Soja is een belangrijk ingrediënt voor het voer van onze dieren. De Nederlandse veehouderij importeert het grootste deel daarvan uit Zuid-Amerika en is daardoor sterk afhankelijk van de sojateelt daar.

In het tweeluik de Eiwit-Challenge analyseert ABN Amro die afhankelijkheid. In het eerste deel kijkt de bank naar de verduurzaming van de geïmporteerde soja. Daarin concludeert Pierre Berntsen dat Europa nog vele jaren sterk afhankelijk blijft van Zuid-Amerikaanse soja. Omdat de toenemende vraag de druk op het beschikbare volume laat toenemen, is het van belang dat Europa zijn gebruik van soja verduurzaamt en tegelijkertijd zijn eigen teelt opbouwt.

In het tweede deel bekijkt Wilbert Hilkens op welke eiwitbronnen Europa het accent zou moeten leggen. Volgens hem lijken op dit moment de volgende strategieën het meest veelbelovend:
1. verhoging eiwitgehalte in bestaande energierijke grondstoffen
2. verbetering eiwitwinning uit bijvoorbeeld zonnepitten en tarwe
3. teelt van soja, erwten, bonen en gras
4. teelten van in de EU buiten het huidige landbouwareaal

Alternatieve eiwitbronnen kunnen commercieel geschikter worden gemaakt door veredeling (om de productiviteit en ziekteresistentie van gewassen te verbeteren), verbeterde en efficiëntere productieprocessen en nieuwe wetgeving die insecten als veevoer mogelijk maakt.

Aanpassing gewassen nodig
Hilkens schrijft "de import van Zuid-Amerikaanse soja ten behoeve van diervoeders kan in de komende jaren niet vervangen worden door de alternatieven die beschikbaar zijn. Dit heeft te maken met de productprijs, het ontoereikende
volume, en met de negatieve invloed bij de dieren op hun vertering. Vooral de jonge dieren zijn hier gevoelig voor. Dit zorgt ervoor dat de opname van veel producten in veevoer beperkt is, omdat anders problemen kunnen ontstaan met de gezondheid van de dieren of de kwaliteit van de producten die ze maken."
In gewone mensentaal: Europese gewassen moeten eerst aangepast worden voor ze als veevoer kunnen dienen.

Zijn analyse gaat in op de doorlooptijd die nodig is om de gewassen commercieel toepasbaar te maken in veevoer. Door innovatie van verwerkingsprocessen en vooral verdere veredeling, neemt volgens Hilkens het aantal mogelijkheden op termijn toe en komt mogelijkerwijs volledige vervanging in beeld. "Als dat het streven is, dan hebben we er nog minimaal 10 jaar voor nodig", concludeert hij.

Fotocredits: Oerwoudvrij ei, een van de weinig oerwoudvrije Nederlandse dierlijke producten, Milieudefensie
Dit artikel afdrukken