Het boek geeft een feitelijke analyse van de mate waarin Afrika zichzelf kan voeden. Als dat lukt, kunnen veel meer Afrikanen hun toekomst op hun eigen continent ontwikkelen. Europa heeft daar alle belang bij om de groeiende volksverhuizing over en om de Middellandse Zee naar Noorden te beperken.
Het boek is feitelijk, maar 100% politiek bedoeld. In dit korte gesprek legt Breman uit waarom hij het schreef en waarom hij ergert aan het bestaande ontwikkelingsbeleid en het werk van NGO's.
Een van de belangrijkste opmerkingen die Breman maakt, blijft verrassen. Wij zijn gaan denken dat Afrika water nodig heeft. Dat is niet onwaar, maar het belang van water wordt een factor honderd overschat.
Ik probeerde Breman in minder dan 8 minuten zijn verhaal te laten doen. Het lukte. We spraken af dat we later een rustige versie maken die ook geschikt is voor een Franstalig publiek. De relatie Frankrijk-Afrika is vanuit Europa nu eenmaal de sterkste, terwijl het debat over de volksverhuizingen binnen en vanuit Afrika naar Europa ook vanuit Parijs nog steeds voornamelijk gaat over defensie en anti-immigratie. Het moet gaan over gecoördineerde ontwikkeling vanuit de wil om samen iets te bereiken.
Op 6 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Breman et. al. hebben een interessant en relevant boek geschreven. Vanuit mijn achtergrond als tropisch landbouwkundige met langdurige werkervaring in Oostelijk en Zuidelijk Afrika en een grote belangstelling voor (wetenschaps- en ecologische) filosofie, heb ik een uitvoerig commentaar geschreven op hun boek.
Deze link geeft de uitvoerige Engelse versie van dit commentaar, terwijl deze link een kortere Nederlandse versie geeft.
Toon van Eijk, Wageningen
Nuttige aanvulling Harry (#38). Ben het met je eens wat huidige nut van lange termijn weersvoorspellingen betreft. En ik protesteer wanneer onderzoek ter zake uit ontwikkelingsgelden wordt betaald. Besteed die middelen liever aan zaken als steun aan landbouwpolitiek, aan input- en output marktontwikkeling***, aan voorlichting m.b.t. geïntegreerd bodemvruchtbaarheid beheer (ISFM). Waarschijnlijk noemde ik de volgende cijfers eerder: Meerjarige proef met en bij boer in Niger, gaf dankzij gebruik kunstmest in ISFM context 2,9 t/ha parelgierst in een jaar met 370 mm regen. Het landelijk gemiddelde was 0,4 t/ha. In Rwanda, in een seizoen met 220 mm regen een opbrengst van 2,2 t/ha maïs, tegen 0 t/ha zonder ISFM en kunstmest.
*** Inderdaad, Harry, markt informatie is meer dan nuttig voor boeren. Juist voor de komst van de smartphone was er een door een donor gesteund marktinformatiesysteem opgezet in Kenya. Via de telefoon werden prijzen doorgegeven tussen de landbouw markten van het land. Voor het bureautje van de betrokken personen stond gewoon een groot schoolbord, waarop voor de belangrijkste gewassen de prijzen stonden die elders betaald werden. Meerdere van die bureautjes zijn in brand gestoken, en de handelaren stuurden een afvaardiging naar de President, met de boodschap: "Dat project moet stoppen; het is niet goed voor de handel!".
Jopie #35 en Henk #37 : die risicomijdende instelling gaat ook voor de kleine-boeren landbouw als geheel op, en ook waar het klimaat betrouwbaarder is en inkomensafhankelijkheid van de landbouw kleiner, zoals hier in Eswatini.
Onderzoekers hier op het landbouwproefstation waren tot de ontdekking gekomen dat beschikbaarheid van arbeid voor het wieden de grootste flessehals was vwb de plantdatum van mais en het geplante areaal. Er werd niet vroeger geplant als de regens vroeg waren, ook al geeft dat theoretisch een grotere kans op hoge opbrengsten, want dat zou betekenen dat er gewied moet worden voor de kinderen uit school zijn voor de kerstvakantie (zuidelijk halfrond!), alsmede andere familieleden die in de stad werken. De onderzoekers werkten dus een methode uit met korrelvormige onkruidbestrijders (makkelijker toe te passen qua dosering en aanwending dan vloeibaar). Het werkte prima; in de evaluatie gaven boer(inn)en aan het graag te willen gaan gebruiken. Opbrengsten verschilden niet zo veel, maar grote besparing in tijd en moeite. Maar dan de hamvraag: ga je nu meer mais verbouwen (land was er toen nog genoeg)? Nou nee, was het antwoord, ik denk dat ik (traditioneel) bier ga brouwen voor de verkoop, of matten vlechten, hout hakken, of kleren naaien. Risicospreiding door activiteiten buiten de landbouw, ipv bijv groente voor de verkoop verbouwen. Meer mais voor de verkoop was zowiezo geen aantrekkelijk alternatief: tot op het punt van familie-zelfvoorziening is de waarde hoog (want vervangt het kopen in de winkel), maar daarna krijg je er de marktprijs voor. En die mag dan hier wel wat hoger liggen dan wat de commerciele boer in Zuid Afrika krijgt (en wat aan de basis staat van de waardeketting van geimporteerd maismeel), maar het is niet aantrekkelijk voor een kleine boer door verschillende schaalgevoelige kosten (bv transport). Maar ook het risico van het planten van een groter areaal (meer geld voor inputs op het spel zetten) werd vermeden.
