Vanaf 10.000 jaar geleden tot 1945 werd geïntegreerde bestrijding zonder synthetisch chemische bestrijdingsmiddelen toegepast. Daarna ontstond een volledig door landbouwgif gedomineerde landbouw die vandaag de dag nog voortduurt.

Gerichte productieverbetering pas sinds 1700
Vanaf het begin van de landbouw zo’n 10.000 jaar geleden tot 1950 werden ziekten, onkruiden en plagen beheerst door een scala van niet-chemische methoden. Boer en tuinder moesten hun productiesystemen zorgvuldig plannen om plagen te voorkomen en zoveel mogelijk te reduceren. Veel van de maatregelen waren gebaseerd op ervaring. Pas vanaf 1700 ging men gericht experimenteren en speelden veredeling, grondkeuze, juiste zaai- en oogstperioden, gewasrotatie en vele andere methoden een rol, en men kon met recht spreken van geïntegreerde gewasbescherming.

Al snel waarschuwden ecologen en entomologen (waaronder Nederlandse ecologen al vanaf 1946) voor negatieve effecten op mens en milieu
Invloed WO-II
Na WO-II werden de toen ontdekte synthetisch chemische gewasbeschermingsmiddelen ingezet en verschraalde de geïntegreerde bestrijding tot het eenvoudigweg toepassen van pesticiden voor vrijwel alle problemen in de land- en tuinbouw. Men veranderde van een kennisintensieve naar een kennisarme bedrijfsvoering waarbij preventief spuiten volgens een kalender de gewoonte werd. Aanvankelijk leverde dat flinke opbrengstverhogingen op en een veel eenvoudiger systeem van plaagbestrijding. Maar al snel waarschuwden ecologen en entomologen (waaronder Nederlandse ecologen al vanaf 1946) voor negatieve effecten op mens en milieu, en ook werden de eerste gevallen van insectenresistentie tegen pesticiden bekend. Nu weten we dat pesticiden een van de grote vervuilingsbronnen is die veroorzaakt wordt door de landbouw, met als resultaat gezondheidsproblemen, lucht, bodem- en watervervuiling en forse negatieve effecten op biodiversiteit, inclusief het sterk reduceren van ecosysteemdiensten zoals plaagpreventie, plaagbeheersing, bestuiving, waterreiniging en bodemverbetering. Ondanks alle waarschuwingen en het ontwikkelen van nieuwe geïntegreerde bestrijdingssystemen in de jaren 1950 – 1980 groeide het gebruik van pesticiden wereldwijd.

Een extra stimulans was dat vanaf 1990 vrijwel alle door het rijk gefinancierde onderzoek dat voorheen was gericht op pesticiden nu gericht diende te zijn op het ontwikkelen van geïntegreerde bestrijdings-methoden en er werd extra geld voor dit soort onderzoek beschikbaar gesteld
Meerjarenplan Gewasbescherming
Pas in de jaren 80 van de vorige eeuw werd er, na aandringen van onderzoekers, beleidsmatig serieus nagedacht over gebruik van methoden die zouden kunnen leiden tot (1) vermindering van het volume aan chemische bestrijdingsmiddelen (hierna pesticiden genoemd) dat werd gebruikt, (2) vermindering van de emissie van pesticiden en (3) vermindering van de afhankelijkheid van pesticiden. De methoden waren voor een deel al beschikbaar, maar aangezien er geen concrete doelen werden gesteld, werd er nauwelijks voortgang geboekt. Daarom was een volgende stap nodig, waarbij streefdoelen werden geformuleerd voor alle sectoren van landbouw in het Meerjarenplan Gewasbescherming (MJPG) in 1990. Nederland behaalde grote successen en bleek in staat het gebruik van pesticiden met 50% te laten afnemen, voornamelijk door het verminderen van nematicidengebruik. Ook nam de emissie van pesticiden naar het milieu af, maar de landbouw bleef nog te veel afhankelijk van pesticiden. De positieve resultaten - reductie in volume en van emissie van pesticiden naar het milieu - waren mogelijk door eerder onderzoek dat werd gecoördineerd en deels gefinancierd door de TNO werkgroep Geïntegreerde Bestrijding van Plagen (1957 – 1990) waarin onderzoekers van universiteiten, landbouwinstituten, de industrie, de voorlichtingsdienst en de landbouwsector samenwerkten. Maar een extra stimulans was dat vanaf 1990 vrijwel alle door het rijk gefinancierde onderzoek dat voorheen was gericht op pesticiden nu gericht diende te zijn op het ontwikkelen van geïntegreerde bestrijdings-methoden en er werd extra geld voor dit soort onderzoek beschikbaar gesteld.

