Twee op de drie Europese mannen stammen af van slechts drie mannen uit de bronstijd. Dat blijkt uit een gedetailleerde analyse van het Y-chromosoom van 338 Europese mannen.
Dat lijkt overigens niet te danken aan de viriele veroveringsdrang van die oorspronkelijke stamvaders, die overal kinderen zouden hebben verwekt. Eerder duidt het er op dat met het verstrijken van generaties andere families - met ander DNA - gaandeweg uitgewist raakten.
De stamvaders zijn nog opvallend 'jong'. Ze leefden zo'n 2.500 tot 2.200 jaar voor Christus, toen er al sprake van landbouw was. De moderne mens is ongeveer 200.000 jaar oud en pas recent, zo'n 10.000 jaar geleden, gaan boeren.
Bevolkingsexplosie of volksverhuizing
Aan het succes van de oervaders lijkt een bevolkingsexplosie of volksverhuizing ten grondslag te liggen. De Leidse hoogleraar evolutiegenetica Peter de Knijff zegt daarover in De Volkskrant: "Het kan duiden op een groepje mensen die iets konden waardoor ze heel succesvol werden. Het correleert in elk geval redelijk met de introductie van wat we de moderne landbouw noemen. [..] Er was altijd discussie of die vernieuwing gepaard ging met nieuwe mensen of dat men het bij elkaar afkeek. Nu zien we dat de genetische invloed van de jager-verzamelaars die oorspronkelijk in Europa woonden goeddeels is weggevaagd."
De drie oervaders werden ieder vernoemd naar een specifieke mutatie. De I1-mutatie komt vanaf zo'n 4.200 jaar geleden op, in Noord-Europa. Vrijwel alle oorspronkelijke Friezen dragen deze mutatie. De R1-mutatie ontstond al iets eerder en vonden de onderzoekers vooral in Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje terug. Deze komt in de variant R1a en R1b voor. De oerfamilies hebben zich, zo blijkt uit de verspreiding van de oergenen, gaandeweg naar het noordwesten van Europa verspreid. Griekenland en Servië kennen de grootste genetische verscheidenheid van mannen, Nederland, Engeland en Scandinavië de kleinste.
Sekse-ongelijkheid
In vrouwen is er geen vergelijkbaar 'familiesignaal' gevonden. Volgens de Knijff is dat 'een teken dat mannelijke afstamming al in de prehistorie de ruggengraat van de maatschappij vormde'. "Dit patroon zien we ook in dorpen in Ghana. De mannen migreren niet veel en halen hun vrouwen van buiten de gemeenschap en geven hun land door van vader op zoon". Net als hun genen in het Y-chromosoom. De ontdekking past bij de hypothese dat met de introductie van de landbouw mannen gingen domineren en de rol van vrouwen minder gelijkwaardig werd.
Het onderzoek verscheen in Nature Communications.
Fotocredits: 'bronzen schat', Archaeological museum Gunzenhausen, Wikimedia
Dit artikel afdrukken
De stamvaders zijn nog opvallend 'jong'. Ze leefden zo'n 2.500 tot 2.200 jaar voor Christus, toen er al sprake van landbouw was. De moderne mens is ongeveer 200.000 jaar oud en pas recent, zo'n 10.000 jaar geleden, gaan boeren.
Bevolkingsexplosie of volksverhuizing
Aan het succes van de oervaders lijkt een bevolkingsexplosie of volksverhuizing ten grondslag te liggen. De Leidse hoogleraar evolutiegenetica Peter de Knijff zegt daarover in De Volkskrant: "Het kan duiden op een groepje mensen die iets konden waardoor ze heel succesvol werden. Het correleert in elk geval redelijk met de introductie van wat we de moderne landbouw noemen. [..] Er was altijd discussie of die vernieuwing gepaard ging met nieuwe mensen of dat men het bij elkaar afkeek. Nu zien we dat de genetische invloed van de jager-verzamelaars die oorspronkelijk in Europa woonden goeddeels is weggevaagd."
De drie oervaders werden ieder vernoemd naar een specifieke mutatie. De I1-mutatie komt vanaf zo'n 4.200 jaar geleden op, in Noord-Europa. Vrijwel alle oorspronkelijke Friezen dragen deze mutatie. De R1-mutatie ontstond al iets eerder en vonden de onderzoekers vooral in Frankrijk, Groot-Brittannië en Spanje terug. Deze komt in de variant R1a en R1b voor. De oerfamilies hebben zich, zo blijkt uit de verspreiding van de oergenen, gaandeweg naar het noordwesten van Europa verspreid. Griekenland en Servië kennen de grootste genetische verscheidenheid van mannen, Nederland, Engeland en Scandinavië de kleinste.
Sekse-ongelijkheid
In vrouwen is er geen vergelijkbaar 'familiesignaal' gevonden. Volgens de Knijff is dat 'een teken dat mannelijke afstamming al in de prehistorie de ruggengraat van de maatschappij vormde'. "Dit patroon zien we ook in dorpen in Ghana. De mannen migreren niet veel en halen hun vrouwen van buiten de gemeenschap en geven hun land door van vader op zoon". Net als hun genen in het Y-chromosoom. De ontdekking past bij de hypothese dat met de introductie van de landbouw mannen gingen domineren en de rol van vrouwen minder gelijkwaardig werd.
Het onderzoek verscheen in Nature Communications.
Fotocredits: 'bronzen schat', Archaeological museum Gunzenhausen, Wikimedia
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Vandaar dat alle blanke mannen er hetzelfde uitzien.
Mijn simpele geest denkt nu dit. Voor voeding van de landbouw (en sociale omgang op vaste plekken) bleek maar een heel beperkt aantal mensen geschikt. Maar die waren zo succesvol dat hun aantal explodeerde en dat ze degenen die gedoemd waren bij het jagersverzamelaarsbestaan te blijven in rastempo van het toneel verdrongen. Wij stammen kennelijk af van die selectieve groep van eerste boerenfamilies, en zijn dus 'fit' voor landbouw-eten, en niet voor het dieet van de uitgestorven neven van rondtrekkende jagers verzamelaars die de mens daarvoor altijd was.
Te kort door de bocht?