Naar aanleiding van de opschudding die het korte artikel veroorzaakte, niet in de laatste plaats bij Oatly, besloot ik mijn gedachten over plantaardige voeding en eiwitten aan het papier toe te vertrouwen en de lezers van Foodlog voor te zetten. Die gedachten beperken zich om twee redenen niet tot Nederland:

  • Twee elementen zijn cruciaal voor de eiwitproductie, stikstof en fosfaat1 , de elementen die op veel plaatsen in de wereld de groei van gewassen beperken, en daarmee de voedselvoorziening van mens en dier, terwijl we er in Nederland meer last dan gemak van hebben.

  • De pretentie van Nederland dat we hier beter dan waar dan ook melk en vlees voor de wereldmarkt produceren.

De eerste reden maakt het mogelijk vraagtekens te zetten bij die pretentie, bij de tweede reden.

Mijn tekst mondde uit in wat meer woorden dan het gebruikelijke format van een artikel. Daarom heb ik die in overleg met de redactie in drie delen geknipt. Het eerste zet de probleemstelling uiteen. Daarin komt kort de uitzonderlijke positie van Nederland weergegeven met zijn overdaad aan meststoffen aan de orde. Ter inleiding van het vraagstuk zet het eerste deel Nederland tegenover een gebied waar een beperkte natuurlijke beschikbaarheden van stikstof en fosfaat de dienst uitmaken. Het maakt duidelijk hoe mensen wereldwijd hun honger naar eiwitten proberen te stillen en waarom het havermelk-artikel van Foodlog zo relevant is omdat exclusief kiezen voor plantaardige eiwitten serieuze complicaties kent. Vanuit die complicatie, valt de probleemstelling beter te begrijpen.

In deel 1 ga ik op zoek naar antwoorden door een analytische vergelijking van vier sterk verschillende eiwitproductie- en eiwitconsumptiesystemen, als onderdeel van de voedselvoorziening:

  1. De huidige Nederlandse situatie van overvloed, en

  2. die van de Sahellanden, als voorbeeld bij uitstek van een gebied met een van nature lage productiviteit van gewassen en vee, waar kunstmest om bodemarmoede te corrigeren nog nauwelijks wordt gebruikt.

  3. De situatie die zou ontstaan wanneer we er voor kiezen alleen plantaardig eiwit te eten, terwijl we daarbij kunstmestgebruik zouden afwijzen.

  4. Tenslotte een poging in de toekomst te kijken; eiwitconsumptie op basis van vleesvervangers, van micro-organismen als bacteriën, schimmels en algen, en/of van kweekvlees, als alternatieven voor het houden van vee.

Mijn analyse focust zich op de doorgaans meest beperkende productiefactoren, te weten stikstof, fosfaat, land en/of energie en kapitaal.

Naast voedselzekerheid als zodanig krijgt de duurzaamheid ervan aandacht. Een en ander met als doel het zetten van een rem op koolstofuitstoot om die oorzaak van klimaatverandering tegen te gaan en met als insteek het belang van de primaire producent, de boer. Als maat van succes wat remmen van klimaatverandering betreft, gebruik ik de relatieve grootte van de in organischestof vastgelegde koolstof.

Deel 2 presenteert de conclusies van deel 1. De delen 3 en 4 zullen daarvan een afgeleide zijn: een droom over de landbouw van de toekomst die het mogelijk zou moeten maken om een wereldbevolking van 10 miljard mensen adequaat te voeden.

Vrijdag a.s. volgt deel 1 van de Oatly-eiwitpapers van Henk Breman: waarom is een strikt vegan landbouw problematisch?

Noot
1. Het zou misschien logischer zijn om naast stikstof van fosfor te spreken, maar dat element komt in de bodem en in kunstmest voor in de vorm van diverse fosfaten.
Dit artikel afdrukken