In een eerder artikel schreven we dat het voor Sub-Sahara Afrika (SSA) rond 2050 moeilijk zal zijn om zonder uitbreiding van het akkerbouw-areaal zijn eigen bevolking te voeden. Dat geldt zelfs bij een versnelde stijging van de productie per hectare, want ook de bevolking groeit nog altijd snel. Om hongersnoden te voorkomen zijn er twee extra opties: verdere uitbreiding van het landbouwareaal en een forse groei van de voedselimporten. Beide hebben grote nadelen.

Eerst het goede nieuws. De landbouwproductie groeit in Afrika gemiddeld sneller dan die op andere continenten.

Het slechte nieuws is dat de productie per hectare juist trager dan elders toeneemt. Bijna de helft van de groei komt namelijk nog uit de uitbreiding van het areaal akkerbouw: alleen al in de periode 2006-2020 van 196 naar 223 miljoen hectare.

Dat gaat ten koste van bossen en savannen, en daarmee van biodiversiteit en klimaat, want ontginning gaat gepaard met hoge emissies van CO2. Bovendien ontstaan er steeds weer ernstige conflicten tussen akkerbouwers en veehouders die gewend zijn de savannen als natuurlijke weiden voor hun vee te gebruiken.

Ook economisch is het geen wenselijke ontwikkeling, want de welvaart neemt niet toe door uitbreiding van het landbouwareaal, wel door stijging van de productiviteit (de productie per hectare en per arbeidskracht).

Eén van de oorzaken van de gemiddeld trage groei van de productiviteit is dat het natuurlijke productiepotentieel per hectare (d.w.z. de potentie bij de combinatie van bodem en klimaat) van grote delen van Afrika lager is dan dat van bodems in andere continenten (uitgezonderd Australië). Bovendien zijn veel bodems verarmd doordat er lange tijd meer nutriënten zijn afgevoerd dan aangevoerd. Dat geldt zelfs voor de van nature vruchtbare bodems in de Oost-Afrikaanse hooglanden. Maar gelukkig is de potentiële productie nog steeds veel hoger dan de huidige. Daarom is nog een forse groei van de productiviteit mogelijk.

En wat nog altijd weinig bekend is: zelfs in droge gebieden is de beschikbaarheid van nutriënten vaak meer beperkend dan die van water
Productiviteit verhogen
Hoe kunnen boeren dat doen? Vooral door betere zorg voor de bodemgezondheid en bodemvruchtbaarheid via aanwending van bodemverbeteraars (met name organische stof en kalk) en van kunstmest. Dat moet meestal allebei, want zonder kunstmest is er zelden voldoende organische stof, terwijl louter kunstmestgebruik op termijn leidt tot bodemdegradatie en vaak gepaard gaat met vervuiling van bodem en water. SSA moet in staat zijn om bij de intensivering van zijn landbouw eerder en elders gemaakte fouten te vermijden. Europa en China belasten het milieu door te veel kunstmest. In Afrika mislukte de groene revolutie in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw door verschillende oorzaken, waaronder eenzijdig gebruik van kunstmest.

Zorgvuldig combineren van kunstmest en organische stof wordt wel aangeduid als “geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer”. Het is een potentieel krachtige strategie, want op gronden die rijk zijn aan organische stof kan stikstofkunstmest een tweemaal zo hoge graanopbrengst genereren als op gronden die daar arm aan zijn. En wat nog altijd weinig bekend is: zelfs in droge gebieden is de beschikbaarheid van nutriënten vaak meer beperkend dan die van water. In de Sahel bijvoorbeeld wordt water pas bij minder dan 300 mm regenval meer beperkend dan nutriënten.

Organische stof
Waar kan die organische stof vandaan komen? Vooral uit gewasresten en -wortels, compost of dierlijke mest. De beschikbaarheid van gewasresten is bij de natuurlijke productiepotentie (dus zonder kunstmest) van akkers en weiden bij lange na niet voldoende voor landbouw die de huidige bevolking kan voeden. Kunstmest kan helpen die beperking weg te nemen; de weiden worden productiever en de gewasopbrengsten stijgen. Er is dus meer mest, en naarmate de gewasopbrengsten stijgen, zijn er ook meer gewasresten. Wel moet er dan voor worden gewaakt dat de bovengrondse meeropbrengst niet ten koste gaat van de wortelgroei, want dat zou juist ten koste van de organische stofopbouw gaan.

Er zijn drie mogelijkheden om gewasresten te benutten:
- direct onderploegen;
- eerst composteren. Maar daarbij gaan voedingsstoffen, met name stikstof, verloren;
- eerst aan vee voeren en vervolgens extra mest gebruiken. Ook bij die omweg gaan er voedingsstoffen verloren, maar de gewasresten voegen wel eerst voedsel toe in de vorm van melk en/of vlees.

In gebieden met veehouderij kunnen mengculturen van gras en vlinderbloemigen worden geteeld. Vlinderbloemigen binden stikstof, dat voor gras doorgaans de meest beperkende voedingsstof is. Voor vlinderbloemigen is fosfaat beperkend. Daardoor kan fosfaatkunstmest indirect ook de beschikbaarheid van stikstof verhogen.

