In Trouw verscheen gisteren een negatieve opinie over stadstuin- en landbouw van Karin Vaneker. In onze vervuilde en verstedelijkte leefomgeving kun je maar beter geen groenten telen om op te eten, is haar conclusie. Een en ander geheel in lijn met de vele berichten die daarover recent uit België kwamen.

In Spiegel Online ziet Constantin Wißmann dat anders. In een breed overzichtsartikel komt de hele historie van stadstuinbouw aan de orde, van de jaren 70-'zaadbommen' in New York tot de nieuwste initiatieven in Dessau-Roßlau waar bewoners gratis een stukje anders toch maar braakliggende grond mogen gebruiken. Via de vele sociale, architectonische, high-tech, stedenbouwkundige, ideologische, innovatieve, klein- en grootschalige ontdekkingsreizen naar manieren om de stad zichzelf gezond en betaalbaar te laten voeden Met een toekomst waarin 70% van de mensheid in steden zal wonen, is stadslandbouw onontbeerlijk. En die vervuiling dan? Die los je gewoon op, zegt Wißmann. Stadslandbouw is de opvolger van tuinbouw. Die moet je niet allemaal in het Westland, Almeria of Marokko willen doen. Als je daar blijft telen voor heel Europa moet je namelijk een boel moeite doen om het onderweg niet te laten verleppen. Het kan immers veel makkelijker. Je kunt al die sla, tomaten en paprika's veel beter dicht bij de steden telen. Dat ziet er leuk uit. Daarom krijgen mensen er wat mee en willen ze er nog voor betalen ook. En de minder bedeelden? Die kun je een stukje-doe-het-zelf geven. Daar zouden ze zelfs de rijken mee kunnen bedienen.
Dit artikel afdrukken