In of bij de stad
Ook Edo Gies, Senior Onderzoeker Dynamiek Ruimtegebruik aan de WUR, ziet die blinde vlek. “In het NPLG (Nationaal Programma Landelijk Gebied, BvdH) gaat het over grondgebonden landbouw in het buitengebied, maar niet over wat er in gebouwen gebeurt.” Niet alleen het gebouwgebonden aspect is een blinde vlek, meent Gies. Hij voegt een ontbrekende tweede toe: voedsel in gebouwen kan ook in steden of aan de randen van steden geproduceerd worden. Ook daar moeten we het over hebben, vindt hij.
Tot nu toe zijn bedrijven en bedrijfslocaties organisch gegroeid. Dat is niet hoe we verder moeten“Landbouwbedrijven zijn gegroeid op de plek waar ze geworteld zijn, waar de voorouders van de huidige boeren ook geproduceerd hebben”, zegt Gies. Met die woorden wijst hij niet op de rol van sociale hechting, maar juist op de economische binding. "Mensen zullen niet snel weggaan", zegt hij gebaseerd op zijn ervaringen. “Ergens een nieuw bedrijf opbouwen is duur. Zo simpel is het. Grond geërfd van je ouders is vele malen goedkoper dan nieuwe grond. Hetzelfde geldt voor gebouwen.” Dat wil niet zeggen dat sociale aspecten geen rol spelen. Maar Gies is ervan overtuigd dat economische argumenten het zwaarst weegt.
Sturen op waar niet
"Veel bedrijven bouwen voort op de plek waar ze al zitten. Dat loopt nu tegen zijn grenzen aan”, constateert Gies. “Bedrijven mogen niet meer zomaar uitbreiden, bijvoorbeeld vanwege stikstof.” Hij ziet dat de schaalvergroting van bedrijven doorgaat, maar nu verspreid over meerdere bedrijfslocaties. “Boeren nemen bestaande bedrijfslocaties over van stoppende boeren. Helemaal nieuwe locaties komen er niet meer bij, vanwege kosten en regels." Volgens Gies is schaalvergroting richting de toekomst "de meest dominante trend". De schaal van een bedrijf, zegt hij, "bepaalt nou eenmaal hoe economisch haalbaar de verduurzaming is." Bij het efficiënter maken van boerenbedrijven hoort ook zelf bedrijfsprocessen oppakken die eerst bij andere partijen lagen, zoals het maken van mengvoeder of de verwerken van grondstoffen en reststromen. Daarvoor zijn weer nieuwe gebouwen en infrastructuur nodig.
De overheid moet sterk sturen op waar het ruimte wil geven aan schaalvergroting en waar dat niet mag gebeurenTot nu toe zijn bedrijven en bedrijfslocaties organisch gegroeid. "Dat is niet hoe we verder moeten", meent Gies. “Dan ontstaat ook bedrijfsontwikkeling op bestaande locaties op plekken waar je dat niet wilt, zoals bij Nature 2000-gebieden, dichtbij woonkernen of in gebieden met hooggewaardeerde landschappelijke kwaliteiten.”
Om te voorkomen dat gebouwgebonden voedsel gemaakt wordt waar we dat niet willen, kijkt Gies als eerste naar de overheid. “De overheid moet sterk sturen op waar het ruimte wil geven aan schaalvergroting en waar dat niet mag gebeuren. Dat gaat pijn doen voor de ondernemers waar geen ruimte meer voor is”, erkent hij. “Ze hoeven niet meteen te sluiten, maar weten wel dat groeien naar een verder geïndustrialiseerde gebouwgebonden landbouw niet meer kan.”
Ook voor richting geven aan de hele Nederlandse agrifood-sector kijkt Gies naar de overheid. Vorm een langetermijnvisie zegt hij. “Bijvoorbeeld, wat wordt de Nederlandse bijdrage aan de wereldvoedselvoorziening?” Hij refereert naar het rapport WUR-perspectieven op landbouw, voedsel en natuur van zijn Wageningse collega’s. Overheid zet koers en bepaal de grote lijnen, waarbinnen ondernemers aan de slag kunnen, zegt hij.
Door wensen van ondernemers als uitgangspunt te nemen kom je op hele andere gebieden uit dan wanneer je puur planologisch kijktSamen ontdekken waar wel
Dan blijft er nog een heel deel van Nederland over waar ontwikkeling van gebouwgebonden voedselproductie wel gepast is. Voor de invulling van dat deel stelt Gies voor om te praten met ondernemers. “Wat hebben daadwerkelijke ondernemers nodig op het gebied van infra en samenwerking met andere bedrijven? Waar hebben bedrijven van de toekomst behoefte aan? Door wensen van ondernemers als uitgangspunt te nemen, ontdek je heel andere plekken dan wanneer je puur planologisch kijkt.”
