Scheikundige en filosoof Jaap Hanekamp is een oudgediende in het Nederlandse mestdossier. Hij legt zijn vinger op de zere plek in de jongste aflevering van de strijd over mest in ons land. Wetenschappers maakten een mythe van hun onderzoeksobject. De overheid ging er in mee. Milieu en boer ondervinden de schade die onbespreekbaar is geworden.
In 1995 bracht stichting HAN het rapport ‘De wetenschappelijke basis van het Nederlandse ammoniak beleid’ uit om alle commotie over verzurende uitstoot, waaronder ammoniak, eens tegen het licht te houden. Het Additioneel Programma Verzuringsonderzoek (APV) werd midden jaren tachtig opgezet en had toen nog de focus op ‘stervende bossen’. 'Bosvitaliteit' heette het in het toenmalig jargon. |in 1993 was echter al duidelijk dat verzurende depositie nauwelijks effect had en heeft op Europese bossen. Wat restte was de biodiversiteitskwestie (‘de natuur’), met alle vragen die dat weer met zich meebracht.
Meten versus berekenen
Dit alles (en meer) werd braaf gerapporteerd door stichting HAN. Het debat werd vervolgens hard en ook op de persoon gespeeld. Echter, los van dat debat toen en nu, is er een fundamenteel probleem dat in wezen een nieuwe studie waard zou zijn, namelijk ‘De filosofische basis van het Nederlandse ammoniakbeleid’. Het zou betrekking moeten hebben op de modellen, het beleid en de verbinding daartussen.
De resultaten van modellen waarmee de ammoniakuitstoot wordt berekend, wijken af van de werkelijk gemeten ammoniakconcentraties. Een belangrijk punt, zo heet het, is dan ook het zogenaamde ‘ammoniakgat’ tussen berekening en meting. De berekende emissiereductie is 70 procent, de gemeten concentratiedaling is zo’n 20 tot 30 procent. Depositie wordt echter nauwelijks gemeten maar in hoofdzaak berekend.
Wél pseudowetenschap
‘Twintig jaar geleden al zette Jan Willem Erisman het ammoniakgat op de agenda’, zo verwoordt de Boerderij het in een artikel van 14 oktober. Een verwijzing in dat artikel naar de vermeende ‘pseudowetenschappelijke basis’ zegt genoeg over het ongenoegen bij delen van de agrarische sector ten aanzien van het ammoniakbeleid. Het antwoord in de Boerderij komt snel van professor Erisman: ‘Maar dit is geen pseudowetenschap. Er zijn zoveel wetenschappelijke publicaties over dit onderwerp en er zijn integere wetenschappers mee bezig, die bovendien vorig jaar gecontroleerd zijn door een onafhankelijke ammoniakreview.’
Toch is hier wel degelijk sprake van pseudowetenschap in het onderzoek naar ammoniakemissie en depositie. Het is zelfs van een orde die eigenlijk nooit ter sprake komt. Het gaat niet over de onvermijdelijke afwijkingen van meetwaarden en modelberekeningen, en de wijze waarop onderzoekers en beleidsmakers daarmee omgaan. De integriteit van onderzoekers staat dan ook niet hier ter discussie. Het probleem ligt op begripsmatig niveau en heeft betrekking op de manier waarop de beperkingen van modellen worden gehanteerd. Het gebruik van de term ‘ammoniakgat’ maakt dat duidelijk.
Catastrofale reïficatie
Er bestaat namelijk helemaal geen ‘ammoniakgat’. Er zijn slechts ammoniakconcentraties in de lucht die sterk kunnen variëren in tijd en ruimte. Ze kunnen bovendien tal van bronnen hebben waaronder de veehouderij. Daarnaast is er ook ammoniakdepositie van een sterk variabele orde. Meer is er niet. Tenzij er modellen worden gemaakt die als werkelijkheid gaan functioneren. Dan ontstaat er, geheel denkbeeldig, een ‘gat’. In de filosofie heet dit reïficatie, oftewel de drogreden van abstracties (de modellen) die de werkelijkheid maken.
