In alle hectiek, problematiek en discussies over onze landbouw en voedselvoorziening, ook op Foodlog, wordt steeds duidelijker dat Nederland er zelf niet alles over heeft te zeggen. De regie – en daarmee een belangrijk deel van de oorzaken en oplossingen – wordt grotendeels door Brussel gevoerd. De discussie is dan ook geen Nederlandse, maar veel meer een Europese en zelfs mondiale.
Dat maakt het voor boeren en overige actoren in de voedingssector niet makkelijk om plannen te maken en het anders te gaan doen. Markten zijn verweven door export, mulinationale verwerkers en retailers, en boeren zullen om die reden altijd te maken hebben met concurrentie uit andere landen.
Toch delen steeds meer ondernemers, wetenschappers, bestuurders, boeren en burgers dezelfde mening: het moet anders in de Nederlandse land- en tuinbouw.
Het nieuwe Europese landbouwbeleid (GLB) 2014-2020 is een niet te missen aanleiding, al vallen momenteel alle betrokkenen over elkaar heen. De geboden kans lijkt uit te monden in een machtsspel met winnaars en verliezers.

Hoe belangrijk is dat GLB nou eigenlijk en gaat Nederland er wijzer van worden?

Europa: verbonden door voedselvoorziening
Europese landbouw en voedselvoorziening gaat o.a. over familiebedrijven in Nederland, maar ook in Polen, over industriële landbouw in C/O Europa, over herders in Transsylvanië, of bergboeren in Italië en Oostenrijk, over olijfboeren in Griekenland, verlaten dorpen in Noord-Portugal. Over groeiende megabedrijven in Duitsland, de kwaliteitsdiscussie in Frankrijk, over Deense varkens en over de talrijke “back-yard” boeren met een paar varkens, kippen en een eigen groente-tuin. En overal wordt er eenzelfde doel nagestreefd: voedselzekerheid en kwaliteit voor de consument, een redelijke levensstandaard voor de boer en instandhouding van de leefbaarheid op het platteland. Zo’n divers werkterrein op dezelfde leest schoeien is geen eenvoudige taak. Het terrein van landbouwbeleid is dan ook taai en complex.

kostbaar of schijntje?
Met z’n allen hebben we er zo’n EUR 50 mrd voor over. Dat bedrag komt uit de belasting die EU burgers afdragen aan het gemeenschappeljk landbouwbeleid. Gemiddeld gaat het om 100 euro per burger of 250 euro per gezin per jaar. Er gaan wel stemmen op dat het te kostbaar zou zijn. Die EUR 50 mrd zijn namelijk de helft van het totale EU budget. Gaat er niet veel te geld naar onze gemeenschappelijke voedselvoorziening?

Het is maar de vraag of 27 individuele landbouwbudgetten zoveel goedkoper zijn. Zeker is wel dat de verdeling van de gelden minder gelijkwaardig zou zijn. Boeren in rijkere lidstaten zouden meer krijgen. In Centraal en Oost Europa zouden ze minder krijgen en in landen met begrotingsproblemen zouden de subsidies wegvallen. Dat zou de zekerheid, en zeker de kwaliteit, van de voedselvoorziening in Europa niet ten goede komen. Zonder de ondertekening van een Europees landbouwbeleid in 1964 zou Europa niet zijn waar het nu is, is dan ook een wijdverbreide gedachte. Ook de onrusten in het Midden-Oosten tonen aan dat beschikbaarheid van betaalbaar voedsel van het grootste belang is. En zeker op het punt van het voorkomen van oorlog zijn de kosten een peuleschil. De kosten van de Irak-oorlog voor alleen de VS al bedragen al meer dan 40 jaar EU landbouwbudget.

Europees landbouwbeleid: Schaalvergroting...
Als Europees landbouwcommissaris slaagde Sicco Mansholt erin om de toen 6 lidstaten een gemeenschappelijk doel te laten nastreven: grootschalige landbouw en voedselzekerheid op basis van mechanisering, garantieprijzen en exportsubsidies. Het werd een succes dat zijn weerga niet kende. Binnen een decennium had de Unie te maken met grote overschotten graan, vlees en zuivel. De keerzijde van het succes werd ook snel duidelijk. Hoge kosten voor opslag en een vernietigende werking van dumppraktijken in ontwikkelingslanden. In Nederland werd de situatie nog verder uitgebuit omdat gesubsidieerde graanexporteurs terugvoeren met goedkope graanvervangende importproducten die zo de basis legden voor de intensieve veehouderij. Handelsbedrijven floreerden, iedere poging tot het indammen van de negatieve effecten werd (en wordt) met een succesvolle handelslobby in de kiem gesmoord.

de omslag in het denken…
Aan het einde van zijn carriere, in 1972, raakte Mansholt overtuigd van de inzichten van de Club van Rome (“Grenzen aan Groei”) en predikte een omslag naar kleinschaliger landbouwbedrijven gebaseerd op ecologische principes; bevolkingsgroei en schaarste aan energie en grondstoffen vroegen om anders denken en een stap terug van het Westen. Maar de weerstand was groot. Boeren, handel, industrie, maar vooral burgers en politici wilden geen stap terug doen. Mansholt werd uitgemaakt voor hippie en hem werd een gebrek aan intellectuele onderbouwing verweten.

