Dat concludeert promovendus Vincent Pompe, docent aan de hoge school Van Hall Larenstein. Ze helpen het dierwelzijn niet vooruit. Een opmerkelijke stelling. Pompe hoopt op 6 oktober a.s. te promoveren in Wageningen.
Website dierwelzijnsweb schrijft:
In zijn proefschrift bepleit Pompe een andere invulling van de bedrijfs- en dierethiek. Deze moeten afstappen van het bepalen wat ‘het beste’ is en waar we naar toe moeten, en zich richten op hoe ‘het betere’ gerealiseerd kan worden. Hierdoor ontstaat er een ethiek van binnenuit, waarbij een bedrijf zelf het complex van waarden en belemmeringen waarin het zich bevindt gaat onderzoeken. Bedrijven hebben een eigen ethische ruimte om te manoeuvreren waarin nieuwe mogelijkheden gecreëerd kunnen worden om een situatie voor mens, dier of natuur te verbeteren, maar deze wordt niet goed onderzocht waardoor de potentie te weinig wordt benut. Bedrijven kunnen pro-actiever in de maatschappij staan door gemeenschappelijke waarden en producten te creëren. Pompe pleit voor moreel ondernemerschap dat gericht is op het vermogen om proactief bij te dragen aan meer dierenwelzijn in plaats van reactief daarmee te profileren in rapporten en logo’s.
Pompe geeft in het proefschrift aan weinig vernieuwing te verwachten van vanuit principes afgedwongen dierwelzijnspolitiek. Een beter dierwelzijn moet van binnenuit komen en moet verankerd worden in het handelen van ondernemers. De promovendus pleit dan ook voor een pragmatische ethiek. Dit pleidooi is opmerkelijk. Het staat haaks op de huidige praktijk in Nederland die via sterren (Dierenbescherming) en maatschappelijke actie (Wakker Dier, Varkens in Nood, Partij van de Dieren) ondernemers dwingt tot verandering zonder henzelf verantwoordelijkheden te laten.
Het proefschrift laat zien hoe de kalvermesterij van de Van Drie Groep - die bij dierwelzijnsvechters onder vuur ligt - zelf verantwoordelijkheid nam. Dat is opmerkelijk en mag voor het brede publiek als nieuws gelden.
Het proefschrift laat niet zien hoe de varkenshouderij of de kippenhouderij - die beide afhankelijker zijn van concurrentie - tot een dergelijke attitude-verandering kunnen komen. Tegen de achtergrond van de denkwereld die Pompe opbouwt komt een interessante stelling op. Mogelijk is in die gevallen de ontwikkeling van een pragmatische ethiek van de zijde van de consument nodig. Hoe dat zou moeten is een prikkelende vervolgvraag.
In het geldende krachtenveld wordt de houding van de consument vanuit een principiële ethiek gevormd.
Het proefschrift van Pompe is te downloaden.
Dit artikel afdrukken
In zijn proefschrift bepleit Pompe een andere invulling van de bedrijfs- en dierethiek. Deze moeten afstappen van het bepalen wat ‘het beste’ is en waar we naar toe moeten, en zich richten op hoe ‘het betere’ gerealiseerd kan worden. Hierdoor ontstaat er een ethiek van binnenuit, waarbij een bedrijf zelf het complex van waarden en belemmeringen waarin het zich bevindt gaat onderzoeken. Bedrijven hebben een eigen ethische ruimte om te manoeuvreren waarin nieuwe mogelijkheden gecreëerd kunnen worden om een situatie voor mens, dier of natuur te verbeteren, maar deze wordt niet goed onderzocht waardoor de potentie te weinig wordt benut. Bedrijven kunnen pro-actiever in de maatschappij staan door gemeenschappelijke waarden en producten te creëren. Pompe pleit voor moreel ondernemerschap dat gericht is op het vermogen om proactief bij te dragen aan meer dierenwelzijn in plaats van reactief daarmee te profileren in rapporten en logo’s.
Pompe geeft in het proefschrift aan weinig vernieuwing te verwachten van vanuit principes afgedwongen dierwelzijnspolitiek. Een beter dierwelzijn moet van binnenuit komen en moet verankerd worden in het handelen van ondernemers. De promovendus pleit dan ook voor een pragmatische ethiek. Dit pleidooi is opmerkelijk. Het staat haaks op de huidige praktijk in Nederland die via sterren (Dierenbescherming) en maatschappelijke actie (Wakker Dier, Varkens in Nood, Partij van de Dieren) ondernemers dwingt tot verandering zonder henzelf verantwoordelijkheden te laten.
