In het licht van de recente kritiek op de Nederlandse tuinbouwsector door Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, en Richard van Zwol, voormalig voorzitter van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen, nam Sjoukje Heimovaara, voorzitter van Wageningen Universiteit & Research, het op voor deze sector. Al eerder deed Adri Bom, voorzitter van Glastuinbouw Nederland een tweetal ongelukkige pogingen. In de Volkskrant verdedigde ze kassen voor bloemen omdat er in oorlogstijd groente in verbouwd kan worden; aangezien meer dan 90% van de productie van alleen al de groenteteelt wordt geëxporteerd, wekte het argument op de lachspieren. Later zei ze in het Financieele Dagblad dat 'cowboys' die hun bedrijf verhuren verantwoordelijk zouden zijn voor de inhuur van goedkope Oost-Europese arbeid - een uitspraak die op een niet ruiterlijke erkenning van een wel degelijk breder probleem neerkwam. Uitkopen en verder, dat zou de problemen oplossen.

Omzet groter dan ASML
Volgens WUR-voorzitter Heimovaara is het Nederlandse tuinbouwcluster een economische parel met een exportwaarde die vergelijkbaar is met die van technologiegigant ASML, het bedrijf waar Nederland alles voor doet en waar Eindhoven de nodige financiële support voor krijgt om het te laten groeien in ons land. In 2021 realiseerde de tuinbouwketen een uitvoerwaarde van €27,6 miljard, meer dan met ASML dat in 2022 bleef steken op €25,5 miljard.

De tuinbouw investeert jaarlijks ongeveer €1 miljard in onderzoek en ontwikkeling. Dat wijst volgens Heimovaara op een hoge mate van innovatie en toewijding aan vooruitgang, vergelijkbaar met andere hightechsectoren. Het is bovendien een bedrag waar haar universiteit een significant deel van verspijkert.

Voor Heimovaara speelt de tuinbouw een cruciale rol bij het aanpakken van wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering, efficiënt watergebruik en voedselveiligheid. De Nederlandse sector wordt geprezen om zijn geavanceerde technieken die essentieel zijn voor de toekomstige voedselproductie. Klaas Knot en Richard van Zwol zien het anders. Zij denken dat de verhouding tussen kosten en baten van de glastuinbouwsector ongunstig is. Er gaat te veel laaggeschoolde arbeid in die druk zet op het land en hier maar weinig kan besteden. Volgens Van Zwol kan een deel van onze tuinbouwactiviteiten beter verplaatst worden naar de kop van Afrika of Georgië. Daar dragen ze bij aan de werkgelegenheid en economie. En eenmaal daar gevestigd kunnen ze de arbeidsmigratie naar Nederland verminderen.

Cluster
Heimovaara weerlegt deze punten door de unieke innovatiekracht van de tuinbouw in Nederland als cluster te benadrukken. Niet voor niets nam Harvard Business School-professor Michael Porter onze tuinbouw als voorbeeld van een cluster - net als dat rondom Eindhoven en ASML - waarin een web van bedrijven als elkaars toeleveranciers en kennispartners voor permanente innovatie zorgen. Het reduceren van de sector of het verplaatsen van activiteiten naar andere regio's brengt die kracht in gevaar. Dat zien Knot en Van Zwol niet. En dat leidde tot introspectie in de glastuinbouw, die zich inmiddels afvraagt of er nog wel een toekomst in Nederland is voor groenten uit kassen.

Klontering door grote handelshuizen van tuinders die uit concurrentieoverwegingen kennis alleen in hun eigen circuit delen, hindert wat over is van het cluster. Vermoedelijk is dat een groot verschil met het hightech cluster rond Eindhoven
Toch klinkt ook het pleidooi van Heimovaara onbeholpen. Ze vraagt om perspectief voor de tuinbouw dat van de regering moet komen. Als Nederland zo'n sterk cluster is, waar is dan het plan voor het perspectief van dat cluster zelf? Die vraag hoor ik in de wandelgangen van de tuinbouw al ruim 10 jaar gesteld worden. Na het gesprek van Heimovaara met De Telegraaf ligt'ie op straat.

Data- en kennistechnologie
Een dikke maand geleden begon de tuinbouw aan een antwoord op die vraag in Gorinchem. Maren Schoormans deed er op Foodlog verslag van en constateerde dat het cluster de belangrijke slag om de toepassing van data- en kennistechnologie dreigt te missen door gebrek aan kennisdeling in de sector als geheel. Die is het gevolg van klontering door grote handelshuizen van tuinders die uit concurrentieoverwegingen kennis alleen in hun eigen circuit delen. Ze moeten opnieuw leren de kennis die vroeger vloeide en zich daardoor ontwikkelde tussen een veelheid van partijen weer pre-competitief te delen. Vermoedelijk is dat een groot verschil met de innovatiekracht van het hightech cluster rond Eindhoven, ondanks de aanwezigheid daar van een dominante speler (ASML).

Dat is geen 'dingetje' van de laatste tijd, maar heeft zich over een langere periode opgebouwd. Logisch misschien dus dat de tuinbouw niet meer tot de verbeelding spreekt en vooral negatief opvalt. Dat corrigeren is een taak die boven de kracht van de overheid, onderzoekers en onderwijs uitgaat. Het is een organisatievraagstuk en het geven van een slinger om de boel weer aan de praat te krijgen, zal vooral van ondernemers moeten komen.

Verrassend genoeg werd het gesprek in Gorinchem vooral gevoerd door de toeleverende partijen en maar mondjesmaat door de tuinders zelf. Vooral het cluster rond de tuinders lijkt bereid terug te keren naar nieuwe Porter-tijden. Logisch wellicht, want zij beschikken over de meest diverse kennis waar de tuinbouw mee kan innoveren, maar de patiënt zelf moet wel mee willen bewegen. Dat gebeurt alleen als hij zijn kansen ziet en er zelf voor gaat.
Dit artikel afdrukken