Uit het leven gegrepen. Nick vertelt over de slacht van eigen kip.

We hadden dus twee kuikens, en ze groeiden. Hier is hoe het afloopt.

Toen kreeg kuiken nummer twee ontstoken oogjes. Het beestje kreeg vieze, gele, etterige oogjes zoals we met de eerste hadden meegemaakt. Maar hier werd het maar niet beter en op een ochtend in mei was het dood. Eigenlijk een opluchting, maar hoe zat het nu met ons educatief-gastronomisch project? Vanuit economisch oogpunt was het een ramp. Het geld dat we al hadden uitgegeven, was nu maar voor half zoveel kuiken.

Maar we hadden een geïmmuniseerd en sterk kuiken over! We voerden het vanuit een plastic bakje, maar dat was niet zo'n goed idee. Hoenderen zijn grappig, en koekoeken staan zelfs bekend om hun vriendelijke karakter tegenover de mens, maar ze zijn inderdaad... zo stom als een kieken. Het beest was zo enthousiast met zijn eten dat het altijd probeerde in het midden van zijn bakje te gaan staan. Nu heeft zo'n koekoek bijzonder grote poten, en dus katapulteerde hij zijn voer meestal door de tuin. Een spin-off van dit project is dat we ook weldoorvoede eksters en kraaien hebben gekweekt. Zelfs de halsbandparkieten kwamen al eens een graantje meepikken.

De belendende katten bleven nu helemaal uit de buurt. Het woord kuiken begon ook weinig toepasselijk te lijken op dit gigantische hoentje. Als ik het zo door de tuin zag struinen, moest ik denken aan mijn professor paleontologie, die ooit een les begon met de opening: “Waarin ik u zal bewijzen dat de dinosaurussen helemaal niet zijn uitgestorven, maar nog elke dag vrolijk rondfladderen in onze tuin.” Zo'n groot kuiken op strooptocht door de urban jungle, speurend naar insectenleven, heeft inderdaad iets weg van een Tyrannosaurus rex.

Haan
Het oorspronkelijke idee was om het dier te slachten op het einde van het schooljaar, omdat we dan gerust op scoutskamp en vakantie konden vertrekken. Maar toen het bijna zover was, zei een vriendin, die het beestje met kennersoog had gadegeslagen, dat het nog te jong was. Dus stuurden we het op vakantie in een kippenhok in Melsbroek. Toe we rond 1 september onze kip uit villegiatuur gingen halen, vonden we een dier dat toch wel erg op een haan begon te lijken. Toch eigenaardig hoe gekochte kuikens steeds weer hanen blijken te zijn! Maar de gastfamilie was er nog niet zeker van, ze hadden hem/haar nog nooit horen kraaien.

Terug thuis wisten we het wel. Het beest begon eerst wat idioot claxonnerend geluid te maken, maar na nog een week of twee klonk er triomfantelijk hanengekraai van achter onze betonplaten. Ik vind dat een hatelijk geluid. Als student had ik al een bloedhekel aan de hanen bij de buren, vooral tijdens de blokperiode, en elke keer als de onze begon, kromp ik ineen van gêne voor mijn wijkgenoten.

Het was de hoogste tijd voor de finale. Dit zou geen gewone kip met appelmoes worden. Familie en gastgezin van de zomer werden opgeroepen. Een dag om coq au vin te komen eten, werd vastgelegd, want dat leek mij het veiligste recept. Hoe taai zou zo'n dier zijn, na zes maanden groei en rondscharrelen in de tuin?Slacht
De avond vóór de maaltijd moest het gebeuren. De zoon, die het initiatief had genomen, bedankte voor de eer om matador, slachter, te spelen. Dus was het aan papa. Ik geef toe dat ik spijt had: zo'n prachtig dier, zo'n felle blik. De haan liet zich gewillig vastpakken en we bonden zijn poten vast, want iedereen weet wat rondrennen als een kieken zonder kop betekent, zelfs al hebben ze het nooit gezien.

Ik nam een bijl en deed wat ik moest doen, midden in de tuin. Een buurman die op zijn terras zat te lezen, rende verschrikt naar binnen. Op zo'n moment moet een mens niet te veel filosoferen, enkel beseffen dat miljarden mensen het ons hebben voorgedaan. We wachtten even op het einde van de stuiptrekkingen en zoonlief begon onmiddellijk te pluimen. Dat moet, want naarmate de tijd vordert, gaat pluimen moeilijker.

Dan de nek opensnijden en de krop, nog steeds gevuld met graantjes, weghalen. Waar de nek op de schouders rust, het vel lossnijden en met een wijsvinger de ingewanden losdrukken in de borstholte. Dan het meest delicate werkje van allemaal, voorzichtig rond de anus snijden met een scherp mesje en de achterkant open maken. Daar zaten de darmen, warm, maar niet glibberig of zo. Hand insteken en de boel eruit trekken terwijl je ervoor zorgt dat de groene galblaas niet breekt. Voilà, klus geklaard. Bloederig was het ook niet, behalve dan de scène in de tuin. Nog even de laatste donshaartjes wegschroeien op het gasvuur, spoelen vanbinnen en vanbuiten en dan het dier laten rusten op een koele plaats tot de volgende dag.

De haan woog, schoongemaakt, 2,8 kilo. Une belle bête! Daarbij kwamen nog, van tussen de ingewanden, een groot hart, een stevige lever en een paar testikels om u tegen te zeggen. Samen met de kam, perfect eetbaar. Drie kilo alles bijeen. Een beest van die leeftijd is nog perfect mals om te roosteren. Het vlees is niet zo bleek als bij een plofkip, maar het kippenwit is opmerkelijk minder droog. Bijna lekker! Veel los vet was er ook niet te zien. Het vel van zo'n handgepluimd eigen kieken bakt krokanter af. Ons suddergerecht was niet nodig, maar dat kon ik vooraf niet weten.

Nu kijken we elke ochtend weemoedig naar buiten, met de kaaskorstjes en kruimels van het ontbijt in de hand. Ik zou het liefst onmiddellijk opnieuw beginnen, maar misschien kunnen de lezers het volgende lente eens proberen? Ik breng dan wel tafelrestjes, dat is alweer dát minder in de witte zak. Smakelijk.


Bron: nick.trachet@bdw.be

Dit artikel afdrukken