De COV wijst op het grote belang van de vleessector voor de Nederlandse economie. Het vermeerderen, afmesten en slachten van dieren mag in eigen land misschien niet veel opleveren en de laatste jaren zelfs zorgen voor een negatief commercieel resultaat, het creëert wel andere banen en winst in het toeleverende, verwerkende en verhandelende deel van de Nederlandse vleesketen.
Voor elke € 1,00 omzet wordt er € 2,40 omzet gecreëerd in gelieerde activiteiten. Dit betekent dat het indirecte effect van de sector bijna € 25 miljard omzet is en dat de vleessector ongeveer 30.000 banen creëert in andere sectorenBelangrijke direct en indirecte bijdragen aan Nederlandse economie
Die realiteit verwoordt de COV als volgt: Het agrofoodcluster is één van de grootste industrieën van Nederland. De totale levensmiddelenindustrie vormt met 17-20% van de omzet, werkgelegenheid en toegevoegde waarde een flink deel van de Nederlandse economie. Binnen deze industrie heeft de vleessector een groot aandeel, met een omzet van € 10,4 miljard was het in 2014 de op één na grootste sector in de voedingsmiddelenindustrie. Een omzet die bovendien al 5 jaar heel constant rond € 10 miljard ligt. Daarnaast is de vleessector, inclusief pluimvee, de op twee na grootste werkgever in de voedingsmiddelenindustrie met 13.300 banen en creëert de vleessector werkgelegenheid voor ongeveer 3.000 exwerkers van buiten de sector. Ook qua export hebben vlees en vleesproducten een groot aandeel in de voedingsmiddelenindustrie; over de hele wereld eten en gebruiken mensen Nederlandse vleesproducten. Met 18% van de totale voedingsmiddelen-export is de export van vlees en vleesproducten goed voor € 8,6 miljard. Een aanzienlijk deel daarvan betreft varkensvlees (€ 1,8 miljard) en rund- en kalfsvlees (€ 2,3 miljard).
De COV wijst op de substantiële indirecte bijdrage van de vleessector aan de Nederlandse economie. Naast het slachten, uitsnijden en portioneren zijn Nederlandse bedrijven wereldmarktleiders op het gebied van "genetica, voer, vermeerderen, afmesten, verwerking, retail, groothandel, foodservice, banken, kennisinstellingen, apparaten, bijproducten, stalconstructie en mest-verwerking." Volgens de COV werkt dit cluster goed omdat deze bedrijven dicht bij elkaar gevestigd zijn zodat "hoogwaardige product- en kennisontwikkeling plaatsvindt." Volgens de berekeningen van Roland Berger leidt iedere baan in de vleessector tot 2,5 andere baan binnen de zojuist genoemde activiteiten. De COV wijst erop dat voor de toegevoegde waarde van vlees een vergelijkbare vermenigvuldigingsfactor geldt: "voor elke € 1,00 omzet wordt er € 2,40 omzet gecreëerd in gelieerde activiteiten. Dit betekent dat het indirecte effect van de sector bijna € 25 miljard omzet is en dat de vleessector ongeveer 30.000 banen creëert in andere sectoren." Om deze motor draaiende te houden exporteert ons lands circa 70% van het in ons land geslachte varkensvlees en 90% van het rund- en kalfsvlees.
Dat is een niet geringe prestatie voor een klein en dichtbevolkt land en kan alleen door de import van veevoer, technologische innovaties op het gebied van productiviteit en de afvoer van mest en urine worden bereikt. Zoiets kon ook alleen gebeuren in een klein en rijk land met grote hoeveelheden te investeren kapitaal, schreef Rabobank eind verleden jaar. Ook was het een gevolg van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dat Nederland een voorsprong gaf bij de opbouw van een grotere dierlijke sector dan mogelijk zou zijn geweest zonder de opkoopregelingen van overproductie in de jaren '70 van de vorige eeuw.
Hogere kosten
Het leidt inmiddels tot hogere kosten, zo geeft ook de COV toe. Mestverwerking in Nederland is duur. Toch beargumenteert de organisatie dat het cluster in stand moet blijven in ons land om Nederland zijn wereldmarktleiderschap in de toelevering, verwerking, handel, verkoop en financiering vast te kunnen laten houden.
Volgens het CBS steeg het aantal varkens in Nederland tussen 1950 en 2011 met een factor 6,7. Gemiddeld steeg onze gehele agriproductie met een factor 5. In de jaren na de invoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU stegen onze exporten op alle gebieden sterker dan in andere EU-landen en die op het gebied van vlees nog wat meer.
