Vorige zomer kwam de Europese Commissie met een wetsvoorstel om de bodemgezondheid te monitoren en te verbeteren, als onderdeel van de bodemstrategie van de EU. De strategie kadert in het EU-actieplan ‘Nulvervuiling van lucht, water en bodem’, een resultaat van de Europese Green Deal. Dat actieplan stelt dat alle bodems in de EU tegen 2050 gezond moeten zijn. Naar schatting is ongeveer 60 tot 70 procent van de Europese bodems ongezond. De kosten in verband met bodemaantasting worden geraamd op meer dan 50 miljard euro per jaar.

“De bodem is een kostbare maar zeer kwetsbare, niet-hernieuwbare en eindige hulpbron die steeds meer onder druk komt te staan”, motiveert de Europese Commissie de allereerste wet over bodemgezondheid. “Maar de gezondheid van de EU-bodems wordt bedreigd door allerlei factoren en processen zoals niet-duurzaam bodembeheer, overstromingen en branden of verlies van organisch materiaal in de bodem. De meeste van deze aantastingsprocessen worden in de bestaande EU- en nationale wetgeving niet adequaat of helemaal niet aangepakt. Nochtans zijn gezonde bodems een conditio sine qua non voor een duurzame en veerkrachtige economie, samenleving en ecologische omgeving", klonk de motivering.

De Commissie stelde in juli een rechtskader voor in de vorm van een verordening waarin de ontwikkeling van een monitoring van de bodemgezondheid vervat zit. De aanpak van de monitoring van de Europese Commissie is gebaseerd op de waterkaderrichtlijn (KRW) met het ‘one out, all out’-principe, waarbij bodems ofwel als ‘gezond’ ofwel ‘ongezond’ gezien kunnen worden. Aan de hand van een lijst van indicatoren die niet overschreden mogen worden, zou bepaald worden of een bodem al dan niet voldoende gezond is. Een binaire aanpak waar het Parlement het niet mee eens is, en aanpaste in zijn standpunt.

Ik ben absoluut voorstander van een Europees kader voor kwalitatieve bodems, maar geef lidstaten de vrijheid om hier zelf mee aan de slag te gaan
Grondig aangepaste versie
Volgens het Europarlement is het beter om bodems in te delen in vijf klassen, gaande van 'ernstig aangetast' tot 'in een zeer goede ecologische toestand'. Bodems die niet in een goede of zeer goede toestand zijn, worden dan aanzien als ongezond. In het voorstel van het Parlement kunnen de lidstaten per bodemtype hun eigen drempelwaarden per klasse vastleggen, afgaande van een lijst met bodemindicatoren opgenomen in de richtlijn. De nationale drempelwaarden mogen dan een maximale afwijking van 20 procent kennen ten opzichte van de EU-drempelwaarden.

"Ik ben absoluut voorstander van een Europees kader voor kwalitatieve bodems, maar geef lidstaten de vrijheid om hier zelf mee aan de slag te gaan", stelt Europees parlementslid Tom Vandenkendelaere (cd&v / EVP). "Nu krijgen de nationale autoriteiten de verantwoordelijkheid om enerzijds zelf hun bodemmonsters te nemen en anderzijds de drempelwaarden voor bodemevaluatie zelf vast te stellen op basis van de lokale omstandigheden en het landgebruik."

Het Parlement haalde ook de definitie van duurzame bodembeheer en de implementatie ervan uit het voorstel van de Commissie en milieucommissie. Zo was er een bijlage met een opsomming van een twintigtal prakijken die per definitie beschouwd werd als duurzaam bodembeheer. Dit werd door het Parlement geschrapt, in de aangenomen tekst zit nu een vrij algemene en brede definitie wat duurzaam bodembeheer kan inhouden.

Het wetsvoorstel van de Commissie met een rigide focus om van alle ‘ongezonde’ bodems ‘gezonde’ bodems te maken is in het Parlement dus heel wat bijgesteld. Wat het Parlement nu op tafel legt, is eerder een richtlijn waarbij lidstaten aan de hand van Europese methodologie zelf kunnen bepalen in welke toestand de bodems zich momenteel bevinden en welke maatregelen ze nemen om ze te verbeteren. De flexibiliteit en de verantwoordelijkheid die het Parlement hierdoor bij de lidstaten legt, kan ook een gevaar bieden voor het gelijk speelveld tussen landen. Indien één land wil uitblinken in goede bodems en zwaardere maatregelen treft dan de buurlanden, kan dit een ongelijkheid creëren op de markt.

Verdere procedure
De Raad, waarin alle lidstaten zetelen, heeft nog geen algemeen standpunt gevormd over de richtlijn zoals het Parlement dit nu heeft gedaan. Het Belgische voorzitterschap van de Raad hoopt nog na de verkiezingen een gemeenschappelijke basis te vinden voordat zijn mandaat afloopt op 30 juni. Na dit is gebeurd, kan de trialoog met het nieuw verkozen Parlement, dat hoogst waarschijnlijk het aangenomen standpunt van het vorige Parlement zal overnemen, de Commissie en de Raad starten. Dit zal dan uiteindelijk moeten resulteren in een effectieve wetgeving.

Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerking tussen Foodlog en Vilt.

Los van politiek en overheid is In de markt onder de grote, multinationale verwerkende industrie een beweging op gang gekomen onder de naam regeneratieve landbouw. Grote bedrijven als Nestlé en Mondelez spannen zich in om hun leveranciers (handel en boeren) te bewegen om alleen nog te telen volgens manieren die de bodem niet uitputten. Onlangs bracht Foodlog een artikel over de Canadese multinational McCain die ook in Nederland het regeneratieve boeren onder zijn leveranciers in de praktijk probeert te brengen.
Het is een teken aan de wand. De EU loopt voorop met wetgeving, maar onder de grote bedrijven is zelfs wereldwijd al een private beweging ontstaan om bodems in conditie te houden uit zorgen om leveringsonzekerheid.
Dit artikel afdrukken