Met haar relaas over stadslandbouw schurkt Shulmann aan tegen Carolyn Steel's Hungry City en haar utopische sitopia, de moderne stad die weer helemaal om voedselvoorziening is georganiseerd. Shulmann is echter verbaasd te ontdekken dat stadslandbouw dieper gaat dan de hippe trendsetters die zij 'hipstervores' noemt. Ze had verwacht aan de rand van de stad terecht te komen, maar ze kwam erachter dat de mensen die voedsel produceren zowel letterlijk als figuurlijk nu al midden in de stad zitten.
Voedselproducenten staan niet op zichzelf, maar hebben de grootste netwerken en spelen een belangrijke rol in de stadscultuur. Shulmann zegt in een interview in Grist: 'De 'hipstervores' zijn enthousiast; zij verspreiden de boodschap. Belangrijker is dat we erkennen dat zij maar een van de vele groepen zijn. Ik heb met allerlei mensen gesproken die nog maar net in aanraking zijn gekomen met het idee van stadslandbouw of andere manieren om voedsel te produceren in steden. Ik heb met mensen uit de laagste inkomensgroepen gesproken die maar net rond kunnen komen en die echt beter voedsel voor hun kinderen willen produceren dan ze kunnen betalen of krijgen in supermarkten. En dan zijn er ook nog de immigranten die voedsel telen zoals ze dat ook elders gewend waren. Er zijn ook ouderen die niet beter weten dan hun eigen voedsel maken omdat ze dat al hun hele leven doen. De hipstervores zijn gewoon de meest zichtbare groep, that's all.'
De grootste winst van stadslandbouw blijkt te zitten in het feit dat het produceren van voedsel daadwerkelijk bijdraagt aan het bouwen van een cultuur, van een stadsgemeenschap. Shulmann: 'Ik denk dat mensen het nodig hebben ontwikkeling op menselijke schaal en echte impact op de wereld om hen heen te ervaren. Stadslandbouw doet dat en brengt ons samen op een manier die door bijna niets anders geëvenaard wordt. Mensen die echt betrokken zijn bij het produceren van iets wat waardevol voor ze is - zoals voedsel - zullen doorgaan met daaraan tijd te besteden, seizoenenlang, jarenlang, en relaties met elkaar aangaan die lastig te kwantificeren zijn. De samenhang van een buurt kan er echt door veranderen.'
In New York ontstond in de jaren '60 letterlijk ruimte doordat in de wijk Harlem grote branden gaten sloegen. In andere grote Amerikaanse steden komt als gevolg van de crisis land vrij. Shulmann noemt Detroit en Buffalo als voorbeelden. Maar ze wijst ook op de relatie tussen de economische ontwikkeling en het beschikbaar zijn van terreinen: 'Steeds als er een economische teruggang is, gebruiken mensen de ruimte waar andere gebouwen stonden om voedsel te produceren voor de mensen met honger. Dat zou zeker ook in New York weer kunnen gebeuren.'
Dan kan de vooruitstrevende aanpak van de hipstervores weer goed van pas komen: voor je gezond, smakelijk en 'organic' voedsel kunt maken moet je wel eerst de PCB's en zware metalen in de grond van de braakliggende terreinen te lijf. Lichtpuntje: de bijen in New York doen het opvallend veel beter dan hun landelijke soortgenoten - in de stadsomgeving komen minder pesticiden voor.
Fotocredits: Your Secret Admiral
Op 5 januari krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Erg interessant artikel. Wie zich uit geschiedenislessen nog iets herinnert over de Victory Gardens in WW2, weet dat stadslandbouw (of -tuinbouw) natuurlijk alles behalve een nieuw verschijnsel is. Wat misschien nieuw is, is dat het nu groepen aanspreekt die geen economisch belang, maar andere motieven hebben, bijv. als "locavores" of "ecovores". Een andere interessante ontwikkeling is de opkomst van de stadstuinbouw, waarbij kassen bovenop gebouwen geplaatst worden, zowel van woningen als van kantoren.
Naast de bijdrage aan gemeenschapszin (altijd welkom in grote steden), is stadslandbouw en -tuinbouw ook efficient gebruik van voor de teelt van eetbare gewassen beschikbaar oppervlakte. Misschien is dat een even noodzakelijke als onvermijdelijke ontwikkeling, gezien het tempo van verstedelijking en de verwachte groei van de wereldbevolking?
De columniste in China van mijn krant meldt, dat zelf groenten kweken in Peking heel hip en noodzakelijk is, wegens de gifresiduen op verkochte groenten.
Erg leuk dat deze journalist de verschillende 'types' stadsboeren heeft gedocumenteerd in een boek. Dat gebeurt in Nederland veel fragmentarischer.
Wel jammer dat die ongelukkige en ongeinformeerde uitspraak van Vincent Kuypers over vervuiling zo rond blijft zingen (met dank aan verwijzingen als hierboven) terwijl de daadwerkelijke expert op dit gebied (en collega van Kuypers bij Alterra) hier veel zinniger en genuanceerder dingen over te zeggen heeft. Zie hier
Mijn buurman op het volkstuincomplex (in Den Haag) heeft 6 kinderen en sleept het ene krat na het andere vol slakroppen mee naar huis. Ook bij hem is het meer dan hobby. Ga zulke hoeveelheden sla maar eens kopen bij de Appie...
De bijen doen het ook in Nederland beter in de stad en het dorp dan op het platteland, de reden hiervoor is mijns inziens niet zozeer het gebrek aan pesticiden aldaar, maar de grotere rijkdom aan dracht; planten en bloemen met stuifmeel en nectar verspreid over het seizoen. De tuinen van de stadsbewoner bieden een enorm scala aan voor de bij nuttige planten. Het platteland is dankzij de monocultuur geen interessant foerageergebied voor de bij. Dat zal zelfs in een stad als New York ten opzichte van de gecultiveerde landelijke omgeving het geval zijn.