Het bericht luidt:

De conclusies van een belangrijk onderzoek naar de vraag of biologisch voedsel gezonder is dan gangbare voeding, zijn in 2007 afgezwakt. Dat gebeurde onder druk van één van de deelnemende partijen, onderzoeksinstituut TNO. ‘Ik moest zeggen: wij kunnen geen conclusies trekken’, zegt onderzoekleider Machteld Huber in de ZEMBLA-uitzending Het kippenexperiment. Maar bepaalde uitkomsten van het unieke onderzoek gaven wel degelijk aanwijzingen dat biologische voeding gezonder zou kunnen zijn.

In 2005 ging het anderhalf jaar durende onderzoek ‘Biologisch gezonder?’ van start. Het onderzoek was een initiatief van arts-onderzoeker Machteld Huber, die toen verbonden was aan het Louis Bolk Instituut. Nooit eerder was een dergelijk onderzoek uitgevoerd en na afronding van het kippenexperiment is er nooit een vervolgonderzoek gedaan.

Aan het onderzoek werkten ook de faculteit diergezondheid van de Wageningen Universiteit (WUR), het Rikilt (Rijksinstituut voor voedselveiligheid) en TNO mee en het werd gefinancierd door het ministerie van Landbouw, de Rabobank en Triodosbank.

Het ging om een gevoelig onderzoek, vertelt Huber. Het Louis Bolk Instituut stond bekend als voorstander van biologische landbouw, de WUR als academisch aanjager van de reguliere landbouw. Ze werd gewaarschuwd door Henk van Latesteijn, oud-ambtenaar van het ministerie van Landbouw en voormalig stafmedewerker van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid. ‘Ik dacht: pas op, met een onderzoek als dit bestaat het risico dat het in de prullenbak verdwijnt, omdat er uitkomsten uit kunnen komen die bepaalde mensen niet welgevallig zijn’, aldus Van Latesteijn.

‘Je spreekt over biologische landbouw versus de gevestigde landbouw’, zegt voormalig minister van Landbouw Cees Veerman. ‘Het is niet alleen maar: jongens, wat is nou het beste, daar zitten belangen achter, daar zitten financiële belangen achter.’

In het onderzoek werd gekeken of er verschillen in gezondheid konden worden ontdekt bij twee groepen kippen, waarbij de ene groep biologisch voedsel kreeg en de andere groep gangbaar voedsel. Het betrof een onderzoek naar zogeheten biomarkers. Lange tijd leken beide groepen kippen even gezond te zijn, totdat besloten werd hen ziek te maken. Toen bleek dat de kippen die biologisch voedsel hadden gegeten een krachtiger immuunreactie vertoonden en sneller hun groei weer oppakten dan de andere groep kippen. Conclusie: er zijn aanwijzingen dat de biologische gevoerde kippen een alerter immuunsysteem hebben ontwikkeld en sneller herstellen en dus mogelijk gezonder zijn.

TNO dreigde met terugtrekken
Met die conclusie was TNO het niet eens, vertelt Huber in Zembla. Zij moest bij de overhandiging van het rapport aan minister van landbouw Gerda Verburg, in december 2007, in haar toespraak zeggen dat geen conclusies konden worden getrokken. Deed zij dit niet, dan zou TNO zich uit het onderzoek terugtrekken en publiekelijk verklaren dat het een waardeloos onderzoek was. ‘Dat is chantage en dan ben je machteloos’, zegt Huber.

TNO wilde niet voor de camera reageren, en stelt in een schriftelijke reactie dat niet meer te achterhalen is hoe er destijds met Huber is gecommuniceerd. Wel verklaart de manager die destijds met Huber sprak telefonisch: ‘Wij waren het inderdaad niet eens met de conclusies, die vonden wij te ver gaan.’

Voormalig minister van Landbouw Cees Veerman, die destijds het besluit had genomen om het onderzoek te financieren, zegt over de gang van zaken: ‘Dat is gewoon verkeerd, je moet nooit druk uitoefenen op een onderzoeker.’