Dat is gebeurd in dit onderzoeksveld en beleidsmakers zijn ermee aan de haal gegaan. De afstandstabel van de ‘Interimwet ammoniak en veehouderij’ uit 1994, waarmee depositie werd berekend op basis van berekende emissiefactoren per dier en de afstand van de veehouderij tot het dichtstbijzijnde 'verzuringsgevoelige' gebied, is een voorbeeld van de consequenties van reïficatie, met alle catastrofale gevolgen van dien. Dat onderzoekers toentertijd klaagden over de onnauwkeurigheid van zo’n tabel, laat zien dat ze niet doorhadden dat hun model de werkelijkheid had vervangen.
Foute basis voor natuurbeleid
Sinds 1994 zijn we niet echt opgeschoten. In de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) staat bijvoorbeeld dat ‘in 133 gebieden [stikstofdepositie] nog steeds te groot [is] om de stikstofgevoelige leefgebieden van planten en dieren weer een vitaal bestaan te bezorgen.’ Deze taal is alleen te bezigen als de modellen beschouwd worden als werkelijkheid. Het model is dus de werkelijkheid geworden. Daarop gebaseerd beleid zal falen omdat noch de werkelijkheid als werkelijkheid wordt begrepen, noch de modellen als modellen worden ontwikkeld en gebruikt.
Treurig
Voor een deugdelijk natuurbeleid moeten de feitelijke emissies en deposities kunnen worden vastgesteld. Bepaald moet worden wat daarvan de gevolgen zijn voor biodiversiteit. Dat betekent vervolgens dat vastgesteld moet worden hoe biodiversiteit gedefinieerd moet worden. Tot slot moet de vraag gesteld worden welke meetinstrumenten we hebben om beleidseffecten te meten en hun economische impact te kunnen evalueren. Dergelijke voor de hand liggende zaken, zijn sinds 1994 in feite niet aan de orde geweest. Daar is slechts één woord voor: treurig
Een sciëntistische cultuur
Helaas geven de betrokken onderzoekers zelf ook weinig soelaas. Zij zijn, misschien wel onbedoeld, de verspreiders van de reïficerende drogreden. Dat maakt deel uit van de zogenaamde sciëntische cultuur. Daarin denken wetenschappers dat alleen wat zij kunnen verklaren de enige vorm van echte kennis is en de werkelijkheid volledig kan doorgronden. Hoewel weinig wetenschappers dat zullen onderschrijven, ontbreekt bij velen van hen de filosofische gereedschapskist om dat te herkennen en te pareren. Daarom gebeurt het nogal eens dat ze hun eigen theorie gaan bestuderen –die is immers mooi rond en kloppend– in plaats van de werkelijkheid.
Opgesloten in eigen denkwereld
Het voortslepende ammoniakdossier en de manier waarop nadelige milieuconsequenties worden bepaald is een schoolvoorbeeld van sciëntisme dat inmiddels groteske vormen heeft aangenomen. Tegenstrijdige waarnemingen zijn geen bron van heroverweging meer. Dat leidt tot beleid dat schimmen bestrijdt en de werkelijke belangen van natuur en boer buiten de deur heeft gezet.
In het bestaande beleid is dus een cruciale fout geslopen. De wetenschappelijke kennis waarop het zich beroept is de gehele werkelijkheid geworden. De werkelijkheid zelf staat buiten spel en is niet meer waarneembaar. Geen wonder dus dat de werkelijkheid niet meer overeenstemt met de ‘wetenschappelijke’ kennis van de tot mythe verworden realiteit van het sciëntisme. Dat is dan ook de reden waarom het beleid ogenschijnlijk resultaat boekt.
Dat dat niet zo is, is niets anders dan het intrappen van de spreekwoordelijke open deur. Het is uiteraard ook de reden waarom zowel boeren als natuurwaarnemers de werkelijkheid anders zien maar daarover met geen mogelijkheid meer met wetenschap of beleid in gesprek kunnen komen. Wetenschap en beleid hebben zich in hun eigen denkwereld opgesloten.
