De Volkskrant wijdde donderdag een artikel aan door presentator Twan Huys in Buitenhof uit de mond van Klaas Knot getrokken woorden.

Knot noemde desgevraagd concrete voorbeelden. Stop met sectoren die het land veel kosten maar de economie weinig winst opleveren: tuinbouw, vleesverwerking en logistiek. Die leveren maatschappelijke kosten op in de vorm van gastarbeiders met lage lonen die in sloeberige omstandigheden gevestigd moeten worden. Ze veroorzaken milieu- en klimaatschade door hun emissies en zitten daarmee de infrastructuur en beter lonende activiteiten in de weg.

Kritiek en verweer
Voorzitter Adri Bom-Lemstra van Glastuinbouw Nederland verdedigt haar sector door te wijzen op de economische waarde en de voedselvoorziening voor West-Europa. Hoewel de tuinbouw ook als een energiecentrale functioneert bij piekgebruik van de vraag naar elektra is de sector verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de nationale gasconsumptie en leunt hij sterk op fossiele subsidies. De impact op lokale gemeenschappen door de toevloed van arbeidsmigranten en de druk op het milieu zijn punten van zorg. Bijna de helft van de teelt in kassen bestaat uit bloemen. Bom noemt dat zinvol in geval van oorlog - want "dan kun je die kassen misschien voor groente gebruiken". Dat is geen sterk argument in een land dat al ruim 90% van zijn voedingstuinbouw exporteert.


Directeur Laurens Hoedemaker van de Centrale Organisatie voor de Vleessector is trots op de Nederlandse vleesexport. Maar ook de vleesverwerkende industrie zit met de uitdagingen van zwaar werk voor laagbetaalde arbeidsmigranten en de milieu-impact van de veehouderij. De toekomst van deze sector hangt sterk af van de aanpak van de stikstofproblematiek en mogelijke krimp van de veehouderij.

Distributiecentra kenmerken zich door wat landschapsarchitect Adriaan Geuze de 'verdozing' van het landschap is gaan noemen en, alweer, de inzet van goedkope buitenlandse arbeidskrachten. Ondanks hun rol in de logistieke keten en bijdrage aan de consumptiemaatschappij, roepen de werkomstandigheden en het duidelijk merkbare ruimte-gebruik vraagtekens op.

Geld of functie?
De kritiek op de drie genoemde sectoren klinkt logisch. De economische voordelen, zeggen de critici, wegen niet meer op tegen de maatschappelijke kosten, zoals milieu-impact, druk op infrastructuur en arbeidsomstandigheden. Innovatie binnen de sectoren, zoals robotisering in de glastuinbouw en automatisering in de vleesverwerking, kunnen de negatieve impact verminderen. Maar als de financier van de banken zich afvraagt of Nederland zijn schaarse middelen wel moet inzetten voor vlees, kasgroenten en -bloemen, dan is het verstandig om het debat er verder goed over te voeren.

De centrale bank lijkt geen beeld te hebben van de industrieën en hun productievolumes die we willen houden en daarom zullen moeten beschermen
De vraag
De vraag kan bijvoorbeeld zijn waarom de Nederlandse voedselproductie en logistiek zich historisch in Nederland hebben ontwikkeld en of die redenen ook naar de toekomst nog valide zijn.

Knot stelt aan de orde welke financiële waarde ze met zich meebrengen om de welvaart en het welzijn in Nederland te blijven financieren. Met dergelijke argumenten hebben Westerse landen China de betaalbare fabriek van de wereld gemaakt door een belangrijk deel van hun koolstofuitstoot daar te laten plaatsvinden. Good riddance, zou je zeggen maar geopolitieke denkers stellen die lijn van denken al geruime tijd ter discussie. Ook de productie van elektrische auto's, high tech machines en zonnepanelen dreigt naar China te verdwijnen omdat de productie hier te duur is en geen toegevoegde waarde meer heeft.

Economische onaantrekkelijk en bescherming
Het denken in 'groen geld' kan leiden tot een koolstofarmer Europa. Maar valt er te leven van de vooral elektrische en digitale wereld, een alternatief waarin de VS en Azië aanmerkelijk sterker zijn? De EU en met name Nederland heeft wereldwijd gevraagde competenties en producten op het gebied van voedselproductie en de inrichting van de gehele toeleverende en verwerkende keten. Dat loopt bijvoorbeeld van kassenbouw tot zaden en genetica waarin Nederlandse leveranciers wereldwijd marktaandelen hebben die tot ver boven de 50% reiken. Enerzijds zullen zulke activiteiten uiteindelijk wegtrekken als de lokale productie te klein wordt. Anderzijds zullen toepassingen voor de digitaliserende wereld op die terreinen ook uit de EU verdwijnen. Dat is het gevolg van onze door hoge eisen duur geworden vestigingsplaats. Daarin is veel product, halffabrikaat of grondstof die we consumeren lokaal te weinig renderend om zelf nog te maken.

De centrale bank lijkt geen beeld te hebben van de industrieën en hun productievolumes die we willen houden. Vanwege de groeiende afhankelijkheden van andere en vijandige economische blokken, is denkbaar dat we meer industrieën dan we ons nu voor kunnen stellen, zullen moeten beschermen tegen import die eigen productie economisch onaantrekkelijk maakt in open markten.
Dit artikel afdrukken