Een studie van CLM Onderzoek en Advies in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), laat zien dat de koolmezensterfte in de stad waarschijnlijk niet het gevolg is van de bestrijding van buxusmotrupsen. Wel zijn er 26 verschillende pesticiden aangetroffen in dode jonge mezen, waarvan twee derde van de metingen insecticiden betreft. Deze insecticiden zijn waarschijnlijk voor het grootste deel afkomstig van diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken bij honden en katten. Mogelijk zijn jonge mezen in enkele nesten hieraan doodgegaan.
Mezen gebruiken honden-en kattenharen om hun nest te bekleden omdat ze lekker warm isoleren. Door de behandeling van honden en katten met diergeneesmiddelen tegen vlooien en teken blijken deze haren insecticiden te bevatten. Op deze manier worden de kale jongen blootgesteld aan insecticiden en nemen ze deze stoffen op. In totaal zou in maximaal 97% van het aantal keren dat in de jonge mezen nu toegestane insecticiden zijn gevonden dit gerelateerd kunnen worden aan contaminatie via haren met diergeneesmiddelen. Daarmee lijkt de ‘haarroute’ de meest waarschijnlijke route waardoor jonge koolmezen insecticiden binnen krijgen. Deze route is nog niet eerder beschreven. Voor gewasbeschermingsmiddelen die via het voedsel in de mezen komen is dat 58%.
Waarschijnlijk geen koolmezensterfte door buxusmotbestrijding
De gevonden concentraties van pesticiden zijn in de meeste gevallen te laag om sterfte van de jonge mezen te hebben veroorzaakt. Op locaties waarvan de melder heeft uitgezocht welke pesticiden tegen buxusmot zijn gespoten, vinden we deze stoffen bovendien niet terug in de mezen.
Ook is er geen toename van sterfte van nestjongen van koolmees in de stad waargenomen vanaf 2017, het jaar dat er een toename van de buxusmot is geconstateerd, en daarmee waarschijnlijk ook van de busxusmotrupsbestrijding.
Wel kunnen de voor vogels sterk giftige stoffen fipronil en imidacloprid in enkele gevallen de oorzaak zijn van sterfte van jonge koolmezen.
Waarom dan toch meer mezensterfte in de stad?
Uit eerder onderzoek blijkt een hogere sterfte van koolmeesnestjongen in de stad ten opzichte van natuurgebieden. Dit is te verklaren door een combinatie van een lagere hoeveelheid insecten, een lagere kwaliteit van de insecten en een hogere kans op predatie/sterfte van de adulten.
26 verschillende pesticiden aangetroffen
In totaal zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen in de 41 monsters van dode jonge koolmezen. Het valt op dat naast insecticiden ook fungiciden en herbiciden zijn aangetroffen.
- Insecticiden (9): cypermethrin, DDT, fipronil, fluralaner, imidacloprid, permethrin, piperonyl butoxide, propoxur, pyriproxyfen;
- Fungiciden (6): difenoconazool, dimethomorph, folpet, iprodion, pencycuron, tebuconazool;
- Herbiciden (7): chloorprofam, fluroxypyr-1-methylheptylester, oxadiazon, pendimethalin, phenmedifam, propyzamide, prosulfocarb;
- Biocide (2): 2-Fenylfenol, DEET;
- Industrieel (1): difenyl;
- Intermediair (1): anthrachinon.
Van de 84 keer dat pesticiden zijn aangetroffen, betreft dat voor het grootste deel insecticiden: 64%. In een exceptioneel monster uit een natuurgebied zijn maar liefst 20 pesticiden aangetroffen.
Aantal gemelde en geanalyseerde dode jonge mezen
Naar aanleiding van de oproep om jonge dode mezen te melden zijn in totaal 411 meldingen gedaan vanuit alle provincies van Nederland, waarbij de meeste meldingen afkomstig zijn uit Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland en de minste uit Drenthe, Flevoland en Friesland. 41 monsters zijn geanalyseerd, waarvan 17 uit de stad waar wel bestrijding tegen buxusmot zou hebben plaatsgevonden; 14 uit de stad waar geen bestrijding tegen buxusmot zou hebben plaatsgevonden en 10 uit natuurgebied, waar wordt verondersteld dat geen bestrijding heeft plaatsgevonden.
Dit artikel afdrukken
Waarschijnlijk geen koolmezensterfte door buxusmotbestrijding
De gevonden concentraties van pesticiden zijn in de meeste gevallen te laag om sterfte van de jonge mezen te hebben veroorzaakt. Op locaties waarvan de melder heeft uitgezocht welke pesticiden tegen buxusmot zijn gespoten, vinden we deze stoffen bovendien niet terug in de mezen.
Ook is er geen toename van sterfte van nestjongen van koolmees in de stad waargenomen vanaf 2017, het jaar dat er een toename van de buxusmot is geconstateerd, en daarmee waarschijnlijk ook van de busxusmotrupsbestrijding.
Wel kunnen de voor vogels sterk giftige stoffen fipronil en imidacloprid in enkele gevallen de oorzaak zijn van sterfte van jonge koolmezen.
Waarom dan toch meer mezensterfte in de stad?
