Insectensterfte is een feit. Vermoedens waren er al, en na de eerste verontrustende publicatie van de inmiddels wereldberoemde amateur-entomologen van Krefeld verschenen er meer en meer onderzoeken. Die hadden echter hun beperkingen in tijd, bereik en mate van detail. Deze week verscheen een nieuwe (om zijn systematische opzet in een opinie geprezen) studie in Nature. De auteurs waren op zoek naar een causale relatie tussen insectenafname en intensiteit van landgebruik. Op lokaal niveau hebben ze die niet eenduidig kunnen vaststellen.

Onze resultaten suggereren dat de belangrijkste aanjagers van de achteruitgang van insecten zich op grotere ruimtelijke schalen manifesteren en (in ieder geval voor graslanden) in verband worden gebracht met de landbouw op landschapsniveau
Tien jaar lang, 290 locaties
Een team van de Technische Universiteit München verzamelde tussen 2008 en 2017 regelmatig insecten en andere geleedpotigen (zoals spinachtigen en duizendpoten) op 290 locaties in drie regio's: op de Zwabische Alb in Zuid-Duitsland, in Hainich - een beboste heuvelrug in Thüringen - en in Schorfheide in Brandenburg. "We hadden niet verwacht dat een dergelijke daling in slechts tien jaar tijd zou worden waargenomen - het is beangstigend, maar het past in het beeld dat steeds meer studies laten zien," zegt co-auteur Wolfgang Weisser op Agrarheute.

150 locaties bestonden uit gras- en weilanden, die twee keer per jaar werden bemonsterd met netten. De overige 140 lagen in bossen. Dertig daarvan werden jaarlijks onderzocht met vallen, de rest eens per 3 jaar. De onderzochte graslanden varieerden van graslanden waar een paar dagen per jaar schapen graasden tot weilanden waar meerdere keren per jaar werd gemaaid en bemest. Ook de bosgebieden werden ingedeeld in categorieën met weinig of intensief beheer.

Verschillen
In totaal ving en telde het team meer dan 1 miljoen insecten van 2.700 soorten. In weilanden bleek de teruggang in biomassa 67% te zijn, in aantallen 78% en in soortenrijkdom 34%. In de bosgebieden nam de biomassa met 41% en de soortenrijkdom met 36% af, maar werd geen significante afname in aantallen vastgesteld.

Opvallend was dat de sterkste afname in de grasgebieden plaatsvond die omringd waren door akkerbouwland en vooral 'honkvaste' soorten betrof. In de bossen werd de sterkste afname vastgesteld bij insectensoorten die zich makkelijk en ver verplaatsen.

Landschapsschaal
De oorzaken zijn onbekend. Uit de resultaten blijkt, zo schrijven de auteurs, dat insectensterfte niet beperkt blijft tot de open (bebouwde) ruimte maar overal voorkomt, ook in bossen.
"Onze resultaten", zeggen de onderzoekers, "suggereren dat de belangrijkste aanjagers van de achteruitgang van insecten zich op grotere ruimtelijke schalen manifesteren en (in ieder geval voor graslanden) in verband worden gebracht met de landbouw op landschapsniveau." Om onderbouwd te kunnen zeggen wat de oorzakelijke verbanden zijn en in welke mate de landbouw de sterfte bepaalt, is nader onderzoek nodig, aldus Agrarheute.

Dit artikel afdrukken