Conflict met WUR
Na de presentatie van het rapport ontstaat er ook een conflict tussen de onderzoeksleider en de mede-onderzoekers van de Wageningen Universiteit (WUR). Professor Huub Savelkoul, hoogleraar immunologie aan de WUR, schrijft in een artikel voor een wetenschappelijk tijdschrift dat de met biologisch voedsel gevoerde kippen mogelijk een ‘hyperactief immuunsysteem’ hebben ontwikkeld. Met andere woorden: dit kan leiden tot allergische reacties. Volgens Huber gaven de data geen enkele aanleiding voor deze stelling; na een krachtige reactie daalden de immuunwaarden weer snel en de dieren hervatten hun groei. Savelkoul dient het artikel zonder overleg met Huber in. Tijdens een gesprek nadien spreekt zij hem aan op de in haar ogen onwetenschappelijke en oncollegiale gang van zaken. ‘In klein gezelschap heeft hij toen gezegd: het past niet bij mijn wetenschappelijk imago dat de biologische etende kip gezonder is’, aldus Huber. Savelkoul noemt dit in Zembla ‘aperte leugens’, maar in de notulen van het gesprek staat: ‘HS wenst in zijn wetenschappelijke profiel niet geassocieerd te worden met ‘organic’.’

Omdat minister Verburg teleurgesteld was in de resultaten van het onderzoek besloot zij uiteindelijk om geen vervolgonderzoek te financieren. Nu bekend is wat er achter de schermen precies is gebeurd, vindt Cees Veerman dat er alsnog vervolgonderzoek moet plaatsvinden. ‘Mijn advies zou zijn: zoek het beter uit. Want als het zo zou zijn dat het gezonder is, dan is dat een geweldig pluspunt voor de biologische landbouw.’

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) laat in een schriftelijke reactie weten: ‘Het ministerie bekijkt wat de mogelijkheden zijn voor vervolgonderzoek op dit onderwerp. Biologische landbouw is een goede vorm van kringlooplandbouw.’

In een schriftelijke reactie laat de WUR weten: ‘Het is in de wetenschap gebruikelijk om geen stellige conclusie te trekken als een uitkomst meerdere verklaringen toelaat.’


Het meningsverschil tussen Huber, TNO en Savelkoul werd later nog eens beslecht in het voordeel van de laatste twee in een adviesbrief uit 2008 van prof. Daan Kromhout, de toenmalige voorzitter van de Gezondheidsraad, aan minister Gerda Verburg van Landbouw. In de brief raadt hij namens de Gezondheidsraad onderzoek naar de gezondheid van biologische producten af ten faveure van een meer analytische en niet op biologisch gerichte benadering. Dat deed hij onder verwijzing naar het argument dat onderzoek naar het containerconcept 'biologisch' grote hoeveelheden ruis en schijnresultaten kan opleveren. De minister besloot daarop geen geld meer beschikking te stellen voor vervolgonderzoek.

Kromhout formuleert de kritiek op voortzetting van onderzoek zoals dat van Huber als volgt: Deze bevindingen en conclusies geven mij aanleiding tot de volgende opmerkingen. Om te beginnen valt te verwachten dat een heuristisch onderzoek als het onderhavige een grote hoeveelheid informatie genereert: dat was namelijk de bedoeling. Naarmate meer biomarkers worden gemeten, neemt echter ook de kans op toevalsbevindingen toe. Onduidelijk is in hoeverre die hier een rol spelen.

Belangrijker is echter dat biomarkers soms slechts indicatoren zijn van een normale biologische toestand of variatie. Anders ligt dat bij bewezen risicofactoren, vroege stadia of biologische kenmerken van ziekten en stoornissen. Denk aan een hoog cholesterolgehalte in het geval van hartziekten of de aanwezigheid van autoantilichamen in het bloed bij autoimmuun ziekten zoals rheumatoïde arthritis. Met zulke biomarkers dienen zich in beginsel aangrijpingspunten aan voor ziektepreventie of gerichte medische behandeling. Met diezelfde biomarkers laat zich eveneens bepalen hoeveel gezondheidswinst daarbij geboekt kan worden.

