“De rol van voeding is moeilijk te interpreteren in relatie tot de status van de gezondheid vanwege de complexiteit ervan.” Die zin staat min of meer terloops in de inleiding van een artikel over de rol van polyfenolen uit planten op de hartgezondheid. In die zin zit een heel universum opgesloten, van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek tot populaire kletskoek over wat ons eten met onze gezondheid doet.

Het lijkt erop dat de kennis dienaangaande steeds verandert, evolueert met betere onderzoeksmethodes, nieuwe inzichten en de toenemende ervaring uit de praktijk. Eerst is zus weer ongezond, dan moet je vooral veel van zo eten: het is een bekende verzuchting. Maar één van de ‘voedingskundige misverstanden’ die The New York Times signaleert is dat ‘fundamenteel voedingsadvies’ over de jaren zou zijn veranderd.

Ongewijzigd
In wezen is dat niet het geval. De allereerste officiële richtlijnen voor gezonde voeding zijn misschien niet allemaal even duidelijk, de basisuitgangspunten over foods to limit zijn ongewijzigd: minderen met verzadigd vet, zout en suiker, en meer eten van gezonde, onbewerkte, plantaardige producten, zoals fruit, groente en volkorenproducten. Aan die voorzorgsmaatregel, samengevat in Michael Pollans woorden “Eat food. Not too much. Mostly plants.”, konden we ons de afgelopen halve eeuw geen buil vallen.

Maar het onderzoek evolueert natuurlijk wel, de inzichten veranderen geleidelijk en de ervaring met voeding ook. Vijftig jaar geleden was er niet zo’n overvloed aan gemaksvoeding, met het bijbehorende surplus aan calorieën en het mogelijke tekort aan noodzakelijke voedingsstoffen. Met de enorme toename van de consumptie van (vloeibare) suiker, kwam er een heel onderzoeksgebied bij, maar de klachten tegen suiker bestonden al.

Insulineresistentie
Om een voorbeeld te geven van de specialisatie daarin: een onderzoeksgroep van de Maastrichtse hoogleraar Ellen Blaak en onderzoeker Inez Trouwborst stelde vast dat mensen met insulineresistentie (het afgenomen vermogen om glucose te verwerken) in verschillende types weefsel (ic. spierweefsel en de lever) anders op gelijke diëten reageren. In het veld van de personalised of precision nutrition voegde dit nieuwe inzicht zich bij een opkomende tak van onderzoek waar veel van te verwachten is.

Een ander recent voorbeeld is de fascinerende overzichtsstudie van Utrechtse farmacologen, onder leiding van Saskia Braber, die de overeenkomsten onderzochten in werking (het aangrijpen op receptoren op de cel) van bepaalde geneesmiddelen en bepaalde voedingsstoffen. Dichter op de moleculaire, mechanische werking van voeding kan je niet komen.

Observationeel en epidemiologisch onderzoek kan het gewenste causale verband niet leggen en als er al een effect gevonden wordt, zoals dat van rood vlees op darmkanker, dan is het zeer gering en verdedigbaar verwaarloosbaar
Eufemisme
Ogenschijnlijk tegengesteld daaraan rees de afgelopen jaren het besef dat de reductionistische benadering van voeding, het ‘stofjesdenken’ dat erop gericht was de biochemische werking van geïsoleerde nutriënten te achterhalen, niet werkt in de dagelijkse context waarin iedereen immers van alles door elkaar eet. De voedingsstoffen werken synergetisch samen (in concert heet dat zo mooi) in wat de ‘voedselmatrix’ is gaat heten. Is die voedselmatrix een holistisch eufemisme voor ‘onontwarbare boel’? Een ontmoediging om niet verder te zoeken? ‘Wie iets vindt, heeft slecht gezocht’, schreef de dichter Rutger Kopland, de dichter ook van Jonge sla. (Hij kreeg naast lof wel ook kritiek op zijn ‘paradoxale diepzinnigheid’.)

De poëzie en het holisme terzijde, hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk zijn het toch de aan- of afwezigheid van bepaalde stoffen in de voeding die effect op de gezondheid sorteren. En het is helemaal niet gemakkelijk gebleken om gezondheidsverschijnselen te koppelen aan specifieke stoffen of nutriënten. Observationeel en epidemiologisch onderzoek kan het gewenste causale verband niet leggen en als er al een effect gevonden wordt, zoals dat van rood vlees op darmkanker, dan is het zeer gering en verdedigbaar verwaarloosbaar.

Sterftecijfer
Geregeld worden er onderzoeksresultaten gepubliceerd die dan misschien geen harde causale conclusies rechtvaardigen, maar die wel een plausibel verband aantonen. Een onderzoeksgroep van het Londense King’s College verdiepte zich in de vermeende positieve werking van fruit en groente op de hartgezondheid. Ze haken onder meer aan bij de Global Burden of Disease-studie: “Uit deze wereldwijde studie blijkt dat de belangrijkste factoren die in verband werden gebracht met het wereldwijde sterftecijfer een lage consumptie zijn van volkoren granen, noten en zaden, fruit, groenten, omega-3 vetzuren en een hoge consumptie van natrium [uit zout].”

Diëten en eetpatronen die veel plantaardige producten bevatten komen uit allerlei onderzoek naar voren vanwege hun beschermende werking op het ontstaan van hart- en vaatziekten, diabetes type 2, obesitas, dyslipidemie en sommige kankers. Recent rangschikte de American Heart Association (AHA) de tien meest beoefende diëten naar hun effect op hartgezondheid. Het mediterrane, het vegetarische, het pescotarische en in het bijzonder het DASH-dieet (bedacht om de bloeddruk te verlagen) kwamen als beste uit de bus, keto en paleo als slechtste.