Jan-Willem Erisman betwijfelt of de journalistiek, die blijkbaar het voortouw heeft genomen in de jongste aflevering van het debat over mest in Nederland, wel voldoende wetenschappelijke kennis in huis heeft om dat debat ook inhoudelijk goed te voeren. Daar maak ik mij weinig zorgen over. Veel meer zorgen maak ik me over onderzoekers en beleidsmakers die het onderscheid niet kunnen maken tussen wetenschap en sciëntisme. De wereld en haar complexiteit is vele malen groter dan onderzoek en beleid kunnen bevatten. Maar helaas geven beiden daar weinig sjoege van. Zij dromen de werkelijkheid, onderzoeken die droom maar zijn zich daar niet van bewust. Dat noem ik treurig omdat milieu en boer met de brokken blijven zitten.
Fotocredits: Who's afraid of green, yellow, white & blue, Bert Kaufmann
Dit artikel afdrukken
Meten versus berekenen
Dit alles (en meer) werd braaf gerapporteerd door stichting HAN. Het debat werd vervolgens hard en ook op de persoon gespeeld. Echter, los van dat debat toen en nu, is er een fundamenteel probleem dat in wezen een nieuwe studie waard zou zijn, namelijk ‘De filosofische basis van het Nederlandse ammoniakbeleid’. Het zou betrekking moeten hebben op de modellen, het beleid en de verbinding daartussen.
De resultaten van modellen waarmee de ammoniakuitstoot wordt berekend, wijken af van de werkelijk gemeten ammoniakconcentraties. Een belangrijk punt, zo heet het, is dan ook het zogenaamde ‘ammoniakgat’ tussen berekening en meting. De berekende emissiereductie is 70 procent, de gemeten concentratiedaling is zo’n 20 tot 30 procent. Depositie wordt echter nauwelijks gemeten maar in hoofdzaak berekend.
Wél pseudowetenschap
‘Twintig jaar geleden al zette Jan Willem Erisman het ammoniakgat op de agenda’, zo verwoordt de Boerderij het in een artikel van 14 oktober. Een verwijzing in dat artikel naar de vermeende ‘pseudowetenschappelijke basis’ zegt genoeg over het ongenoegen bij delen van de agrarische sector ten aanzien van het ammoniakbeleid. Het antwoord in de Boerderij komt snel van professor Erisman: ‘Maar dit is geen pseudowetenschap. Er zijn zoveel wetenschappelijke publicaties over dit onderwerp en er zijn integere wetenschappers mee bezig, die bovendien vorig jaar gecontroleerd zijn door een onafhankelijke ammoniakreview.’
Toch is hier wel degelijk sprake van pseudowetenschap in het onderzoek naar ammoniakemissie en depositie. Het is zelfs van een orde die eigenlijk nooit ter sprake komt. Het gaat niet over de onvermijdelijke afwijkingen van meetwaarden en modelberekeningen, en de wijze waarop onderzoekers en beleidsmakers daarmee omgaan. De integriteit van onderzoekers staat dan ook niet hier ter discussie. Het probleem ligt op begripsmatig niveau en heeft betrekking op de manier waarop de beperkingen van modellen worden gehanteerd. Het gebruik van de term ‘ammoniakgat’ maakt dat duidelijk.
Catastrofale reïficatie
Er bestaat namelijk helemaal geen ‘ammoniakgat’. Er zijn slechts ammoniakconcentraties in de lucht die sterk kunnen variëren in tijd en ruimte. Ze kunnen bovendien tal van bronnen hebben waaronder de veehouderij. Daarnaast is er ook ammoniakdepositie van een sterk variabele orde. Meer is er niet. Tenzij er modellen worden gemaakt die als werkelijkheid gaan functioneren. Dan ontstaat er, geheel denkbeeldig, een ‘gat’. In de filosofie heet dit reïficatie, oftewel de drogreden van abstracties (de modellen) die de werkelijkheid maken.