Voor zover is na te gaan, houden de door de onderzoekers gemeten immunologische en andere biomarkers geen verband met pathologische processen. Daarmee levert hun onderzoek evenmin aanwijzingen op dat biologisch en gangbaar voer een verschillende uitwerking hebben op zulke processen en in die zin dus gezondheidskundig verschillen. De onderzoekers lijken echter nog iets anders te opperen: kunnen de gevonden verschillen misschien duiden op positieve gradaties van gezondheid? Met andere woorden, kan men van gezond nog gezonder worden? Deze invalshoek doet denken aan de discussie rond voedingsmiddelen en -supplementen met gezondheidsclaims.


Kentheoretisch lijkt de vraag gesteld te moeten worden of Hubers onderzoek als heuristisch of exploratief moet worden beschouwd. In het tweede geval moet het gezien worden als verkenning van een nieuw onderzoeksdomein waarvan de resultaten tot nadere hypothesen aanleiding kunnen geven; er mogen geen conclusies uit worden getrokken. Heuristisch onderzoek kan als pragmatisch worden getypeerd: het poogt geen exacte bewijzen te leveren, maar werkingen en effecten aannemelijk te maken. De ruzie die hier naar buiten komt, lijkt dan ook op een verwarring die vaker voorkomt onder onderzoekers, maar geldt als niet makkelijk systematisch bespreekbaar te maken: hoeveel interpretatie mag een onderzoeker meegeven aan geconstateerde feiten?
Dat dit euvel grote gevolgen kan hebben, laat het besluit van de minister zien. Verdere kennisvergaring op het gebied van de gezondheidseffecten van biologische voeding is financieel vanuit de overheid geblokkeerd geraakt in Nederland.



UPDATE, 24 oktober | 12u00
Het gesprek hieronder leidde tot een aantal reacties die inhoudelijk de moeite van het nalezen waard zijn: #5, #8, #9, #11, #13, #21, #27, #29, #39 en #40


UPDATE, 4 november | 23u00Op Vork reageert Huub Savelkoul op de ZEMBLA-uitzending. Hij zegt het volgende: Het rapport van dit project (2005-2007) voor LNV moest in een heel kort tijdsbestek tot stand komen en in december 2007 aan de minister worden aangeboden. Helaas is na die aanbieding van het rapport het consortium uiteen gevallen en zijn er geen besprekingen over data en interpretatie meer geweest. Dat is vooral jammer omdat er geen goede integratie van alle gegevens meer heeft plaats gevonden.

Na het rapport hebben wij een herhaalde analyse van de immuundata gedaan in de context van de overige beschikbare gegevens. De promovendus op dit onderzoek wilde publicaties hierover schrijven voor de afronding van haar proefschrift. Daarbij bleek dat het biologische voer 5 keer meer bacteriële besmetting had (tabel 7.3 rapport vooral op basis van de soja gegevens) dan het conventionele voer. Dat bracht ons op het idee dat voor individuele kippen (afhankelijk van hun ‘coping style’, het onderwerp van het proefschrift) het biologische voer mogelijk een grotere stressor was dan het conventionele voer. We hebben daarom in de sera van de kippen cortisol (het belangrijkste stresshormoon) gemeten en dat was in de biologisch gevoerde kippen verhoogd. Voor ons aanleiding om te veronderstellen dat het immuunsysteem in de biologisch gevoerde kippen hyperreactief was. Het gevolg van die stressreactie is kennelijk dat de biologisch gevoerde kippen na de KLH challenge op 2 weken na de voerwisseling zwaarder waren (de figuur 5.13 Line C uit het rapport die mw Huber in de uitzending toonde), maar er geen latere tijdstippen zijn geanalyseerd. Dat zat niet in het ontwerp van de proef en dat is achteraf erg jammer. Daarom konden de gevonden veranderingen in immuunreactiviteit door het biologische voer niet gekoppeld worden aan een mogelijke gezondheidsclaim. Het is daarbij jammer dat het concept van verhoogde weerbaarheid op biologisch voer door mw Huber en ook door Zembla gebaseerd is op enkel deze ene grafiek met gewichten van de dieren en dat alle andere gegevens uit de immunologie, toxicologie, microbiologie, transcriptomics en metabolomics en haar eigen biofotonen en kristallisatie onderzoek niet zijn gebruikt.


De verhoogde afweer kan, zegt Savelkoul, dus ook een functie van stress in plaats van biologische voeding zijn.
Dit artikel afdrukken