Enquêtes

Dat voordeel zit vooral in de hoeveelheid hoogwaardige, ‘volle’ plantaardige (dus ook koolhydraatrijke) producten. De vele fytochemicaliën in die voeding zijn complexe biochemische verbindingen die planten aanmaken, gestuurd door de genen, onder invloed van enzymen. Die productiepaden in de plant zijn minstens zo complex als die in dierlijke organismen, die als geheel wel een stuk ingewikkelder in elkaar zitten natuurlijk. Maar als je probeert te begrijpen hoe die organische synthese ontstaan is, en elke grasspriet zo veel van die grote en diverse moleculen kan maken, word je op zijn minst duizelig.

De Londense onderzoekers stelden een onderzoeksmethode op waarmee het gehalte aan polyfenolen in de voeding van een groot aantal proefpersonen afgezet kan worden tegen het voorkomen van hart- en vaatziekten. Die 525 proefpersonen namen deel aan negen verschillende onderzoeken van het King’s College. Ze werden in uitgebreide enquêtes ondervraagd naar hun voeding.

De uitkomsten van dergelijke, op het notoir onbetrouwbare menselijke geheugen gebaseerde vragenlijsten (food frequency questionnaires genaamd) worden altijd met argwaan bekeken door critici, maar de onderzoekers hebben er alles aan gedaan om betrouwbare datasets te genereren. Daarnaast werd een databestand aangelegd van de gehaltes aan polyfenolen in veel voorkomende voedingsmiddelen.

‘Polyfenolen, kunt u mij daar het adres van geven?’

Carbol
Om een andere literator, Gerard Reve, te parafraseren: ‘Polyfenolen, kunt u mij daar het adres van geven?’ Polyfenolen is de verzamelnaam van een omvangrijke groep plantaardige metabolieten met meerdere fenolgroepen, dat de formule C6H6O heeft en als vorm een benzeenring met een OH-groep. Dat maakt het een zwak zuur en een aromatische koolwaterstof, ook bekend als hydroxybenzeen of het ouderwetse carbol.

Fenol is een zeer veelzijdige bouwsteen voor alle mogelijke chemische preparaten in fabricagetoepassingen en in de plantaardige biosynthese levert het in grootte verschillende moleculen op met verschillende ruimtelijke structuren, chemische eigenschappen en functies. Er zijn er om en nabij 8000 geïdentificeerd, maar vele nog niet. De polymere en isomere vormmogelijkheden zijn eindeloos.

Polyfenolen worden opgedeeld in drie hoofdgroepen, tanninen, ligninen en flavonoïden. Daarin zijn met enige taalkundige fantasie woorden voor kleur, hout en smaak te herkennen. Bekende polyfenolen zijn resveratrol, catechine, curcumine en cafeïne. De lijst is eindeloos, de onderverdelingen naar functie en vorm nogal onoverzichtelijk. Zo zijn er anthocyanen en anthocyanidinen, flavanolen, flavonen, isoflavonen, flavonolen, flavanonen en flavanonolen. Ze zitten in druiven, bessen, thee, bier, wijn, olijfolie, koffie, cacao, noten, pinda’s, zaden, granen en alle soorten vruchten en groenten. In elk product weer andere.

Schillen
Polyfenolen zitten opvallend veel in de schillen van vruchten en jonge plantjes, en dat heeft een reden. Een van de functies van polyfenolen, met name van de bittere, is te dienen als afweermiddel tegen dieren die de (immers immobiele) plant moeten beschermen. Het zijn lichte gifstoffen, maar die hebben in de humane voeding meerdere gunstige effecten. Polyfenolen werken als antioxidanten en ruimen de cellen op na oxidatieve stress; ze hebben een anti-inflammatoire werking, want ze remmen de milde permanente ontsteking van weefsels; ze werken soms antimicrobieel; ze remmen de opname van (vet)stoffen in de darmen; ze helpen bij de glucosehuishouding enzovoort.

Waar het op neerkomt is dat polyfenolen, maar ook andere plantaardige metabolieten, cellen gezond houden, en daarmee organen en weefsels. Belangrijk biologisch probleem hierbij is dat niet alle polyfenolen die meekomen uit de voeding goed opgenomen worden in de stofwisseling. Van sommige, zoals de sterk anti-inflammatoire quercetine, resveratrol en curcumine, is maar één of twee procent uiteindelijk werkzaam. Maagzuur, spijsverteringsenzymen en darmbacteriën eisen een fors deel op. De bioavailability, de biologische beschikbaarheid, wordt vaak ook nog eens beperkt door de aanwezigheid van andere stoffen, antinutriënten of gewoon aanwezige enzymen.

Bescherming
Dat laatste is een lastige kwestie in het onderzoek. Er is een groot verschil in de uitkomsten van experimenten in vitro, in het lab met substraten en losse stofjes, of in levende wezens, meestal knaagdieren. Dit verklaart de verwarring over de werkzaamheid van stoffen waar in principe veel van verwacht kan worden. Supplementen met hoge doses en listige verpakkingstechnieken om de stof ter plaatse in het lichaam te krijgen moeten dat probleem omzeilen.

Het Londense onderzoek geeft geen opheldering over het moleculaire mechanisme dat de hartgezondheid bevordert. Wel legt het een relatie tussen een eetpatroon met veel plantaardige producten, die rijk zijn aan polyfenolen, en de bescherming van het hart. In een tijd waarin meer en meer mensen aangewezen zijn op goedkope, geraffineerde kant-en-klaar producten, en hart- en vaatziekten in de top drie staan van dodelijkste kwalen, is dat een advies om ter harte te nemen.
Dit artikel afdrukken