Van 15 tot 20 oktober vertrekt een handelsmissie naar Zuid-Afrika. Onze koning en koningin gaan mee. De ene helft van de deelnemers gaat op zoek naar deals en investeringsmogelijkheden op het gebied van voedselproductie en -verwerking. De andere helft is nadrukkelijk gericht op het bouwen van de infrastructuur waarmee Nederlandse bedrijven waterstof kunnen maken in het land om die vervolgens naar ons land te vervoeren.

Dat vervoer zal vermoedelijk gebeuren in de vorm van ammoniak, een product waar al veel langer handel in is en waarvoor regelgeving en infrastructuur bestaat. Ammoniak bestaat uit waterstof en stikstof en is over grote afstanden efficiënter te vervoeren dan waterstof omdat het een veel hogere (vloeibare) dichtheid heeft. Tal van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen werken aan wat de waterstofeconomie wordt genoemd. In samenwerking met overslag en tankbedrijven ontwikkelt energiebedrijf Gasunie op de Maasvlakte in Rotterdam een nieuwe importterminal voor ammoniak, de ACE Terminal.

Via de haven van Rotterdam en de gasleidingeninfrastructuur van Nederland en Groningen in het bijzonder moet het vervolgens naar zakelijke en particuliere klanten in het achterland van Europa stromen. Uiteraard kan het ook als ammoniak - een alternatief voor LNG - naar andere plekken worden getransporteerd maar dat is kostbaarder. Distributie via de eigen oude infrastructuur brengt kostenvoordelen en dus een gunstige marktpositie met zich mee.

Bestaande industrie verduurzamen
Samen met de Deense premier Mette Frederiksen reisde premier Rutte al naar Zuid-Afrika. Ze beloofden het land een investeringsfonds van $1 miljard dat de productie van waterstof en het transport daarvan de EU op gang kan brengen. Partners in het fonds zijn de Development Bank of Southern Africa, verzekeraar Sanlam en de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO. Nederland wil ook vanuit Namibië in het zuiden van Afrika en Marokko in het noorden waterstof importeren. Oorspronkelijk gold waterstof als een oplossing om elektra op te slaan die niet direct gebruikt kan worden omdat conversies van en naar elektrische energie tot hoge energieverliezen leiden. Inmiddels lijken beleidsmakers en investeerders zich daar niet meer aan te storen; ook over de vermoedelijke gevaren van grootschalig watergebruik maken ze zich weinig zorgen.

De reden is de snelheid waarmee de wereld van fossiele brandstoffen af wil. Ook dat het meer grond kost ten koste van natuur dan ons lief zou moeten zijn, verdwijnt als argument achter de coulissen.
Waterstof moet in onze regio de staalindustrie, transportsector en kunstmestproductie verduurzamen. In 2040 moet 70% van de productie kunnen worden geïmporteerd. Het Afrikaanse continent heeft meer zonne-uren dan wij. Nederland heeft er gemiddeld 1.600, Zuid-Afrika bijvoorbeeld 2.500. We lijken voor elkaar gemaakt. Afrika kan de duurzame energie leveren die wij vroeger uit de Groningse gasvelden en olievelden uit het Midden-Oosten en Rusland haalden.

Twijfels
Maar er zijn twijfels. Zuid-Afrika kan de stroom zelf prima gebruiken. Het land gebruikt kolencentrales om in zijn elektriciteitsbehoefte te voorzien. Daarnaast heeft het een gebrekkige infrastructuur die regelmatig uitvalt door de slechte staat van de centrales en een inferieure kwaliteit kolen die door corruptie en gebrek aan ruimte voor ondernemerschap slecht op te lossen valt. Bovendien is het momenteel een grote uitstoter van broeikasgassen vanwege de kolenverbranding voor elektriciteit. Het land kampt met frequente stroomuitval, terwijl bijna 20% van de 18,5 miljoen huishoudens geen toegang hebben tot moderne stroomvoorzieningen. In arme wijken tappen mensen illegaal stroom.

