“Nieuwe technologie zal bestaande handelingen vervangen. Denk aan robots die tomaten plukken en drones die motten vangen in de kas. Of knuffelrobots, die kippen bezighouden”, begint Schmeitz als ik hem vraag waar ik aan moet denken bij technologie in de agrarische sector. “Nieuwe techniek geeft ook nieuwe mogelijkheden, dingen die we nu nog niet doen. Denk aan vertical farming, strokenteelt voor akkerbouwers en individuele plant- en dierbehandeling.”

Technologie hoeft niet altijd mensen te vervangen, benadrukt Schmeitz, het kan hen ook ondersteunen. “Vision technology bijvoorbeeld geeft de teler inzicht in waar hij moet gaan kijken om iets uit te voeren. Maar als hij wil, kan de teler het vertrouwen ook helemaal overgeven aan het systeem, waarbij de teler instellingen en randvoorwaarden aangeeft. Dat vraagt andere capaciteiten van een agrariër. Hij moet niet alleen begrijpen hoe het systeem werkt, maar het ook gaan vertrouwen.”

Volgens Schmeitz is technologie nodig om de branche en bedrijven draaiende te houden. “We moeten ons realiseren dat bedrijven groter worden en dat we minder vakmensen hebben. De agrarische ondernemer van de toekomst ziet er anders uit dan nu.” Nuancerend vervolgt hij: “Maar eigenlijk is dit niet anders dan de revolutie die we hebben meegemaakt toen de pc op het bureau kwam.”

High tech telen is het meest duurzame, maar mensen denken dat dat slechter is. Het staat haaks op wat de consument wil
Technologie omarmen
Schmeitz is positief over wat technologie kan betekenen voor de land- en tuinbouw. Helaas is niet iedereen dat. De grootste uitdaging ligt volgens hem op het sociaal-emotionele vlak. “We kunnen alles in het primaire productieproces meten, overal hebben we data van. Er kunnen zelfs sensoren in planten. Dat betekent dat we daar allemaal iets van kunnen vinden.” Daar zit de belangrijkste uitdaging denkt Schmeitz. “Als we als mens inzicht krijgen in de hele keten, wat vinden we daar dan van? High tech telen is het meest duurzame, maar mensen denken dat dat slechter is. Het staat haaks op wat de consument wil; een romantisch beeld met bloemetjes en bijtjes.”

Schmeitz noemt als voorbeeld de groter geworden spuitmachines van telers. “Daarmee kunnen ze preciezer spuiten en waait er minder weg. Maar wat denkt de consument? Grotere machines, dus meer gif. Hetzelfde geldt voor teeltondersteunende maatregelen. Fruittelers zetten bomen onder kappen, wat heel goed is voor minder chemie. Die consument zegt ‘wat is dat daar voor Indianentent? We gaan niet fietsen in de Betuwe om alleen maar indianententen te zien’.” Perceptie en werkelijkheid moeten bij elkaar gebracht worden, vindt Schmeitz. “Hoe? Wist ik het maar. Laten we technologie accepteren, omarmen. Kijk naar China, daar wil iedereen fabrieksarbeider zijn, want dat heeft een hogere sociale status dan werken op het land.”

Gewassen aanpassen aan technologie
“Technologie staat trouwens niet op zichzelf. Als je plukrobots wilt toepassen in boomgaarden, dan moeten we naar een andere, smalle boom toe waar mogelijk minder appels op komen. De boom zit nu die robot in de weg. Een plukrobot kan dichter bij een smalle boom komen. Bovendien kan je de driftreductie [het uitwaaien van pesticiden, red.] nog dramatischer terugbrengen. Maar van zo’n smalle boom zegt een teler sociaal-emotioneel: ‘dat is toch geen boom, mijn opa zou me wegsturen van het bedrijf.’ Het idee heerst dat een grote boom een goede boom is.”

Het is aan de sociale omgeving om een technologisch verdienmodel mogelijk te maken
Maak het mogelijk
Naast de sociaal-emotionele uitdagingen, ziet Schmeitz nog een aantal andere randvoorwaarden die op dit moment roet in het eten gooien: niet-deelbare data en wet- en regelgeving. “We hebben op dit moment last van de wet van de remmende voorsprong. In de Nederlandse landbouw zijn we best ver ontwikkeld. Alleen verschillende coderingen sluiten nu niet op elkaar aan. Het moet mogelijk zijn om data deelbaar te maken over verschillende systemen heen.” Op die manier kunnen bijvoorbeeld retailers meer inzicht krijgen in de producten die zij kopen.

“Op dit moment staat in de toelating dat je maar een keer mag spuiten met een bepaald middel, maar het zou best efficiënter en milieuvriendelijker kunnen zijn om twee keer pleksgewijs te spuiten. Alleen ben je in overtreding als je dat doet.” In de kas geldt hetzelfde, vindt Schmeitz: “Als een teler in een hoekje van de kas heeft gespoten, moet heel die kas aanmerkt worden als bespoten. Waarom zou hij dan een precisiespuit kopen als hij daarvan geen voordeel krijgt?”

“Ik denk dus niet dat het alleen de marges zijn die een probleem vormen om te innoveren. Het is aan de sociale omgeving om een technologisch verdienmodel mogelijk te maken. Dat supermarkten en overheid zeggen, flexgewijs spuiten vind ik goed. Met behulp van een precisiespuit en plukrobot – zodra deze er is – kun je immers precies aangeven welke tomaten bespoten zijn en welke niet.”

Op donderdag 27 februari 2020 organiseert Foodlog de derde editie van het congres Landbouw zonder Chemie – Hoe dan? in Berkel en Rodenrijs. Harrij Schmeitz spreekt over de kansen die digitalisering van de voedselketen de teler van 'gewoon tomaten', dito appels en varkens biedt. Digitalisering kan gewone grondstoffen bijzonder maken of van een gewilde garantie voorzien. Daar moet iedereen in de keten iets voor willen en doen. Agrariërs en tuinders profiteren van €100 korting op dit congres.
Banner LZCH20
Dit artikel afdrukken