Uit eerder onderzoek blijkt een hogere sterfte van koolmeesnestjongen in de stad ten opzichte van natuurgebieden. Dit is te verklaren door een combinatie van een lagere hoeveelheid insecten, een lagere kwaliteit van de insecten en een hogere kans op predatie/sterfte van de adulten.
26 verschillende pesticiden aangetroffen
In totaal zijn 26 verschillende pesticiden aangetroffen in de 41 monsters van dode jonge koolmezen. Het valt op dat naast insecticiden ook fungiciden en herbiciden zijn aangetroffen.
- Insecticiden (9): cypermethrin, DDT, fipronil, fluralaner, imidacloprid, permethrin, piperonyl butoxide, propoxur, pyriproxyfen;
- Fungiciden (6): difenoconazool, dimethomorph, folpet, iprodion, pencycuron, tebuconazool;
- Herbiciden (7): chloorprofam, fluroxypyr-1-methylheptylester, oxadiazon, pendimethalin, phenmedifam, propyzamide, prosulfocarb;
- Biocide (2): 2-Fenylfenol, DEET;
- Industrieel (1): difenyl;
- Intermediair (1): anthrachinon.
Van de 84 keer dat pesticiden zijn aangetroffen, betreft dat voor het grootste deel insecticiden: 64%. In een exceptioneel monster uit een natuurgebied zijn maar liefst 20 pesticiden aangetroffen.
Aantal gemelde en geanalyseerde dode jonge mezen
Naar aanleiding van de oproep om jonge dode mezen te melden zijn in totaal 411 meldingen gedaan vanuit alle provincies van Nederland, waarbij de meeste meldingen afkomstig zijn uit Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland en de minste uit Drenthe, Flevoland en Friesland. 41 monsters zijn geanalyseerd, waarvan 17 uit de stad waar wel bestrijding tegen buxusmot zou hebben plaatsgevonden; 14 uit de stad waar geen bestrijding tegen buxusmot zou hebben plaatsgevonden en 10 uit natuurgebied, waar wordt verondersteld dat geen bestrijding heeft plaatsgevonden.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
#16&17;, er zal een verschil zijn tussen zwerfkatten, die altijd hongerig zijn, en katten aan huis, die dagelijks hun vegetarische (want slechts 6%vleesresten) brokjes van de Lidl krijgen...en dat graag aanvullen met zo'n muis.
Vorig jaar echter, tijdens een canicule (soort extreme hittegolf) hier (in Zw-Frankrijk), ging het rap met de dode jonge vogeltjes. Vogeltjes lieten zich toen makkelijker vangen, verzwakt als ze waren door de hitte en droogte, en de katten wisten dat. Heb ze toen een belletje omgedaan.
Terug naar het mezenverhaal.
#16 Geen normvervaging maar aaibaarheid, ze zouden als proef Vlieland kat vrij moeten maken en kijken wat er met de diertellingen veranderd.
Toch vreemd dan als het allemaal meevalt met de tol die katten eisen, zoals ik hier lees, hoe verklaren jullie dan de enorme cijfers die door wetenschappers zijn gepubliceerd via het nieuws de afgelopen tijd?
Er is een onderzoek geweest op Vliland naar de maaginhoud van daar voorkomende zwerfkatten en dat loog er niet om, zeker wat beschermde vogels betreft. Als die aantallen nu ens bleven leven.... zou de stand er anders uitzien denk ik. En Muizen? das voer voor vogels zoals de uil. Dat is natuur. Een kat buiten dat is bedreiging van natuur. Snap nogmaals niet dat men honden aan de lijn wil en katten los geen punt vindt. Normvervaging??
Ik denk dat loslopende katten zijn daar waar mensen wonen. Ik woon op het platteland, en de dichtheid van loslopende katten lijkt mij hier groter dan in de stad. Bovendien zijn de loslopende katten hier meestal 'boerderijkatten', dus gewend om buiten te zijn en hun eigen eten te scoren. Uit empirisch onderzoek op onze eigen twee katten blijkt dat muizen het hoofdvoedsel zijn, met uitstapjes naar ratten en kikkers. Vogels nauwelijks, ook omdat die veel lastiger te vangen zijn. Muizen kunnen niet vliegen, ik denk dat dat het verschil maakt.
#12, Peter, niet wetenschappelijk hoor (gewoon, van wat ik gezien heb), maar we hebben, als bijna iedere 'campagnard', een paar katten, die we veel buiten laten 'in de natuur'. Hun voornaamste prooi is de muis, veldmuis, woelrat, grijze muis, ook af en toe een rat, en soms een vogeltje, meestal roodborst in de herfst, als ze net zijn aangekomen en de mannetjes (te?) druk met hun territorium bezig zijn. En in mei, als er onervaren jonkies uitvliegen. In die periode wordt het overdag echter al snel warm, met fel zonlicht, dwz als de vogels actief zijn, slapen de katten. Ik heb dus niet het idee dat ze grootschalig vogeltjes jagen, zoals je vaak hoort. Muizen worden grif opgegeten, vogeltjes is teveel veer. Vooral herfst is 't feest, zijn de muizen vet.
In de hollandse stad is de situatie 'natuurlijk' een totaal andere, is de kat een totaal andere. Geldt ook voor de stadsvogel. Iedere omgeving heeft zijn eigen 'werking'.
Zou er ook een 'kattenhype' kunnen zijn?