De vraag is nu of een transparant en traceerbaar product vanuit het geografisch kleine, maar in volume per vierkante kilometer bewoond oppervlakte meest productieve agriland van de wereld het naar de toekomst gaat redden. De COV wijst erop dat we in Nederland heel duurzaam vlees maken door onze hoge productiviteit per dier en het feit dat ons rundvlees een bijproduct is van de zuivelindustrie. Ondanks de afnemende vleesconsumptie in de EU zou dit een reden zijn om de productie in Nederland in de benen te houden. In de rest van de wereld stijgt de vraag immers, redeneert de COV.
bron: Roland Berger/COV
In bovenstaande analyse ontbreekt de sterker stijgende vraag naar kip. Kip is efficiënter te produceren en daarom als duurzaam vlees voor zoveel mogelijk mensen het product van de toekomst. Niet-Europese landen (p. 48) zullen belangrijke concurrenten op de wereldmarkt met een sterk vanuit Azië bepaalde vraag worden, zegt de Europese Commissie.
Oost-Europese prijzen norm
Het is jammer dat het rapport geen strategische evaluatie van Roland Berger bij deze redenering bevat. De grote productiviteitsstijging die Nederland heeft weten te realiseren, wordt nu in het buitenland met name in de dierhouderij toegepast in weinig dichtbevolkte gebieden. In het oosten van Europa verrijzen grote complexen waar veevoerproductie, dierhouderijen, slacht en verwerking geïntegreerd worden met behulp van veelal internationaal kapitaal. De producten daarvan zijn even snel bij afnemers in Europa en de rest van de wereld als die uit Nederland. Onze kostprijs zijn ze echter verre de baas; -40% is geen uitzondering. Het lijkt reëel te veronderstellen dat ze binnen enkele jaren ook de Nederlandse kwaliteiten waar de COV thans aanspraak op maakt, kunnen evenaren.
Het is jammer dat het rapport geen strategische evaluatie van Roland Berger bij deze redenering bevatDe vraag is waarom de Nederlandse vleessector die trend niet heeft willen versterken door in die landen tijdig voor expansie te kiezen, terwijl in Nederland de productiekosten en milieuproblemen opliepen. Concurrenten kunnen nu gemakkelijk gebruik maken van de kennis die in het Nederlandse cluster op een kluitje kon worden opgebouwd. Zo evenaart de Oekraïense kippenfabriek MHP inmiddels al bijna de totale Nederlandse vleeskuikenproductie. Dat doet het bedrijf met Nederlandse technologie en financiering. MHP kan de mest bovendien op eigen landerijen voor voerproductie kwijt. De kwaliteit van de MHP-kip is zodanig dat een kwalitatief in heel Europa hoog aangeschreven Nederlandse verwerker het uitsnijden en vermarkten van de MHP-kip op zich heeft genomen. Dergelijke ontwikkelingen zijn de toekomst. Ook de Europese Commissie wijst erop dat er nauwelijks meer groei in de Europese vleesmarkt zit. De norm voor de vleesprijs in Europa zal dan ook vermoedelijk gezet worden door Oost-Europese bedrijven die tussen nu en circa tien tot vijftien jaar onze prijs/kwaliteit verhoudingen met gemak opblazen. Die bedrijven zullen bovendien de wereldmarkt kunnen bedienen met prijstechnisch competitief Europees kwaliteitsvlees dat niet in de EU gegeten wordt, maar geëxporteerd.
Met het vleesrapport, levert Roland Berger zijn derde analyse van het Nederlands voedselbelang af. Eerder maakte het van origine Duitse bureau al een analyse van de zuivelsector en de verwerkende levensmiddelensector. Beide voorgaande rapporten werden aangeboden aan respectievelijk Sharon Dijksma (destijds staatssecretaris van EZ) en minister-president Mark Rutte. Het COV-rapport werd door voorzitter Jos Goebbels aangeboden aan Jaco Geurts, Tweede Kamerlid voor oppositiepartij CDA.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#13 Nee Dick. Wat ik bedoel, staat er klip en klaar. En dat is niet wat jij denkt dat ik bedoel.
Jij en ik hebben een eigen kijk op ketens. Dat is prima. Ik lees in jouw commentaren een stelligheid over hoe de ketenwereld eruit ziet en wat "we" allemaal met elkaar hebben gecreëerd. Dat kan zo zijn. Maar of het zo moet zijn, laat staan blijven is vraag twee.
