image

Mensen schijnen behoefte te hebben aan eenvoudige zekerheden. Zo willen we graag dat we een dieet vanuit één simpele factor kunnen begrijpen en toepassen. Neem bijv. calorieën. Veel is fout, weinig is goed. Onzin natuurlijk: het gehele patroon van calorie-inname gedurende een dag is van betekenis.

We willen niets liever dan dit soort versimpelde oplossingen. Ik help je graag uit de droom. Het is nl. veel spannender dan de meeste mensen zich voorstellen. Een beetje wiskunde mag wel. Laten we eens even logisch nadenken en wat rekenen.

Het totaal aantal ingenomen calorieën per dag is gelijk aan het product van (alles doorvermenigvuldigen) de volgende factoren:
1. Energiedichtheid (calorieën per gram of per ml voedsel)
2. Grootte van de hap/slok (gram of ml per hap of slok)
3. Eetsnelheid (aantal happen per minuut)
4. Maaltijdlengte (aantal minuten per maaltijd)
5. Maaltijdpatroon (aantal maaltijden per dag)

(NB: dit schema is een simplificatie, maar daarover later meer)

Er wordt op weblogs al snel over producten gesproken (bijv appelchips, en dan bijv. over energiedichtheid (factor 1)). Op dit blog ging het recent over bijv. verzadigingsgerelateerde eigenschappen: vezels, glycemische index, loze calorieën enz.

Die verzadiging is inderdaad al veel interessanter: eten is geen product maar een effect op ons lichaam.

Verzadiging is dat wat ons laat voelen dat we ‘genoeg’ hebben gehad en ons vanzelf laat stoppen met eten: de ‘zin in’ verdwijnt (factor 4).

De dooreet- en doordrinkbaarheid hangt weer af van een andere factor: smaakprofielen. Dat is zoiets als ‘mondgevoel’: hoe een product in je mond aanvoelt. Zo is bijvoorbeeld ’dun’ niet veel en krijg je dus van waterige vruchtensappen – die nou juist erg in zijn – makkelijk meer calorieën binnen dan van een half glas mangopulp.
Het gevoel, de ‘sensorische verzadiging’, beïnvloedt dus factoren 4, 3 en zelfs 2, en werkt al tijdens de maaltijd.

Naast die gevoelsmatige verzadiging spelen fysiologische en sociale verzadiging een belangrijke rol. Om met het laatste te beginnen: lang aan tafel zitten met tussenpauzen maakt dat je minder eet maar op een goed moment wel ‘klaar’ bent’. Fysiologische verzadiging zit in de functie van onze organen (o.a. de lever en allerhande hormoonklieren); in goede conditie zullen ze je een ‘stop-genoeg’ - signaal geven. Anders niet (helaas is dat te vaak het geval)

Mensen zijn geen willoze machines wier gedrag alleen door de stimuli, de omgeving en interne (gemoeds)toestanden wordt bepaald. Ofschoon ik best wil geloven dat onze wil vaak achter de feiten aanloopt , (het vlees is tenslotte sterker dan de wil), ligt een - kleine!- sleutel voor gezond (gelukkigmakend?) gedrag toch bij de wil en de discipline om jezelf andere producten voor te zetten, andere happen te nemen, andere maaltijden te plegen, en ‘nee, dank je’ durven zeggen.

De magische oplossing?

Op bovenstaand schema kun je de effecten van dagelijkse factoren loslaten. Neem bijv. de portiegrootte die verschillende factoren (2, 3, en 4) beinvloedt. Net zoals de variatie en volgorde binnen een maaltijd (veel gangen, sla vooraf zoals in Zuid-Europese landen), de complexiteit van smaken. En ga zomaar door. Eten is magisch. En gewoon uit te rekenen. Met andere woorden: je kunt alles eten, als je maar weet in welke hoeveelheden, volgordes, intervallen en combinaties.

Zou je Nederland zo kunnen opvoeden?

Wiskunde en eten, wie had ooit gedacht dat we daar nog eens dieetprincipes op zouden kunnen baseren ;-)

Natuurlijk: wordt vervolgd!
Dit artikel afdrukken