Die irrigatie heeft nog een ander voordeel, maar dan niet voor de boer. Het is lekker sexy voor politici, vooral als er dan nog eens een stuwdam naar je vernoemd wordt of zo. Veel mooier dan bv kunstmestsubsidies als je een herverkiezingscampagne voeren moet. Hoewel er met kunstmestsubsidies wel beter te rommelen valt natuurlijk….
Ik heb veel minder vertrouwen dan Michael in gedigitaliseerde weersvoorspellingen. De afgelopen paar jaar zijn hier in zuidelijk Afrika vooral de midden- en langetermijnsvoorspellingen naatje geweest. Vorig jaar werd er een enorme droogte voorspeld: niks van gekomen. Gemiste kansen doordat iedereen kortseizoensrassen plantte terwijl ze met rassen van langere duur veel meer hadden kunnen oogsten. Dit jaar zouden we goede lenteregens krijgen: we zitten na twee maanden nog niet aan de 100 mm, veel te weinig. Ik vertrouw alleen de eerste twee, drie dagen, daarna wordt het een steeds grotere gok. Ik heb het vermoeden dat de modellen die aan voorspellingen voor de langere termijn ten grondslag liggen niet meer deugen voor het veranderende klimaat. Wat meer bescheidenheid onder meteorologen is wel op z’n plaats. Marktgegevens zijn een ander verhaal, dat is bijna altijd veel nuttiger. Ook een goede digitale vraagbaak voor landbouwproblemen is belangrijk.
Ik heb ook nog wat werk gedaan voor het CATALIST-projekt, schrijven van lesmateriaal voor cursussen voor zaadondernemingen van kleine-boeren groepen, en (inderdaad) trainers trainen om het te gebruiken. Er waren voorlichters van diverse pluimage op de training, uit alle drie de landen. Het verschil tussen de landen was frappant; dat kwam vooral tot uiting in de beschrijvingen die de voorlichters gaven van hun werkomstandigheden en de organisatiegraad van de boerengoepen. Zoveel meer faktoren nog die het success bepalen van landbouwontwikkeling…
Wouter (#32), ik bestudeerde de veehouderij in Burundi, Oost DR Congo en Rwanda, en schreef een rapport en een praktische handleiding: "Hoe twee à drie maal meer melk te produceren?" In de regio is veehouderij erg belangrijk, en de veedruk is er zo hoog dat niet alleen de voederkwaliteit maar ook de beschikbaarheid beperkend is. Met name rond de steden vind je intensiverende melkveehouderij, die bijproducten van landbouw en voedingsindustrie graag gebruikt. Zo gaat de afval van bierbrouwerijen naar, meestal rijke, veehouders die melk voor de stedelijke bevolking produceren. Mits goed gepresenteerd en via goede promotie en voorlichting (het betreft iets nieuws), moet jullie bijproduct zijn weg kunnen vinden.
Jopie (#35), ik ga zonder probleem met je gedachtegang mee. Maar er is meer: zie de tabel 5 uit het boek, waar ik Burundi, DR Congo en Rwanda vergelijk wat graanproductiviteit verandering betreft in de periode 2005 - 2014. Het IFDC-CATALIST project dat ik daar mocht implementeren speelde een grote rol. Het project probeerde landbouwontwikkeling te helpen versnellen via twee hoofdlijnen: a) Creëren van condities die het voor boeren interessant maken om in productiviteitsverhoging te investeren (via goede landbouwpolitiek en samenwerking overheid-handel-boeren), en b) Landbouwvoorlichting (via het trainen van trainers, van trainers, van ….., en het produceren van documentatie voor elk niveau en in de benodigde taal, en het aanleggen met boeren van demonstratievelden). Activiteit b) sloeg in alle drie de landen aan; a) was eigenlijk alleen echt effectief in Rwanda. Het betekende er een versterking van de al op gang gezette politiek. Het was dan ook de minister van landbouw die mij naar Rwanda haalde! Zo bleef in 9 jaar de gemiddelde graanopbrengst in DRC 0.8 t/ha; in Burundi daalde ze van 1.3 naar 1.2 t/ha; in Rwanda steeg ze van 1.2 naar 2 t/ha. Dat laatste betekent een gemiddelde stijging van 90 kg/ha/jaar. Een snelheid die de gemiddelde groei bij gebruik externe productiemiddelen fiks te boven gaat. Dat de boeren overal wel wilden bleek uit een externe evaluatie na 5 jaar project interventie: meer dan 600.000 boeren waren bezig hun productiesysteem aan te passen.
Precies, Jopie. Mensen waarvan je denkt dat ze niets meer te verliezen hebben (wat een vrij arrogante gedachte is) vermijden vaak elk risico. Een mogelijk veelies wordt veel zwaarder gewogen dan een mogelijke winst. Voeg daarbij de (algemene) hang naar de status quo en je snapt waarom de heldere logica geen navolging krijgt.
Geen idee hoe je dat oplost.