Rond 1200 voor Christus verdwenen meerdere grote beschavingen in de Levant, in wat wetenschappers de 'Bronze Age Collapse' zijn gaan noemen. Een 'perfect storm' van ziektes, een reeks aardbevingen, oorlogen én extreme droogte zou de oorzaak zijn. Voor die extreme droogte heeft een Amerikaanse team onder leiding van Sturt Manning (Cornell University) in jaarringen van bomen bewijs gevonden.

'Intensieve landbouw'
De Hettieten hadden in principe hun zaken prima op orde. Ze ontgonnen uitgebreide gebieden voor landbouw, lieten volop schapen grazen en bouwden grote graansilo's. Dat bracht welvaart, maar ook risico's, zoals bodemerosie en afhankelijkheid van water. En juist dat water ontbrak, vanaf 1198 vC. Dat ontdekte Manning, bij de analyse van de jaarringen van 18 jeneverbesbomen, gevonden in de antieke stad Gordion, 230 kilometer ten Westen van de ruïnes van Hattusa.

Manning is een expert in archeometrie, de toepassing van wetenschappelijke methoden op de studie van oude culturen. Zijn specialiteit is de analyse van jaarringen. Uit de dikte van jaarringen en de verhouding tussen de stabiele koolstofisotopen C-13 en C-12 in hout is af te leiden onder welke weersomstandigheden een boom gegroeid is. De bomen uit Gordion leverden een volledige 'boomringkroniek' op voor de periode tussen 1775 en 748 v.C, aldus de Frankfurter Allgemeine. Tussen 1270 en 1135 voor Christus, te beginnen met 1198 voor Christus, viel er 3 jaar achter elkaar minder regen dan het jaarlijkse minimum dat tegenwoordig nodig is voor een succesvolle graanteelt. En in de periode 1198 tot 1187 v. Chr. waren er ten minste 6 die tot de droogste 20% van alle jaren uit de jaarringkroniek behoren. Ook tussen 1232 en 1192 v. Chr. was er sprake van zeer droge omstandigheden.

Louter klimaat veroorzaakt geen geschiedenis
'Globalisering'
"Louter klimaat veroorzaakt geen geschiedenis," schrijven de onderzoekers. Maar de extreme droogte kan wel een 'tipping point' zijn geweest. Niet alleen het Hettitische rijk verdween in de Late Bronstijd, ook de Myceense cultuur, en grote Assur, Babylon en zelfs Egypte gingen bergafwaarts. In het noorden en westen van het oostelijke Middellandse-Zeegebied gingen niet alleen de keizerlijke structuren, maar de supraregionale staatsvorm in het algemeen en zelfs het gebruik van het schrift verloren.

De vroege vorm van 'globalisering' die tot welvaart had geleid, met handel over lange afstanden, stortte in. Met als gevolg dat de aanvoer van tin opdroogde. Tinmijnen bevonden zich in Spanje en Afghanistan, ofwel aan de uiterste randen van de toenmalige wereld. Aangezien tin noodzakelijk is voor de productie van brons, kan de extreme droogte in Anatolië ook meegeholpen hebben aan het einde van de Bronstijd.
Dit artikel afdrukken