Om uit de huidige impasse te komen van de ogenschijnlijke afhankelijkheid van pesticiden is allereerst een ander uitgangspunt nodig. Nederland zou opnieuw een pro-actief beleid moeten voeren. Alleen dan kan een van de doelen van de vigerende gewasbeschermingsnota worden gerealiseerd, namelijk “De wereldwijd leidende positie van de Nederlandse land- en tuinbouw moet tegelijkertijd (... naast het realiseren van de andere doelen) behouden blijven”. Dus niet langer het uitgangspunt “kunnen we misschien andere methoden gebruiken naast pesticiden”, maar “eerst mens- en milieuveilige methoden en als het echt niet anders kan chemisch”. Kortom: een omslag van door chemie bepaalde bestrijding naar ecologische gewasbescherming.

Dus niet langer het uitgangspunt 'kunnen we misschien andere methoden gebruiken naast pesticiden', maar 'eerst mens- en milieuveilige methoden en als het echt niet anders kan chemisch'
Ecologische gewasbescherming
Als uitgangspunt voor ecologische gewasbescherming kan de definitie van P. Gruys, een bekende Nederlandse na-oorlogse landbouwecoloog, worden gebruikt: "a durable, environmentally and economically justifiable system in which damage caused by pests, diseases and weeds is prevented through the use of natural factors which limit the population growth of these organisms, if needed supplemented with appropriate control measures." Ecologische gewasbescherming sluit bovendien naadloos aan op de huidige ontwikkelingen betreffende verduurzaming van de landbouw in de Europese Unie en past uitstekend binnen het nieuwe “landbouw en voedsel beleid” dat in 2016 werd gepropageerd door Fresco en Poppe van Wageningen Universiteit.

We beschikken over een groot aantal methoden om ziekten, onkruiden en plagen te voorkomen of te reduceren en dit wordt hieronder voornamelijk geïllustreerd aan methoden die beschikbaar zijn voor het beheersen van insectenplagen.

Voorkomen van plagen
Jaarlijks komen op natuurlijke en onnatuurlijke wijze duizenden plaagorganismen ons land binnen. Door middel van inspectie en quarantaine worden er veel onderschept, maar ondanks die maatregelen vestigen zich elk jaar nieuwe ziekten en plagen in Nederland. Goede bedrijfshygiëne, het aanschaffen van ziekte- en plaagvrij zaad of plantmateriaal of het aanbrengen van barrières (gaas, plastic, glas) voorkomt onnodige infectie van het gewas. Akkerranden of andere biodiverse landschapselementen waarin bestuivers en natuurlijke vijanden goed gedijen kunnen agroecosystemen weerbaarder maken tegen plagen. Een gezonde bodem met de juiste microorganismen voorkomt bodemplagen en stimuleert ontwikkeling van resistentie tegen ziekten en plagen in de plant.

Cultuurmaatregelen
Door cultuurmaatregelen kan vestiging van plaagorganismen worden voorkomen of uitbreiding ervan worden tegengaan. Hiertoe behoren maatregelen zoals beperking van de teelt van een gewas tot locaties met een gering risico van optreden van een plaag, vruchtwisseling, mengteelten, zorgen voor een gezonde bodem, bedrijfshygiënische maatregelen, aanpassing van de perioden van zaaien en oogsten. Deze methoden om plagen te voorkomen worden van oudsher zeer veel toegepast.

Beheersen van plagen
De teelt van rassen die bestand zijn tegen ziekten en plagen vormt één van de belangrijkste bouwstenen van de ecologische gewasbescherming. In de loop van de evolutie hebben planten diverse verdedigingsmechanismen ontwikkeld, die met de algemene term waardplantresistentie worden aangeduid. Soms is de resistentie absoluut en wordt de groei van de belager volledig geblokkeerd: er is geen aantasting.

De teelt van rassen die bestand zijn tegen ziekten en plagen vormt één van de belangrijkste bouwstenen van de ecologische gewasbescherming
Veel vaker gaat het echter om een gedeeltelijke resistentie en zijn aanvullende bestrijdingsmethoden nodig om de populaties plaagorganismen tot een laag niveau terug te brengen. Door middel van traditionele veredeling of door genetische modificatie (inclusief CRISPR-Cas) kunnen rassen worden ontwikkeld die resistent zijn tegen plagen en momenteel zien we een flinke toename in activiteiten op dit gebied. Waardplantresistentie is vaak goed te combineren met biologische bestrijding en andere alternatieven. Naast cultuurmaatregelen en waardplantresistentie is er een reeks aan andere gewasbeschermingsmethoden:

- Bij mechanische bestrijding verwijdert of doodt men plaagorganismen met behulp van werktuigen, zoals bijvoorbeeld het wieden van onkruiden met schoffelmachines en het wegzuigen van insecten in het gewas met grote ‘stofzuigers’.

- Fysische bestrijding is bijvoorbeeld het stomen van de grond waardoor ziekte- en plaagorganismen worden gedood, of het plaatsen van kleurvallen met een kleefstof, die insecten aantrekken.

- Aantrekkende/afwerende verbindingen en smaakvergallers kunnen op allerlei manieren worden gebruikt om plaagorganismen te lokken of af te stoten. Feromonen, vluchtige verbindingen die door organismen voor communicatie met soortgenoten worden gebruikt vormen een speciale categorie van deze aantrekkende/afwerende stoffen. Ze worden gebruikt voor plaagsignalering, massavangst en verstoring van voortplanting.

- Synthetische nabootsers van door insecten geproduceerde hormonen kan men gebruiken om de ontwikkeling van plaagorganismen te ontregelen waardoor voortplanting onmogelijk wordt.

- Bij genetische bestrijding gaat het ook om vermindering van de voortplanting. Hierbij worden grote aantallen mannetjes door middel van bestraling gesteriliseerd en vervolgens losgelaten. Hiermee wordt bereikt dat de populatie van het plaagorganisme afneemt.

- Bij chemische bestrijding maakt men meestal gebruik van synthetische verbindingen die algemene fysiologische processen in insecten ontregelen, waardoor naast het plaaginsect ook veel nuttige insecten, zoals bijen en andere bestuivers worden gedood. Selectieve werking is daarom belangrijk, maar helaas zijn middelen met die eigenschap schaars. Chemische bestrijding met selectieve middelen kan men in een aantal gevallen combineren met andere methoden, zoals biologische bestrijding.

- Bij de biologische bestrijding verkleint men de plaagpopulatie door middel van het inzetten van natuurlijke vijanden zoals antagonisten, ziekteverwekkers, parasieten, sluipwespen en predatoren. Sinds het einde van de negentiende eeuw wordt biologische bestrijding op grote schaal toegepast tegen insecten en onkruiden. Een meer recente ontwikkeling is de bestrijding van schimmelziekten met biologische bestrijding.

Gisteren verscheen deel I van dit drieluik van evolutionair ecoloog professor Louise Vet en entomoloog professor em. Joop van Lenteren. Morgen verschijnt het laatste deel.
Dit artikel afdrukken