"Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt. Het economisch belang van de sectoren reikt verder dan dat van de primaire producent en heeft betrekking op de hele agri- en foodketen. Het behoud van economisch sterke en toekomstbestendige ketens is cruciaal voor het behoud en de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennis en duurzame innovatie", schrijft de minister direct in de kop van haar brief.

Tegen het einde vermeldt ze iets dat econoom Mathijs Bouman van het Financieele Dagblad nog niet zo lang geleden nadrukkelijk ontkende: dankzij de aanwezigheid van landbouw in Nederland is de bijdrage van het agrifoodcomplex aan het BBP is groter dan menigeen zich realiseert.
Schouten: "(Uit scenariostudies van het Centraal Planbureau) komt naar voren dat de sector landbouw, bosbouw en visserij op korte termijn bovengemiddeld geraakt wordt door de crisis. Bij een duur van de contactbeperkende maatregelen van 3 maanden bevinden de schattingen voor de toegevoegde waarde ontwikkeling zich tussen -2% en -10%. Hierbij is geen rekening gehouden met de effecten op schakels in de ketens. De Nederlandse landbouw als centrale sector heeft een grotere impact op het BBP dan de omvang van de primaire productie alleen zou doen vermoeden."

Onlangs berekende het CBS dat de Nederlandse landbouw een aandeel van 1,4% in het BBP heeft (de 1,7% van Bouman is te hoog ingeschat). Dat lijkt weinig, maar is voor een klein en dichtbevolkt EU-land eerder hoog. De Belgische landbouw draagt 'slechts' 0,5% bij aan het BBP, net zoveel als de Duitse. Duitsland mag nu juist gezien mag worden als een EU-land met een substantiële agrarische output.

In 2018 realiseerde Nederland een totaal exportvolume €90,3 miljard. Daar kwam nog eens voor €9,2 miljard bij aan landbouwmachines, machines voor de levensmiddelenindustrie, kasmaterialen, kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Alles bij elkaar tellen deze volumes op tot bijna €100 miljard op een BBP van €764 miljard (2018). Bij die bedragen moet wel rekening worden gehouden met import en wederexport van (verwerkte) grondstoffen (zoals cacao, koffie, sinaasappels en avocado’s) ter waarde van €24,9 miljard (2018).

Of het belang van de landbouw voor de Nederlandse economie groot of klein is, hangt af van de manier waarop je naar de cijfers kijkt. De ‘geringe’ 1,4% van het BBP loopt, inclusief de verwerkende industrie en toeleveranciers zoals de zuivelindustrie en veevoerproducenten al op tot 7,5%.

Voor de werkgelegenheid gelden soortgelijke verbindingen. Wie puur naar het boerenerf kijkt, constateert dat er in 2018 ongeveer 170.000 mensen in de landbouw werkten; 2% van de beroepsbevolking. Inclusief verwerkende industrie stijgt dat aantal naar 9%, circa 810.000 werknemers. Wie daar de aantallen mensen die in dienst zijn bij machinebouwers en de agrochemische industrie bij optelt, komt nog wat hoger uit.

Cluster
Er is een werkelijkheid van hechte economische relaties ontstaan tussen de havens, boeren, toeleveranciers, handel, verwerkers, wetenschap en onderzoek en detailhandel. Wie zich realiseert dat zich historisch een cluster om die helemaal niet zo geringe 1,4% BBP heeft gevormd, begrijpt dat de food-agri-economie van Nederland een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse bedrijvigheid is.

Knelpunten
In haar Kamerbrief beschrijft de minister verschillende knelpunten in de keten die van en naar de Nederlandse voedselketen lopen. Een paar voorbeelden. Door het staken van vluchten kunnen jonge kuikens niet meer aan het buitenland geleverd worden. Kalveren vanuit Duitsland blijven buiten ons land omdat de kalverintegraties voorrang geven aan Nederlandse kalveren. Dat doen ze omdat de verkoop van kalfsvlees stilstaat omdat overal in Europa en de rest van de wereld de horeca gesloten is en ze hun koelhuizen niet eindeloos met onverkocht vlees kunnen vullen; de Duitse boeren blijven nu met de kalveren zitten. Er is een krapte aan seizoensarbeiders die door verschillende lockdown-maatregelen niet gemakkelijk vanuit Oost-Europa in ons land kunnen komen om er te oogsten, maar Nederland redt het nog aardig volgens de minister. De sierteelt, die levert over de hele wereld, kan zijn bloemen en planten niet kwijt. Gelukkig hoeven slachterijen in Nederland - anders dan in de VS en Duitsland - niet gesloten te worden door ziekte.

Als het niet te lang duurt, zijn de problemen wellicht te overzien. Naarmate de situatie langer duurt of de strenge maatregelen terugkomen, zullen in de hele keten bedrijven en wereldomspannende handelslijnen verdwijnen en kunnen kennis en kritische volumes verloren gaan, zegt de minister met zoveel woorden. Daarom zoekt haar ministerie uit hoeveel geld de bedrijven in kas hebben om zelf de crisis op te vangen. Ze wil bovendien dat de bedrijven de transitie naar een meer duurzame land- en tuinbouwsector voortzetten, maar dat moet financieel dan wel mogelijk zijn. Daarom wil ze niet alleen vaststellen hoeveel geld nodig is om de crisis te overleven, maar ook wat nodig is om duurzamer te worden.
Dit artikel afdrukken