In plaats van investeringen waarmee beide landen voor de komende decennia een gestructureerd wederzijds belang in elkaar kunnen opbouwen, gaan we op handelsmissie met als doel wat dealtjes te sluiten
De regering van Zuid-Afrika ziet de wereldwijde zoektocht naar duurzame energie als een kans tot modernisering van de falende energiesector. Inmiddels staan 8 van de grootste zonneparken op het Afrikaanse continent in het noorden van Zuid-Afrika, waar de zon uitbundig schijnt. Bovendien is het land rijk aan grondstoffen als platina en iridium, die nodig zijn voor de bouw van elektrolysers en de brandstofcellen die de waterstofeconomie nodig heeft om de zonne-energie op te slaan en weer te gebruiken.

Daar komt bij dat waterstofproductie in Zuid-Afrika veel minder kost dan in Nederland, hoewel de omzetting in ammoniak voor transport naar Europa de handel weer beslist met extra kosten gepaard gaat.

Afrika wingewest voor energie
Het Financieele Dagblad sprak de broer van oud-president Mbeki, de econoom Moeletsi Mbeki. Hij ziet niet genoeg ondernemers in Zuid-Afrika en verwacht daarom dat bedrijven die zelf zullen meenemen en zelf van hun investeringen zullen profiteren. Daardoor wint Zuid-Afrika maar weinig bij de waterstofproductie en -export. De grote mijnbouwers, de oude energiebedrijven die verduurzamen (export van grondstoffen) en de overheid (belastingen) wel. Het wordt moeilijk om geld niet naar de diepste en wijdste zakken te laten vloeien. De bevolking van Zuid-Afrika zal weinig lol van de energieverkoop hebben. Door de logica van het geld dat de winst trekt naar de grootste bron zal het vooral worden gebruikt als een neokoloniaal wingewest voor het noordelijk halfrond.

Het FD laat ook de Zuid-Afrikaanse ondernemer Mashudu Ramano aan het woord. Hij wil met zijn bedrijf Mitochondria Energies de eerste grote assemblagefabriek voor brandstofcellen bouwen. Vanwege subsidies uit Europa en de VS weet hij dat hij geen kans heeft als kleine speler tegen de concurrentie in de waterstofhandel. Ramano zet daarom in op de productie van apparatuur waarmee waterstof wordt gemaakt en omgezet. Hij ziet in dat hij machinebouwer kan worden in een segment waar in 2050 vermoedelijk wereldwijd $200 miljard in omgaat. Zuid-Afrika ziet hij daar wel 20% van pakken.

Productie naar de energie brengen
Triest is natuurlijk dat er geen ondernemers en overheden zijn die nog wat verder denken. Wat is er bijvoorbeeld tegen om kunstmest en staal te maken daar waar de energie is? In plaats van de energie naar Nederland te halen kunnen onze kunstmestindustrie en staalindustrie naar Zuid-Afrika en andere plekken van Afrika. Heel veel meer maakindustrie (van koelkasten en ovens tot fietsen en auto's) wordt daar dan denkbaar. Dat creëert goede banen voor Afrikanen en garandeert het realiseren van een betrouwbaar energienet. Het creëert bovendien een markt voor afnemers van een professionelere en daarmee duurzamere en veel zelfvoorzienender landbouw dan nu het geval is. In een markt die voor tientallen procenten onderbediend is, heeft dat grote waarde.

In 2022 was ik twee keer in Marokko waar ik mensen in belangrijke posities sprak. Ze vertelden me dat met het verdwijnen van Frankrijk uit Afrika (denk aan Mali en Soedan, maar ook aan de negatieve gevoelens die in het Franstalige Marokko zelf tegen Parijs leven) juist op het gebied van land- en tuinbouw het Afrikaanse continent voor Nederlandse boeren, investeerders en zakenlui openligt. Wij zijn in de ogen van Afrika de landbouwkampioenen. In plaats van investeringen voor te stellen en samen uit te werken waarmee beide landen voor de komende decennia een gestructureerd wederzijds belang in elkaar kunnen opbouwen, gaan we op handelsmissie met als doel wat dealtjes te sluiten.
Dit artikel afdrukken