Het proefschrift laat zien hoe de kalvermesterij van de Van Drie Groep - die bij dierwelzijnsvechters onder vuur ligt - zelf verantwoordelijkheid nam. Dat is opmerkelijk en mag voor het brede publiek als nieuws gelden.
Het proefschrift laat niet zien hoe de varkenshouderij of de kippenhouderij - die beide afhankelijker zijn van concurrentie - tot een dergelijke attitude-verandering kunnen komen. Tegen de achtergrond van de denkwereld die Pompe opbouwt komt een interessante stelling op. Mogelijk is in die gevallen de ontwikkeling van een pragmatische ethiek van de zijde van de consument nodig. Hoe dat zou moeten is een prikkelende vervolgvraag.
In het geldende krachtenveld wordt de houding van de consument vanuit een principiële ethiek gevormd.
Het proefschrift van Pompe is te downloaden.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Ik begrijp zijn zienswijze maar ben het er maar ten dele mee eens. Een opgelegd dierwelzijnskeurmerk wat een verplichting word voor de sector heeft geen gezonde basis. Andersom een boer die wil ontwikkelen in dierwelzijn en/of milieu moet economisch perspectief hebben. Dat perspectief blijkt niet vanzelf aan te komen waaien. Dus als er een "ster" langskomt dan zullen de boeren die willen ontwikkelen wellicht op die trein springen. Komt die trein niet langs doen ze misschien niets.
Fantastisch! Het nadeel van elk keurmerk is de regelgedreven aansturing waardoor voortschrijdend inzicht maar zeer moeizaam wordt geïmplementeerd. Dat is niet zo wanneer de consument in staat wordt gesteld zelf te 'auditen'. Transparantie dus in plaats van regels. Niet elke consument zal in staat zijn om dit te doen, maar dat hoeft ook helemaal niet.
Ik sluit me helemaal aan bij de conclusie van Pompe dat regelgeving van bovenaf innovatie van onderop in de weg staat. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor MVO en duurzamheid. Toch heb ik een kanttekening:
Ik vind dat Pompe met zijn woordgebruik van 'moreel ondernemerschap' het thema van dierenwelzijn onnodig en onwenselijk voorziet van framing. Alsof 'gewoon' ondernemerschap in de veehouderij immoreel is en alleen maar leidt tot amorele uitkomsten voor dieren.
Heel goed, geen regels en gewoon doen. Ik noem het "Boerenverstand". De zo genaamde auditen zoals Mark noemt hebben we als ondernemer dit jaar 16 keer !!! gedaan. Kosten voor ons bedrijf ongeveer 5000 euro. Daarbij komt dat er ieder jaar wel weer een nieuwe regel bij. De auditeurs moeten toch blijven schrijven ....
Het voorbeeld Van Drie zou ik in geen enkel proefschrift gebruiken. Van Drie is een ketenbeheerder, een monopolist, die in zijn branche, de kalverhouderij, een comfortabele positie bekleedt door een vermogen te vergaren uit subsidies en premies. Die kalveren maken het mogelijk met behulp van het EU zuivelbeleid.
Genoeg.
De houding van de consument is in slechts zeer beperkte mate leidend in concepten betreffende bedrijfs- en dierethiek. Simpel omdat slechts weinigen over voldoende kennis beschikken betreffende diverse productiemethoden. Diegenen die wel kennis hebben kunnen een leidende rol vervullen, de rest moet volgen.
Logo's of merken zullen altijd nodig blijven om het onderscheid aan te geven.
Het dwangmatige van opgelegde regels is al snel bij ondernemers een vorm van moeten waarbij aan de gevraagde inspanning minimaal voldaan zal worden.
Praktijkervaring bij Good Farming Star dat een aantal ondernemers eerst vraagt om extra centen en dan bereidt is er iets tegenover te stellen. Totaal foute insteek voor wat betreft de inspraak die varkenshouders zo verkwanselen. Als je inspraak wil verdienen en onderscheidend in de markt wil zijn zullen de initiatieven van de boer moeten komen. In het verleden was er geen markt open voor maar dankzij recente ontwikkelingen gloort er wat.
Gewoon ondernemerschap is niet immoreel maar in de ogen van de kritische burger wel discutabel.