In een eerder interview vertelde pluimveehouder Marcel Kuijpers met welke motieven hij voor een nieuwe locatie koos. Diens keuze illustreert een aantal van die wensen. Kuijpers zocht een plek waar al van alles gebeurt door gelijkgestemde ondernemers met ideeën en de energie om voor realisatie te gaan. Gies zelf denkt aan een goede infrastructuur en logistiek via waterwegen en spoor, maar tevens aan betrouwbare processen om in overleg te kunnen bepalen wat binnen gestelde grenzen is toegestaan. Gies: “Ga aan de slag met de wensen, criteria en randvoorwaarden van ondernemers en vervolgens met ontwerpers om geschikte locaties te vinden en te ontwerpen. Ik kan me zo voorstellen dat bestaande bedrijven in de veehouderij blijven zitten waar ze zitten. Echt nieuwe gebouwgebonden landbouw, onder meer bioprocessing, fermentatie en insectenteelt, kan zich op andere plekken vestigen. Denk bijvoorbeeld op bestaande bedrijventerreinen.”
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Interessante discussie die wat mij betreft goed in beeld brengt dat het ingewikkeld is om in te schatten hoe de landbouw zich gaat ontwikkelen. Zeker is dat de landbouw ons zal moeten blijven voorzien van organische grondstoffen, al dan niet via dieren. Ik denk dat de verdergaande urbanisatie in elk geval zeker een nadrukkelijkere rol voor de dieren met zich zal meebrengen om grondstoffen te behouden voor ons voedselproductiesysteem via circulaire voedselsystemen.
Omdat dit uiteindelijk altijd zo efficiënt mogelijk moet gebeuren, zowel op vlak van grondstofgebruik als economie, zal een groot deel van de dierlijke productie dan ook steeds meer gebouwgebonden gaan plaatsvinden. Dat daarbij aandacht voor dierenwelzijn groter zal zijn dan afgelopen eeuw is evident. Ik verwacht dat deze productie zich vooral gaat ontwikkelen in de buurt van waar de urbanisatie plaatsvindt.
Dat we steeds nadrukkelijker zien dat nieuwe productietechnieken zoals insectenteelt, fermentatie, 'vertical farming' op een andere manier ons gaan voorzien van (organische) grondstoffen die logischerwijs gebouwgebonden zijn.
Hopelijk zijn we in staat om via hybride productiesystemen een balans aan te brengen aan duurzame voedselproductie op landbouwgrond gecombineerd met productie in een omgeving die meer gebouwgebonden zal zijn en daarmee een robuust voedselproductie helpen te ontwikkelen waarbij het plantaardig aandeel van ons menu groter zal worden.
De uitdagingen zullen zeker nog veel groter worden wetende dat naar voedselproductie we ook organische grondstoffen nodig hebben voor petfood, bouwmaterialen en energie.
Wat ik wel grappig vind aan deze discussie is dat gepraat wordt over de inrichting van het landschap alsof het heel scherp te voorspellen en beïnvloeden valt. Terwijl de meeste ontwikkelingen min of meer per ongeluk gebeuren, juist omdat ontwikkelingen heel lastig te voorspellen zijn. Laat staan te sturen.
Hebben we bijvoorbeeld ergens in een denktank bedacht dat uitbreiding van de bollenteelt buiten de traditionele gebieden nodig was? Volgens mij niet. Maar er werd geld verdiend, uitgebreid en dus was meer land nodig. Omdat er geld verdiend werd kon er meer voor bollenland betaald worden, dus op naar de Flevopolders. Dat kon ook doordat het technisch mogelijk werd om op zwaardere grond bollen te telen. De leliebollen kunnen dat weer niet, waardoor die bijvoorbeeld in Drenthe terecht kwamen. Daar is niemand echt blij mee trouwens, maar het geld bepaalt.
Het is heus wel geprobeerd om ontwikkelingen te sturen, alleen lukt dat meestal niet zo goed. Ooit is ergens aan een bureau bedacht dat Drenthe (achtergebleven gebied, je moet toch wat) een goede plek was om glastuinbouw te vestigen. Dus werd in Erica een nieuw glastuinbouwgebied ontwikkeld, compleet met gasaansluitingen, ontsluiting, een proefstation. Maar daar zat niemand echt op te wachten, dus heeft het lang een kwijnend bestaan geleid. Nu wordt het langzaam gesaneerd, weer met publiek geld. Niet te vaak doen dit soort dingen, en probeer er iets van te leren.
Maar kennelijk is het nu allemaal anders, en kunnen we de toekomst wel voorspellen. Ik snap dat het belangrijk is om daar aan mee te doen, want er is altijd geld te halen. Veel succes zou ik zeggen, maar ik zou wel voorzichtig zijn.
Een paar hoofdlijnen zijn wel te onderscheiden. Energie wordt duurder, dus activiteiten met een hoge energie-input krijgen het lastig. Fossiel gaan we eerst ongeveer alles opstoken wat we kunnen vinden, en ondertussen op zoek naar alternatieven. Het transport van energie zal minder via pijpleidingen en vrachtwagens gaan en meer via stroomkabels. Die kabels kun je alvast wel neerleggen, de infrastructuur voor fossiel gaat nog wel een tijdje mee. Je zou kunnen kijken naar geothermie, maar dat is zeer kapitaalintensief, risicovol en sterk plaatsgebonden.