Dat is gebeurd in dit onderzoeksveld en beleidsmakers zijn ermee aan de haal gegaan. De afstandstabel van de ‘Interimwet ammoniak en veehouderij’ uit 1994, waarmee depositie werd berekend op basis van berekende emissiefactoren per dier en de afstand van de veehouderij tot het dichtstbijzijnde 'verzuringsgevoelige' gebied, is een voorbeeld van de consequenties van reïficatie, met alle catastrofale gevolgen van dien. Dat onderzoekers toentertijd klaagden over de onnauwkeurigheid van zo’n tabel, laat zien dat ze niet doorhadden dat hun model de werkelijkheid had vervangen.
Foute basis voor natuurbeleid
Sinds 1994 zijn we niet echt opgeschoten. In de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) staat bijvoorbeeld dat ‘in 133 gebieden [stikstofdepositie] nog steeds te groot [is] om de stikstofgevoelige leefgebieden van planten en dieren weer een vitaal bestaan te bezorgen.’ Deze taal is alleen te bezigen als de modellen beschouwd worden als werkelijkheid. Het model is dus de werkelijkheid geworden. Daarop gebaseerd beleid zal falen omdat noch de werkelijkheid als werkelijkheid wordt begrepen, noch de modellen als modellen worden ontwikkeld en gebruikt.
Treurig
Voor een deugdelijk natuurbeleid moeten de feitelijke emissies en deposities kunnen worden vastgesteld. Bepaald moet worden wat daarvan de gevolgen zijn voor biodiversiteit. Dat betekent vervolgens dat vastgesteld moet worden hoe biodiversiteit gedefinieerd moet worden. Tot slot moet de vraag gesteld worden welke meetinstrumenten we hebben om beleidseffecten te meten en hun economische impact te kunnen evalueren. Dergelijke voor de hand liggende zaken, zijn sinds 1994 in feite niet aan de orde geweest. Daar is slechts één woord voor: treurig
Een sciëntistische cultuur
Helaas geven de betrokken onderzoekers zelf ook weinig soelaas. Zij zijn, misschien wel onbedoeld, de verspreiders van de reïficerende drogreden. Dat maakt deel uit van de zogenaamde sciëntische cultuur. Daarin denken wetenschappers dat alleen wat zij kunnen verklaren de enige vorm van echte kennis is en de werkelijkheid volledig kan doorgronden. Hoewel weinig wetenschappers dat zullen onderschrijven, ontbreekt bij velen van hen de filosofische gereedschapskist om dat te herkennen en te pareren. Daarom gebeurt het nogal eens dat ze hun eigen theorie gaan bestuderen –die is immers mooi rond en kloppend– in plaats van de werkelijkheid.
Opgesloten in eigen denkwereld
Het voortslepende ammoniakdossier en de manier waarop nadelige milieuconsequenties worden bepaald is een schoolvoorbeeld van sciëntisme dat inmiddels groteske vormen heeft aangenomen. Tegenstrijdige waarnemingen zijn geen bron van heroverweging meer. Dat leidt tot beleid dat schimmen bestrijdt en de werkelijke belangen van natuur en boer buiten de deur heeft gezet.
In het bestaande beleid is dus een cruciale fout geslopen. De wetenschappelijke kennis waarop het zich beroept is de gehele werkelijkheid geworden. De werkelijkheid zelf staat buiten spel en is niet meer waarneembaar. Geen wonder dus dat de werkelijkheid niet meer overeenstemt met de ‘wetenschappelijke’ kennis van de tot mythe verworden realiteit van het sciëntisme. Dat is dan ook de reden waarom het beleid ogenschijnlijk resultaat boekt.
Dat dat niet zo is, is niets anders dan het intrappen van de spreekwoordelijke open deur. Het is uiteraard ook de reden waarom zowel boeren als natuurwaarnemers de werkelijkheid anders zien maar daarover met geen mogelijkheid meer met wetenschap of beleid in gesprek kunnen komen. Wetenschap en beleid hebben zich in hun eigen denkwereld opgesloten.
Jan-Willem Erisman betwijfelt of de journalistiek, die blijkbaar het voortouw heeft genomen in de jongste aflevering van het debat over mest in Nederland, wel voldoende wetenschappelijke kennis in huis heeft om dat debat ook inhoudelijk goed te voeren. Daar maak ik mij weinig zorgen over. Veel meer zorgen maak ik me over onderzoekers en beleidsmakers die het onderscheid niet kunnen maken tussen wetenschap en sciëntisme. De wereld en haar complexiteit is vele malen groter dan onderzoek en beleid kunnen bevatten. Maar helaas geven beiden daar weinig sjoege van. Zij dromen de werkelijkheid, onderzoeken die droom maar zijn zich daar niet van bewust. Dat noem ik treurig omdat milieu en boer met de brokken blijven zitten.
