Donderdag debatteerde de Tweede Kamer over de vraag of krimp van de veestapel nodig is als Nederland de klimaatdoelen voor 2030 wil halen. GroenLinks, SP en de Partij voor de Dieren winden er geen doekjes om. "We moeten nu beginnen", aldus Rik Grashoff (GroenLinks). "Het is broodnodig", bevestigt Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren). Volgens een advies van het Louis Bolk Instituut zou Nederland afscheid moeten nemen van circa een derde van de melkveestapel. De nieuwe coalitie vindt dat niet nodig en looft de verduurzaming die de sector al heeft ingezet. "De roep om krimp doet geen recht aan die inspanningen", zegt Carla Dik-Faber van kleinste coalitiepartner ChristenUnie.

Omdat er vanuit de politiek en ministeries geen inspanningen zijn om tot een coherente visie op de omgang met de vastgelopen agrarische erfenis uit de vorige eeuw om te gaan, is mestverwerking vooralsnog het meest rationele alternatief. Dat het teveel kosten toevoegt aan de internationaal toch al te dure Nederlandse landbouw is echter evident
CDA landbouwwoordvoerder Jaco Geurts maakte op zijn Facebookpagina duidelijk hoe hij het advies van het Louis Bolk Instituut leest. Hij concludeert dat "het door Milieudefensie betaalde rapport, niet gaat over het voldoen aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Maar vooral om wederom de agrarische sector zwart te maken en te positioneren als anti-duurzaam."

Mestverwerking en luchtwassers
De verwachtingen over het beleid van het nieuwe kabinet zijn vermoedelijk terecht. Rutte-III zal vasthouden aan de staande belangen. Omdat er geen middelen zijn voor warme sanering en geen politieke visie bestaat voor een geleide herstructurering van de voor Nederland te duur geworden veestapel, is het logisch dat het nieuwe kabinet kiest voor een beleid dat:
- nog niet afgeschreven investeringen in met name bestaande varkensstallen en melkveehouderijstallen zichzelf zolang en zoveel mogelijk laat terugverdienen of laat overnemen door opschalende bedrijven elders in het land
- voldoende melk en vlees produceert voor de bestaande melkverwerkende en vleesverwerkende industrie zodat die zich geleidelijk met de markt mee kan ontwikkelen. Beide sectoren dragen nadrukkelijk bij aan het nationaal inkomen van ons land (zie beide links hiervoor).

De onduurzaamheid van het produceren van vele kilo's product op een beperkt oppervlak kan worden opgelost door mestverwerking (het voorgaande kabinet investeerde daar al €150 miljoen in) en andere technische oplossingen die fijnstof en ammoniakuitstoot en fosfaatvervuiling door intensieve dierhouderij tegengaan. Dat vergt grote investeringen in techniek waarmee de klimaatdoelstellingen van Parijs op een kunstmatige manier kunnen worden gehaald. Die hoge investeringen om iets te bereiken dat veel goedkoper kan worden gerealiseerd door niet-grondgebonden landbouw meer over de wereld te verspreiden, zijn de inspanningen die Dik-Faber beloond wil zien.

Of dat verstandig is, is zeer de vraag omdat nauwelijks voorstelbaar is hoe deze terugverdiend kunnen worden in de markt als gevolg van Nederlands exportpositie; grosso modo wordt 70% van de Nederlandse productie in het buitenland verkocht tegen internationaal geldende marktprijzen. Er zijn dan ook inmiddels tegenstanders van dit beleid te vinden binnen de klassieke boerenorganisaties. Mestverwerking en luchtwassers zijn dure middelen die de kostprijs van Nederlandse grondstoffen - want dat zijn melk en varkensvlees - nog verder verhogen en daarmee uit de markt prijzen. Omdat er vanuit zowel NGO's als de politiek en de ministeries geen inspanningen zijn om tot een coherente visie te komen op de omgang met de vastgelopen agrarische erfenis uit de vorige eeuw, is mestverwerking vooralsnog het meest rationele alternatief. Dat het teveel kosten toevoegt aan de internationaal toch al te dure Nederlandse landbouw is echter evident. Het nieuwe kabinet koopt tijd en gooit goed geld achter de zo langzamerhand verlopende erfenis aan in de hoop dat de gewonnen tijd tot een creatieve oplossing zal leiden.

Gisteren presenteerde Elzo Kannekens, Deputy Chief Veterinary Officer van Nederland (Ministerie van EZ), tijdens een bijeenkomst aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht de aantallen dieren die Nederland per tijdsmoment huisvest en waar die dieren verkeren. In totaal wordt jaarlijks ruim een half miljard dieren geslacht in ons land; kippen hebben daarin verreweg het grootste aandeel.
Dit artikel afdrukken