uitdrukken zodat ze mensen kunnen overtuigen dat het de moeite waard is te investeren in de natuur. En vooral om te blijven hangen in hoe het vroeger was en hoe zo snel mogelijk dat ideaalbeeld van de biodiversiteit van tachtig jaar geleden weer hersteld kan worden.
Want zo snel kan het gaan. Met de veelgeprezen Groene Revolutie en het bewierookte plan Mansholt heeft Nederland in één generatie biodiversiteit ingeruild voor efficiëntie en monoculturen. Nergens ter wereld geven koeien zoveel melk, groeien varkens in een record tempo tot karbonaadjes en ontploffen kippen voordat ze goed en wel volgroeid zijn.
Onze grazige weiden zijn een monocultuur van snelgroeiend Engels raaigras, waar zelfs onze nationale vogel de grutto inmiddels op uitgekeken is. Inwoners van Friesland noemen het gekscherend “groen laminaat”, hectaren grasland waar je drie keer per jaar rijk van kunt hooien, als je de juiste chemische ondersteuning gebruikt. Kortom, wij hebben met onze naoorlogse bio-industrie de natuur vakkundig in het verdomhoekje gezet. Daar waren we allemaal bij en we vonden het goed.
Voedselsysteem als verrijking
Nu we zien dat de groei van de mensheid en onze manier van voedselproductie een enorme impact hebben op het klimaat en vervolgens op onze eigen leefomgeving, wordt de biodiversiteit van stal gehaald. Vroeger was alles beter. Voor mij is het woord biodiversiteit niet langer
Ga spreken van agro-biodiversiteiteen leuk woord. Het tekort eraan herinnert me aan wat onze samenleving met de natuur gedaan heeft. Dat alles ten bate van onze overvloedige voedselvoorziening.
Het zou wat zijn als het Nederlandse voedselsysteem zelf bij zou gaan dragen aan de verrijking van het landschap en de natuur. Dat we gaan spreken van agro-biodiversiteit als een middel om op en rond onze akkers de natuur te gaan ondersteunen. Niet alleen maar raaigras, mais, suikerbieten en aardappelen, maar meer diverse gewassen zoals bonen, erwten, granen en minder intensieve, kruidenrijke graslanden. Zelfs de brandnetel zou kunnen bijdragen aan een vernieuwing van onze veevoedersysteem. Het is een plant die overal kan groeien en zeer bedreven is in het opslaan van eiwitten. De plantenwereld heeft nog zoveel te bieden en kan ook voor onze voeding nog zoveel betekenen, laten we biodiversiteit ook in die betekenis omarmen!
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de biodiversiteitreeks of het overzicht van de serie Wat is biodiversiteit?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Pecies om de redenen die in dit artikel worden genoemd werkt het woord ecosysteemdiensten bij mij als een rode lap. Iedereen die dat woord gebruikt zou met de blote kont in de brandnetels gezet moeten worden
Nico, je begint een soort Hendrik Kaput te worden....
#2 Willem, ook bij mij rinkelt het met 'ecosysteemdiensten', een toppunt van zgn nutsdenken, waar we in dit geval het ecosysteem voor ons karretje zetten. Nutteloze zaken het liefst weg ermee, zoals die brandnetels?
Met de kont in de bramen dus, blijf je nog dagen dorentjes uitplukken. In combi met brandnetels, vaak groeien die twee nutteloze planten samen.
Dank je wel Frank Eric.
Ook zonder brandnetels krijg ik jeuk van woorden zoals ecosysteemdiensten, en alle andere populaire (alpha) woorden die er te pas en te onpas worden gebruikt.
We moeten van deze turbotaal af en terug gaan naar de basis.
Mijn vijver wordt elk jaar schoongemaakt en degene die dat doet krijgt een uurvergoeding.
Als de samenleving parken, bossen of bufferranden wilt hebben dan moet daar een vergoeding voor komen voor diegene die de dienst verzet.