Fotocredits: Who's afraid of green, yellow, white & blue, Bert Kaufmann
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Soms lees je iets en dan denk achteraf wat heb ik gelezen. Bij het bovenstaande krijg ik het gevoel van een pak suiker in een tank benzine.
Binnen de grenzen van de EU wordt meer CO2 vastgelegd dan dat er vanuit landbouw, bosbouw en ander landgebruik de lucht in gaat. Dat is niet gemeten, dat is berekend. Globaal is berekend hoeveel carbon door terristriale ecosystemen (ongeveer) wordt opgenomen op basis van metingen van atmospherische en oceanische koolstof gehaltes. Dan moet de rest dus wel in het land en/of de vegetatie gaan zitten. We weten nl niet hoe de carbon kringloop precies werkt (laat staan de interactie met N-kringlopen...). Op basis van veel onderzoek en nog meer rationeel rekenwerk worden rekenmodellen langzaam maar zeker nauwkeuriger.
De grootste problemen doen zich voor als er beleid gemaakt moet worden. Want dan blijkt dat de globale of regionale rekenuitkomsten zeer sterk door lokale omstandigheden worden beinvloed. Een hellinkje in het land doet iets heel anders dan de natte vallei daaronder, elk type bodem en manier van bewerken geeft een ander resultaat, etc. Kampt de klimaatproblematiek niet met dezelfde problemen als hierboven beschreven (of omgekeerd eigenlijk)?
Aansluitend bij Liesbeth: volgens mij, Hendrik, staat in het bovenstaande dat je modellen niet als wet, maar met gezond verstand moet gebruiken.
Net als in een belendende draad betekent dat vooral niet zonder meten en herijken, maar zonder te verabsoluteren. Misschien wel - vermoed ik - door relevante, radicaal reductionistische biologische experimenten uit te voeren. Goed beschouw is daarmee deze lijn klaar. De rest is immers opnieuw geklets in de lucht.
Dat laat onverlet dat er twee relevante vragen zijn die ons al resten uit een voorgaande draad.
Wie het bovenstaande leest en wat abstracter kan denken, concludeert: wetgever en wetshandhaver moeten dus leren omgaan met onzekerheid en toch voor rechtsgelijkheid en een fatsoenlijk milieubeleid zorgen.
Het mestbeleid stamt uit een tijd waarin (enkele) veehouders grond ophoogden met mest en waar wel degelijk milieu schade ontstond. Om dit bij te sturen werd het mestbeleid opgezet en sloeg men vervolgens volledig door. Al met al is er meer dan een miljard door de veehouderij gestoken in het ammoniak beleid en wat al eerder bleek geen significante verbetering aantoonde. Daarnaast kost het huidige fosfaat en stikstof beleid ook nog eens miljarden. De landbouw en veehouderij worden geconfronteerd met een verarming in vruchtbaarheid van de gronden waardoor de uitspoeling (dus milieu druk) toeneemt. Het Nederlandse beleid heeft de agrarische sector in een negatieve spiraal geduwd en wil deze niet bijstellen.
En een opmerking op de vorige draad, de agrarische sector en dan met name de veehouderij wordt gegijzeld door een kleine groep dieren liefhebbers en romantische filosofen die de vooruitgang tegen willen houden. De megastal heeft een stempel gekregen waar geen enkele ambtenaar zijn vingers aan wil branden, terwijl de praktijk aantoont dat dieren het hier beter krijgen, beter gaan produceren , een betere voedingsconversie leveren en dus een lagere milieu druk veroorzaken. Een koe geeft meer melk, een varken beter en meer vlees en kost minder wanneer hij zich gelukkig voelt, dit geluk wordt economisch geëxploiteerd door de succesvolle megastal boer.