Alles beweegt en de enige constante is de verandering. Ketens hoeven en horen daar geen uitzondering op te zijn. We gaan zien wat 2017 en daarna gaat brengen.
Marc, wat jij bedoelt is dat ketens zwakkere broeders moeten helpen. Anderen doen gewoon zaken omdat ze goed zijn.
En dat is nu precies het punt: ook in een keten moet je iedere dag opnieuw je partners verrassen met je goed zijn. Er is geen oplossing voor wie dat niet kan. Die oude tijden zijn voorbij; ik denk dat zelfs CSA (Community Supported Agriculture) geen haar ouder van aard is.
We hebben een louter competitieve attitude gecreëerd omdat we Prijs/Kwaliteit uitwisselen en geen rollen in een systeem van wederzijdse afhankelijkheid en op elkaar aangewezen zijn. Onze relaties zijn economisch geworden; zelfs in een CSA-systeem. Heel zeldzaam en voor slechts heel kleine niches zijn systemen als Herenboeren (en zelfs daar zullen mensen weer uit stappen als ze de prijs/waarde-verhouding niet meer herkennen als zinvol; maar vergeet dat dat ooit ook maar een deukje in het pak boter dat 'boerenprobleem' heet, gaat slaan.
Met andere woorden: ook - ik vermoed zelfs juist - in het systeem van de 'zelfredzame boer zal dat niet anders zijn.
#11 weet je Dick, het is maar net hoe je een keten definieert, laat staan ketenPARTNERS. Dat impliceert even net wat meer dan het ouderwetse kort geld denken omdat ieder vecht voor zijn eigen hachje.
We hebben als maatschappij de mond vol van MVO, rentmeesterschap, het voeden van de wereld en tel maar op. Allemaal zaken die ergens op het bord van de boer landen. Die daarvoor een lange termijn investering en afschrijving aangaat. Die de bank daarvan moet overtuigen die zekerheid eist.
Natuurlijk, het hoort allemaal bij het ondernemerschap.
Net zo goed als dat people, planet en profit daarbij hoort. Van die eerste twee stroomt de mond over. Profit staat niet voor niets op plek drie.
Jij noemt het vallen van de €€€ nonsens. Het zij zo. Mijn denkbeeld wordt er niet anders van. Nieuwerwets denken. Put your money where your mouth is.
Een keer een draadje over de definitie van een keten opzetten en ontrafelen?
Marc en Jos, ik heb inmiddels alweer een tijdje geleden een traumatische ervaring gehad. Voor publiek; het was een debat over varkens in Brabant in Den Bosch. Een varkensboer had nota bene een prijs gewonnen. Een super wou zijn vlees echter niet. Het was toch goed, zei de boer. Nee, zei de super. Niet voor ons. Een varkensboer die inmiddels marketeer is geworden en goed begrijpt hoe de wereld werkt probeerde het die andere varkensboer uit te leggen: je moet iets maken dat past in de formule van je ketenpartner.
Toen vroeg de eerste boer aan de super: wat wil je dat ik maak? Die super zei terug: dat weet ik niet, je moet gewoon met een goed aanbod komen. De boer werd boos. Zo werkte het niet, volgens hem. De marketeer geworden boer en ikzelf lieten het er maar even bij.
Marc, snap je het? Wat de beleidsmakers als Veerman - die van de ketens, in opdracht ditmaal van de EU - ook nog niet snappen, is wat hierboven staat. Vandaar: "als er ronkende verhalen voorbij komen over de keten en de samenwerking dan horen de €€€ ook naar rato te vallen", dat klopt niet. Schrijf die gedachte gewoon op je buik. Nonsens.
Uit de Middeleeuwen van de moderne marketingtijd: Video 2000 was een prima systeem. Superieur. Maar het werd het niet. Omdat het niet paste in de context. Ketenpartners moeten commercieel reteslim zijn om elkaar niet te missen in het creëren van waarde voor elkaar en voor consumenten. Geholpen ondernemerschap bestaat niet. Ook niet in ketens (let wel: ik ben zeer pro ketenbeleid, maar blijf snappen wat commercie is).
#8 Jos, helder verhaal en duim-waardig. Ik projecteerde eea op vlees van waaruit deze draad vertrok. Ben het eens met je denklijn en juist en vooral dat ketens vanuit sterkte moeten opereren c.q. gevormd moeten worden. En iedereen moet zijn geld verdienen, als in werken voor.