Never a dull moment, in het voortdurende debat over verzadigd vet, cholesterol en hart- en vaatziekten. Ze komen geregeld voorbij in de internationale vakbladen, de onderzoeken groot en klein die nieuw licht op de zaak denken te werpen. En ze worden serieus genomen ook, getuige de aandacht die belangrijke media er aan besteden.

Is Whole-Fat Dairy Good for the Heart?’ - is volle zuivel goed voor het hart? - vraagt The New York Times maar weer eens. ‘Why Whole-Fat Milk and Yogurt Are Healthier Than You Think’, kopt Time, ook geen kappersblad.

Beide stukken behandelen een publicatie die afgelopen week verscheen in The Lancet, ‘Association of dairy intake with cardiovascular disease and mortality in 21 countries from five continents (PURE): a prospective cohort study’. Er zijn critici van dit soort epidemiologische cijferwerk die afhaken bij de woorden ‘PURE’ en ‘food frequency questionnaires’. Dit soort onderzoek, zeggen ze, met vragenlijsten die de deelnemers toch nooit goed invullen, levert geen deugdelijk en al helemaal geen causaal bewijs.

Gretigheid
Maar we mogen toch aannemen dat de medewerkers van het praktisch de gehele wereld omspannende Prospective Urban and Rural Epidemiological Study niet allemaal koekenbakkers zijn. Het onderzoeksprogramma werd opgezet door het Population Health Research Institute van de McMaster University in Hamilton, Canada en produceerde de laatste tijd een reeks studies.

De koppen van The Times en Time zijn niet bijster accuraat, want het onderzoek gaat niet alleen over volle zuivel. De vraag die wordt gesteld, en beantwoord, is of de geregelde consumptie van alle zuivel goed is voor het hart en de vaten, ook die in de hersenen. De koppen laten zien dat de gretigheid om over verzadigd vet te schrijven nog niet is verminderd. Alsof we nog niet kunnen geloven dat het zo’n vaart niet loopt met dat vet en ons hart.

“Het huidige voedingsadvies schrijft de dagelijkse consumptie van twee tot vier porties magere of halfvolle zuivel voor,” stellen de PURE-auteurs. “De nadruk op mager is vooral gebaseerd op het vermeende kwalijke effect van één bepaalde macronutriënt (verzadigde vetzuren), op een enkele cardiovasculaire biomarker (LDL-cholesterol) en op de vrees voor meer calorieën in vetter voedsel. Maar zuivel is een diverse voedingsgroep, die gefermenteerde en verrijkte producten met veel verschillende voedingsstoffen omvat. Het gevolg voor de gezondheid kan niet worden toegeschreven aan een enkele voedingsstof en een enkele biomarker.”

Dat vat niet alleen de nieuwe benadering van het zuivelonderzoek samen, ook de huidige kijk op voeding in het algemeen. Voor wat betreft een gezond, gevarieerd voedingspatroon is de consensus nu toch wel dat de aanwezigheid van dierlijk verzadigd vet geen afzonderlijk te determineren nadelige factor voor de hartgezondheid is. Veel voedingsadvies schrijft nog matiging met volle zuivel voor. In Nederland wordt ook dat advies voorzichtig losgelaten en kan de Nederlandse Zuivel Organisatie tevreden melden dat de ‘mythe over zuivel en cholesterol ontkracht’ is; ook voor volle zuivel.

Geleidelijke verdunning
De stelligheid waarmee in de jaren 60 en 70 werd gewaarschuwd tegen dierlijk vet, is verdund geraakt door telkens een nieuw inzicht. Eerst bleek verzadigd vet van dierlijke herkomst niet alleen maar verzadigd, maar een mix van verzadigd, enkelvoudig onverzadigd en meervoudig onverzadigd. Toen viel cholesterol in LDL en HDL uiteen in het lab en daarna bleken er meerdere formaten LDL-deeltjes te zijn.

Met de opkomende aandacht voor ontstekingen en stress dienden zich nieuwe, belangrijke verdachten voor het dichtslibben van de aderen aan. En dan wordt een overmaat aan koolhydraten uit de voeding ook nog eens omgezet in vet, merendeels verzadigd, dat zowel in het vetweefsel als in de bloedbaan terecht komt.

Smoort de discussie daarmee in een beleefde consensus tussen de gestaalde biochemici die verzadigd vet blijven verketteren en de nieuwlichters, die het liefst alleen de vetrandjes eten en room drinken? Gelukkig niet. Want daar dienen zich de onvermoeibare cholesterolsceptici weer aan, onder aanvoering van de Zweedse arts Uffe Ravnskov, die inmiddels dik in de tachtig is.

In 1991 verscheen zijn boek Kolesterolmyten. Daarin en in talloze publicatie daarna maakte hij niet alleen gehakt van al het onderzoek naar het verband tussen verzadigd vet, cholesterol en hart- en vaatziekten, maar ook van het gebruik van statines om cholesterol te verlagen.
Onze professor Martijn Katan, vooraanstaand vetonderzoeker, verweerde zich meermaals tegen Ravnskov en noemde hem in 2004 nog een querulant. Hij verweet hem selectief om te gaan met het bestaande onderzoek dat wél aantoonde dat LDL hart- en vaatziekten veroorzaakt.

Hoog of laag cholesterol: het maakt niet uit voor het risico
Onverdroten door
Maar Ravnskov ging onverdroten voort en is nu dus weer medeauteur van een artikel over (het onderzoek naar) cholesterol en statines. De veel voorgeschreven medicijnen tegen hoog LDL zijn een melkkoe voor de farmaceutische industrie. In het stuk voeren Ravnskov en collega’s argumenten aan voor de falsificatie van de cholesterolhypothese.

Hun conclusie is: “Het idee dat hoge cholesterolniveaus in het bloed de belangrijkste oorzaak zijn van cardiovasculaire aandoeningen is onmogelijk omdat mensen met lage niveaus net zo veel atherosclerose (aderverkalking) hebben als mensen met hoge niveaus en omdat hun risico aan cardiovasculaire aandoeningen te lijden hetzelfde of hoger is.” Hoog of laag cholesterol: het maakt niet uit voor het risico.

Ravnskov en zijn medeauteurs hebben grote kritiek op het cholesterolonderzoek, vooral omdat het meeste daarvan zo niet in opdracht van, dan toch met steun van de farmaceutische industrie gedaan wordt. Zij gebruiken het argument dat Katan tegen Ravnskov gebruikte: “De cholesterolhypothese is decennialang in leven gehouden door beoordelaars die misleidende statistieken hebben gebruikt, de resultaten van onsuccesvolle trials hebben uitgesloten en talloze tegenstrijdige waarnemingen hebben genegeerd.” Ze noemen met name drie recente onderzoeken.

Er blijkt geen publicatie over cholesterol en statines te vinden waarvan de auteurs geen relatie hebben - als adviseur, consultant of ontvanger van een beurs - met een farmaceutisch bedrijf. Die banden worden tegenwoordig keurig gemeld, maar dat zegt op zich niet zo veel. Het lijkt er inderdaad sterk op dat de cholesterolhypothese in stand wordt gehouden met steun van het oorlogsfonds van de industrie.
Dit artikel afdrukken