Terzijde: mede vanwege de nadelen van louter kunstmest heeft de Afrikaanse Unie haar aanvankelijk te beperkte focus op Fertilizers in de Abudja Declaration (2006) verbreed naar Fertilizers and Soil Health. Onder die titel wordt nu het tweede actieplan voor verhoging van de landbouwproductiviteit voorbereid, dat volgend jaar ter goedkeuring zal worden voorgelegd op een topconferentie van Afrikaanse regeringsleiders.

Maïs gezaaid onder geïntegreerd bodemvruchtbaarheid beheer links en tegelijk
gezaaide onbemeste maïs rechts (Oost DR Kongo), Henk Breman


Er is dus nog veel te winnen, mits ook bodemverbetering voldoende aandacht krijgt
Kunstmest
Waar kan de kunstmest vandaan komen? Het wordt slechts ten dele in Afrika zelf geproduceerd; fosfaatkunstmest vooral in Marokko en stikstofmeststoffen in Nigeria. Maar de wereldmarkt is nog een zeer belangrijke bron en bepaalt de prijs. Zoals gezegd is kunstmest voor Afrikaanse boeren de laatste jaren nog altijd duurder geworden dan ze al was. Eerst als gevolg van een exportstop door China, vervolgens door Covid, daarna door logistieke problemen bij het economisch herstel, en recent nog verder door de Oekraïne-oorlog. Dat knelt, want het gebruik van kunstmest is in SSA In de periode 2006-2020 weliswaar toegenomen van gemiddeld 8 tot 22 kg/ha, maar dat was nog altijd ver beneden het mondiale gemiddelde van 146 kg/ha en ook beneden het voorlopige streefdoel van de Afrikaanse Unie: 50 kg/ha (Abudja, 2006). In 2020 hadden nog slechts 7 landen in SSA dat doel bereikt. Er is dus nog veel te winnen, mits ook bodemverbetering voldoende aandacht krijgt.

Landbouwproductiemiddelenwinkel in Oeganda verkoopt kunstmest naast biologische middelen, Henk Breman

Drie stellingen
Uit het bovenstaande volgen drie stellingen:
1. in de meeste SSA-landen kan de landbouw zijn productiviteit versneld en sterk verhogen;
2. naarmate dat beter lukt, hoeft minder voedsel te worden geïmporteerd. Ook hoeft het landbouwareaal minder te worden uitgebreid en kunnen dus meer bossen en savannen worden gespaard, wat ook gunstig is voor biodiversiteit en klimaat;*
3. productiviteitsverhoging vergt vóór alles geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer door bodemverbetering en meer gebruik van kunstmest. Die zijn vaak beide nodig. Het is zaak daarbij de fouten die Europa en China en ook Afrika zelf eerder hebben gemaakt te vermijden.

Overheden kunnen deze ontwikkeling effectief stimuleren. Hoe? Die vraag behandelen we in een volgend artikel.

* Weliswaar gaat de productie van kunstmest gepaard met energiegebruik en dus CO2-emissie, maar die is veel minder dan de emissie die zonder kunstmest zou plaatsvinden door ontginning van bossen en savannen. Bovendien wordt bij geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer ook koolstof vastgelegd in organische stof in de bodem.

Afrika en intensivering
Dit artikel is het eerste in een reeks van vijf rond de vraag wat Afrika kan doen om zijn voedselzekerheid en ontwikkeling te verbeteren door Henk Breman en Wouter van der Weijden.

Breman is agrobioloog met een langdurige onderzoekservaring in verschillende Afrikaanse landen. Van der Weijden is milieubioloog en directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu. Ze vinden dat intensivering van de landbouw gunstig is voor voedselzekerheid, ontwikkeling, natuur en klimaat. Hun keuze spoort niet met de veelgehoorde pleidooien voor biologische landbouw in Afrika en maar half met de pleidooien voor agro-ecologische en regeneratieve landbouw.

In het vorige artikel schreven ze dat de oorlog in Oekraïne nog enkele jaren negatief zal doorwerken op de voedselzekerheid in Afrika, zelfs als de oorlog spoedig voorbij is. Oorzaak: naast voedsel is ook kunstmest veel duurder geworden. De nodige boeren die kunstmest gebruiken zullen dat gebruik verminderen of zelfs stoppen. Tegelijk zijn er ook boeren die evenveel of zelfs meer kunstmest gebruiken omdat ze verwachten dat de voedselprijzen verder door zullen stijgen

In hun vijfluik gaan Breman en Van der Weijden in op vijf vragen:
- hoe kan de landbouw in SSA zijn productiviteit sneller verhogen?
- welk beleid is daarvoor nodig?
- wat zijn daarbij de perspectieven voor voedselzekerheid en economische ontwikkeling
- welke andere sectoren kunnen aan ontwikkeling bijdragen?
- wat kunnen de EU en Nederland doen?

Intensivering is een beladen term. Om misverstanden te voorkomen: Breman en Van der Weijden doelen op duurzame intensivering, dus niet op een landbouw met maximaal gebruik van productiemiddelen, maar op een landbouw met hogere productie dankzij een zo efficiënt mogelijk gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij is ook toepassing van organische stof nodig. Die kan vaak pas voldoende beschikbaar zijn als ook kunstmest wordt gebruikt, die meer gewasresten en -wortels en/of mest oplevert. Waar mogelijk verdient ecologische gewasbescherming altijd de voorkeur boven chemie, zeggen de auteurs.

De auteurs danken Prof. Ken Giller, Dr. Niek Koning en Prof. Leo van Wissen voor hun commentaren op conceptversies van dit artikel
Dit artikel afdrukken