De beleving van de coronapandemie rakelt de geschiedenis van eerdere verwoestende pandemieën op, zoals die van de Spaanse griep een eeuw geleden en van de pest in de 14e eeuw. In beide gevallen moest de mensheid het stellen zonder vaccins of zelfs maar penicilline. Pestlijders waren toch niet geholpen met een vaccin, want de Zwarte Dood werd veroorzaakt door een bacterie, de Yersinia pestis. Dat werd al vermoed, maar bevestigd in 2010 na genetisch onderzoek van DNA in skeletten.

Vlooien die op zwarte ratten parasiteren zouden de pestbacterie op handelsschepen uit Azië hebben meegebracht. Er is bewijs overgeleverd uit 1347 dat een schip Genua, een van de grote handelsmachten destijds, binnenliep met matrozen vol bloedende en etterende gezwellen. Vanuit de Ligurische havenstad verspreidde de pest zich eerst over Italië en later over Europa en Noord-Afrika. Boccaccio schreef zijn Decamerone over een tiental Florentijnen die de geteisterde stad ontvluchtten. Gravures uit die tijd geven een beeld van de paniek en ellende in Florence.

Hongersnoden
Geschat wordt dat wereldwijd tussen de 75 miljoen en 200 miljoen middeleeuwers overleden aan de pest. In Europa legde volgens sommige studies de helft van de bevolking het loodje in een tijdsbestek van vijf jaar. De gevolgen voor de samenleving waren desastreus: politieke ontwrichting, opstanden, moreel verval en hongersnoden.

Er is veel gepubliceerd over de Zwarte Dood en op verschillende manieren onderzoek gedaan. Het onderwerp spreekt nog altijd tot de verbeelding. Geschreven bronnen zijn schaars en noemen geen aantallen. Beeldvorming over de verspreiding, de verschillen in heftigheid per land en regio, en de gevolgen voor de bevolking en samenleving zijn gebaseerd op intra- en extrapolatie van het beetje data dat er is.
Indirect bewijs is wel voorhanden. Zo onderzocht de Nederlandse historicus Joris Roosen in 2020 de gevolgen van de pandemie in het Belgische graafschap Henegouwen aan de hand van onder meer gegevens over successiebelasting. Hoge sterfte onder de bevolking betekende dat er veel erfenissen beschikbaar kwamen.

In de loop van de jaren zouden er weer bossen groeien waar ooit akkers waren. Dat proces moest wel sporen in de bodem achterlaten, bedachten de Duitse en Poolse onderzoekers
Pollengegevens
Een nieuwe studie van het Max Planck Instituut, afdeling humane geschiedenis, volgt een heel creatieve en listige redenering. Het onderzoeksverslag verscheen in Nature Ecology & Evolution. Als er zoveel doden waren onder de Europese bevolking, dan moet dat in belangrijke mate de boeren hebben getroffen. Want in die tijd was dat veruit de grootste beroepsgroep. Ongeveer iedereen was boer of anderszins werkzaam in de agrarische sector. Grote sterfte onder de boeren zou betekenen dat enorme lappen grond niet meer bewerkt werden, braak kwamen te liggen, grasland werd of verwilderde. In de loop van de jaren zouden er weer bossen groeien waar ooit akkers waren.

Dat proces moest wel sporen in de bodem achterlaten, bedachten de Duitse en Poolse onderzoekers. Ze namen in 19 Europese landen, op 21 plekken, 261 bodemmonsters. Ze onderzochten die op pollen, stuifmeel, die de vegetatie achterliet in de bodem van meren en moerassen, en bepaalden de ouderdom ervan met koolstofdatering. Volgens de auteurs “is bewezen dat pollengegevens nauw verband houden met demografische variabiliteit”. Dat wil zeggen dat trends in de bevolkingsgroei en veranderingen in het landschap hand in hand gaan.

Ontvolkt
Maar hoe vertaal je deze ‘palaeoecological data’, vooral pollen van granen, naar een theorie over de verspreiding en omvang van de pestepidemie, 700 jaar geleden? “Pollengegevens kunnen worden gebruikt om de demografische dynamiek in het verleden te beoordelen, zoals de menselijke druk op het landschap in de pre-industriële periode,” schrijven de onderzoekers. “De voor de Zwarte Dood voorspelde uniforme sterfte van ~50% in heel Europa moet hebben geleid tot een grote en aanzienlijke daling van de graanteelt en een parallelle hernieuwde groei van de bossen in heel Europa.”

De pandemie was in sommige gebieden enorm verwoestend, maar in andere was het veel lichter
Dat konden de auteurs inderdaad afleiden uit de pollendata voor sommige regio’s, maar niet voor andere. Ook was, aan de onveranderlijkheid of zelfs toename van het stuifmeel, te zien dat sommige streken volop graan produceerden, dus helemaal niet ontvolkt waren en vermoedelijk niet (ernstig) getroffen waren door de Zwarte Dood. De onderzoekers namen een ruime periode, van 1250 tot 1450, voor de context van de pestperiode.

De uitkomsten van het pollenonderzoek werd gelegd naast wat er bekend is over de pest uit andersoortig onderzoek. Bijvoorbeeld: de 14e eeuw was een periode van economische bloei in Polen, waar politieke stabiliteit heerste. Daar is dan ook continuïteit in de graanproductie te zien.

De schatting van 50 procent sterfte, of zelfs 65 procent, zoals de grootste Zwarte Dood-expert Ole Benedictow beweert, is onhoudbaar, volgens de onderzoekers. “De pandemie was in sommige gebieden enorm verwoestend, maar in andere was het veel lichter,” luidt de conclusie. “Onze benadering toont aan dat de sterfte ten gevolge van de Zwarte Dood veel meer plaatselijk heterogeen was dan eerder gedacht.” Aan een nieuw sterftepercentage wagen de Max Planck-onderzoekers zich niet.

Fig. 1. The BDP approach to verifying Black Death mortality levels stuk pest

Boven: hoge sterfte zorgt voor verandering in het landschap
Onder: bij lage sterfte blijft het land bebouwd
Fotocredits: A.I., T.N., Hans Sell and Michelle O’Reilly. Nature Ecology & Evolution (Nat Ecol Evol) ISSN 2397-334X
Dit artikel afdrukken