…maar niet in het doen
We zijn nu 40 jaar verder en er is nog steeds veel weerstand om van het pad van schaalvergroting af te wijken, om negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden te verminderen en, vooral, om onze “lifestyle” te verduurzamen.
Toch is er ook veel veranderd: subsidies zijn niet langer gekoppeld aan de productievolumes, marktbescherming (importtarieven, exportsubsidies) zijn grotendeels afgebouwd, voorraden zijn er niet meer en er is een significant budget voor concurrentieverbetering, plattelandsontwikkeling en natuurbehoud voor in de plaats gekomen. Daarbij is de Unie uitgebreid naar 27 lidstaten.Eurocommissaris Dacian Ciolos

van voedselvoorziening naar concurrentieversterking
Inmiddels hebben landbouwsubsidies vooral een functie in het overeind houden van de landbouwbedrijven in een meer open markt. In 2009 bestond gemiddeld 40% van het bedrijfsinkomen in de EU landbouw uit subsidies. Bovendien viel met een gemiddelde stijging van de kosten van 3% per jaar en een gelijkblijvend budget, al in 2000 te berekenen dat 10 jaar later, nu dus, de efficiënte landbouwbedrijven ook niet of nauwelijks winst meer zouden maken. Die belofte is uitgekomen. Om reden van concurrentie (en inmiddels ook weer voedselvoorziening) blijft schaalvergroting een belangrijk thema in de landbouw, evenals de roep om inkomensondersteuning. Tegelijk worden ook de negatieve gevolgen van schaalvergroting zichtbaar. Monoculturen in combinatie met minder marktbescherming gaat gepaard met grotere prijsschommelingen en een grotere financiële kwetsbaarheid van landbouwbedrijven. Concentratie en uitbreiding van monoculturen gaat gepaard met een groot verlies aan biodiversiteit. Op het gebied van plattelandsontwikkeling loopt het ook moeizaam; aan de ene kant groeit het budget voor regionale of lokale investeringen en economische activiteiten, aan de andere kant zorgt de voortgaande noodzaak tot schaalvergroting tot leegloop van gebieden waar hetzij de productiekosten hoger zijn of waar de logistiek en/of de economie ontbreekt om kosten verderop in de keten laag te houden.
Tenslotte leidt meer van hetzelfde tot een verschraling van het aanbod van voedsel in de winkelschappen en daarmee tot verslechtering van (of minder invloed op) ons eetpatroon.

toekomstige Europese landbouw: 2 sporen
Het moet anders. Dat vindt Brussel ook. Landbouwcommissaris Ciolos is druk doende met de contouren van een nieuw landbouwbeleid voor de periode 2014-2020. Dit moet aansluiten op de algemene doelen van de EU: duurzaam en sociaal.

Dat klinkt vaag, en dat is het eigenlijk ook nog, maar Ciolos weet wat hij doet. Hij werkt niet ‘top down’ maar ‘bottom up’. Lidstaten worden aangespoord om zelf invulling te geven aan duurzaamheid en de sociaal-economische rol van de landbouw. Ciolos hoopt daarbij op een wensenlijst met (beleidsondersteunende) maatregelen en ondersteuning om de noodzakelijke transitie te kunnen maken. Er wordt ruimte aan regionale verschillen gegeven en de agrisector krijgt de gelegenheid om haar toekomststrategie vorm te geven.

In de verschillende lidstaten zie je een 2-sporenbeleid ontstaan: enerzijds grootschalige, ook industriële, landbouwbedrijven gericht op de wereldmarkt en het afbouwen van structurele subsidies. Anderzijds meer kleinschalige, ecologische, landbouwbedrijven die vooral hoogwaardige producten voor de binnenlandse markten voortbrengen. Opvallend is wel dat beide sporen gestoeld lijken op grondgebonden landbouw, en dat grondloze landbouw nog een onduidelijke fundering in het toekomstig EU landbouwbeleid heeft.

toekomst: Nederland zuivelland?
Het ministerie van EL&I zet zich consciëntieus en onorthodox in om ruimte en invulling aan bovengenoemd proces te geven. Zo was ik op een EL&I workshop over het toekomstig landbouwbeleid waarbij boeren, bestuurders en beleidsmakers op zoek moesten naar pijnpunten en oplossingen. Duidelijk werd dat de primaire sector onmogelijk aan alle agrarische-, maatschappelijke – en ecologische eisen kan voldoen zonder subsidies. Ook werd duidelijk dat de Nederlandse landbouw vooral de toekomst van de Nederlandse melkveehouderij betreft. Andere sectoren waren óf niet vertegenwoordigd, óf werden niet gehoord.

“landbouwsubsidie gaat over transitie”
Eigenlijk is er geen lange termijn visie voor de Nederlandse agri & food sector binnen een Europese context. Er is op dat punt geen regie. Buiten de melkveehouderij overheersen negatieve sentimenten (en argumenten) over het perspectief van de Nederlandse agrisector. De discussies, ook die hier op Foodlog, cirkelen naar binnen terwijl er in de EU – en ook in de afzetketen – veel mogelijkheden zijn om aan de gewenste transitie invulling te geven. Het is dan ook de vraag of sectorpolitiek (vanuit de nederlandse agrisector zelf) wel tot de gewenste veranderingen zal leiden. Of er niet veel meer samenwerking en vertrouwen tussen sectoren, landen en schakels in de afzetketen nodig is om een transitie door te maken. De vraag is dan ook of we niet vooral worstelen met de sociale rol i.p.v. de economische functie van de landbouw.

Aan staatssecretairs Bleker zal het niet liggen - die is opmerkelijk helder: “Landbouwsubsidie gaat over transitie; degenen die niet bewegen hoeven straks niet meer op subsidie te rekenen.“

Het zou kunnen dat Nederland straks helemaal geen behoefte meer heeft aan een Europees landbouwbeleid.

Dit artikel afdrukken