Certificering per boerenbedrijf
Doordat niet alle doelen van het MJPG werden behaald, werd het vervolgplan “Zicht op gezonde teelt-2000” opgesteld met als doelen: (1) een verdergaande vermindering van het gebruik van pesticiden, (2) een verdere vermindering van de emissies naar het milieu, en (3) het verbeteren van de naleving van de huidige wet- en regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen met betrekking tot volksgezondheid, milieu en arbeidsbescherming. De belangrijkste milieudoelstelling was een vermindering van de milieubelasting met chemische gewasbeschermingsmiddelen in 2010 met tenminste 95% ten opzichte van het jaar 1998. Het gebruik van niet-chemische middelen zou worden gestimuleerd en er zou een heffing op pesticiden worden ingevoerd. Het onderzoek zou zich nog meer dan voorheen gaan richten op het ontwikkelen van kennis over preventie, niet-chemische bestrijdingsstrategieën en nieuwe managementsystemen die ondernemers ondersteunen bij het toepassen van geïntegreerde gewasbescherming. Met het nieuwe gewasbeschermingsbeleid introduceerde het kabinet ook certificering per boerenbedrijf als instrument voor de vertaling van de nationale beleidsdoelstellingen naar eisen op bedrijfsniveau.

Hoewel dit plan positiever lijkt te klinken dan dat van de periode 2003-2010 wordt er opnieuw veel over gelaten aan het bedrijfsleven en vooral aan de bestrijdingsmiddelenhandel, die sinds het verdwijnen van de gratis rijksvoorlichting de belangrijkste rol speelt bij het nemen van beslissingen over gebruik van middelen en methoden
Convenant Duurzame Gewasbescherming 2003
“Zicht op gezonde teelt” kende helaas een kort leven en werd opgevolgd door het Convenant Duurzame Gewasbescherming 2003, dat uit een reeks niet bindende afspraken bestond tussen het Ministerie van Landbouw, het ministerie van VROM en vertegenwoordigers uit de landbouwsector en het waterbeheer. Na 2003 werd door het kabinet bovendien besloten dat Nederland in Europees verband niet langer voorop hoefde te lopen met een duurzaam gewasbeschermingsbeleid. Veel van de winst die in de periode 1985 – 2002 was geboekt ging verloren. Gelukkig werd het onderzoek naar niet-chemische bestrijdingsmethoden op een aantal fronten gecontinueerd hoewel de overheidsfinanciering afnam. In de periode 2003-2010 werden de beoogde doelen (sterke afname van milieubelasting door pesticiden en schoner water) niet gehaald en de reductie in volume aan pesticiden was slechts 20%. Nederland gebruikte ook nog steeds het grootste volume aan pesticiden per hectare van de EU-15 (NL 11 kg/ha/jaar EU gemiddeld < 4 kg/ha/jaar). Pas in 2013 kwam er een vervolgnota “Gezonde groei, duurzame oogst” voor de periode 2013-2023 met als ambitie om mens, dier en milieu te beschermen tegen de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen. Volgens de nota moet “Uiterlijk 2023 voldaan zijn aan alle (inter)nationale eisen op het gebied van milieu- en water, voedselveiligheid, menselijke gezondheid en arbeidsomstandigheden.” en “Het kabinet wil tegelijkertijd een blijvend economisch perspectief voor de land- en tuinbouw realiseren door de concurrentiekracht te versterken."
Het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het behalen van de doelen. Toelatingshouders, verkopers en gebruikers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland.” Hoewel dit plan positiever lijkt te klinken dan dat van de periode 2003-2010 wordt er opnieuw veel over gelaten aan het bedrijfsleven en vooral aan de bestrijdingsmiddelenhandel, die sinds het verdwijnen van de gratis rijksvoorlichting de belangrijkste rol speelt bij het nemen van beslissingen over gebruik van middelen en methoden. En ook in Europees verband heeft Nederland met het Nationale Actieplan Duurzame Gewasbescherming in 2013 een weinig uitdagend stuk geleverd. Ten gevolge van de Nederlandse plannen zal de milieuvervuiling wellicht wat afnemen, maar de afhankelijk van pesticiden zal er niet door afnemen en ook zal de biodiversiteit er niet door toenemen

Landbouw en overexploitatie van de natuur vormen nog steeds de belangrijkste oorzaak van achteruitgang in biodiversiteit en niet, zoals vaak wordt aangenomen, de opwarming van de aarde. De Nederlandse landbouw draagt voor minder dan 5 % bij aan Netto Nationaal Product, maar voor meer dan 35 % aan de Nederlandse milieuproblematiek. Pesticiden vormen kwantitatief de belangrijkste externe kostenpost van de landbouw.

Morgen en woensdag verschijnen deel II en III in dit drieluik van evolutionair ecoloog professor Louise Vet en entomoloog professor em. Joop van Lenteren.
Dit artikel afdrukken