Verder is Nederland een zeer vruchtbare delta, dus we blijven hier gewoon akkerbouw bedrijven. Dat zal misschien wat minder vee- en meer mensenvoer worden, hoewel dat nog niet helemaal zeker is. Waar we geen mensenvoer kunnen telen staat gras, dat moet voorlopig eerst door een dier heen voordat we het kunnen opeten. Als we de uitstoot van die dieren zwaarder gaan belasten komen er minder, maar dat gras blijft. Dus minder invoer van veevoer, wat minder export van vlees en zuivel. En wat meer productie elders, maar er zijn gebieden zat waar dat kan. En o ja, bouwmaterialen of grondstoffen telen doe je op grond waar je verder echt niks mee kunt, en die hebben we in Nederland niet.
Dank Dick #21 om me te betrekken bij de discussie. Begin dit jaar nam ik deel aan een Boerderijensymposium in het Oldambt over adaptief ruimtelijk beleid. In het verleden was ik betrokken bij de GOM Duin- en Bollenstreek waar op basis van langjarige visie wordt gewerkt aan ruimtelijke transformatie. Iedereen die wat roept over gebiedsprocessen, NPLG enz. verwijs ik altijd naar de Duin- en Bollenstreek. Leer vooral van recente successen.
Verder is het van belang om inderdaad te kijken vanuit de voedselverwerking. Er blijven in Nederland fabrieken vanwege onze ligging (Von Thünen enzo). Zie de cacao- en koffiefabrieken terwijl we de grondstoffen daarvoor hier helemaal niet produceren. De realiteit is: ook zonder boeren houden we een grote voedselproductie (eigenlijk: -transformatie) en een grote landbouw- en voedselexport. We zijn immers een klein land met een grote haven en een grote markt. Op die gebouwen kun je dus prima een visie bouwen, want wat er staat gaat in principe niet zomaar meer weg.
Dan heb je nog de gebouwen van boeren en tuinders. Dat worden er minder maar de gebouwen die overblijven worden groter. Dat betekent grotere bouwblokken en actief opruimen van verrommeling. Daarbij verdienen monumenten bijzondere aandacht (zie bovengenoemd symposium - wat doe je met al die prachtige Oldambster boerderijen?). Voor herbestemming is echt visie nodig. Voor opruimen van verrommeling is consistente aandacht op basis van met goed beleid.
En weer je wat het is…. zelfs als je alle bouwplannen, natuuraanleg enz. uitvoert (áls je dat allemaal zou willen hè), dan hou je in 2050 nog zomaar 1,5 miljoen hectare landbouwgrond over in Nederland. Weet je wie die het beste kunnen beheren? Met minimale kosten voor de overhield en met maximale bijdrage aan onze economie? Boeren! Laat ze dan producten maken die echt onderscheidend zijn in de wereld (uitgangsmaterialen), nodig zijn voor de versmarkt (zuivel, groenten), of waarde hebben in eigen land (korte keten). Dan heb je voor een gezonde bodem nog wat rustgewassen nodig ter afwisseling van o.a. pootaardappelen en groenten. Dan teel je gewassen die het meest in trek zijn in de regio, nu vaak granen (met name voor veevoer), straks ook wat vaker eiwit-, olie-, handels- en vezelgewassen. Die gewassen worden met vierkantsverwaarding gebruikt voor o.a. voedsel, textiel, pharma en chemie.
RO en glastuinbouw zou ook relevant moeten zijn. Ik denk dat in de toekomst een stevige link tussen glastuinbouw en de energiesector en chemische industrie een enige logische link gaat worden. In dat opzicht is de enige juiste plek voor glastuinbouw: dicht bij grote groepen consumenten EN dicht bij de industrie. Daar zit ook geen ontkoppeling dus.
Dan landbouw. Als we fabrieken transformatie-fabrieken gaan noemen, dan moeten we akkerbouw (en glastuinbouw en vee) eigenlijk consequent grondstofproducenten noemen.
Jannemarie de Jonge wij gebruiken bij ons op kantoor databases waarin 'ruimtebeslag' per 'functie' staat, hierdoor kan je gamen bij RO. Idem voor energieproductie, ruimtebeslag urban, inputs (kunstmest?) etc.
#21 Dick, ik constateer vooral dat behalve Wouter de Heij weinig mensen in het Foodlogcircuit verbindingen leggen tussen de ruimtelijke logica van primaire productie en 'transformatielocaties' (mooie term inderdaad), en dat dan ook nog in verband brengen met de veranderingen die de komende decennia op ons afkomen agv met name klimaatverandering en circulaire economie. Met het risico dat je straks aan het kortste eind trekt in het gevecht om de ruimte. Nu zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied veel zal gaan schuiven (NPLG, ruimtelijke 'puzzels', energietransitie etc), is het wijs om daar een visie op te ontwikkelen. Ik zie dat in de draad over glastuinbouw veel meer gloren dan in akkerbouw en veeteelt. Als ik deze vragen onterecht stel omdat men geen ruimtelijke knelpunten voorziet, dan is dat ook een antwoord natuurlijk.