Henric van der Krogt is een heel rationele tuinder. En toch vraagt hij zich af of hij de enige is die een mies gevoel krijgt bij het landschap dat de veranderende landbouw met zich meebrengt.
Ik loop al een tijdje rond met een onbestemd gevoel. Ik ben geboren en opgegroeid in de jaren '70 en '80 in het gebied tussen Leidschendam en Stompwijk, als zoon van een melkveehouder. Wij hadden ons bedrijf langs de weg van Leidschendam naar Stompwijk, langs een dijk met alleen maar agrarische bedrijven. Kleine bedrijven, 30 tot 100 koeien, wat varkens, wat kippen. Een enkele tuinder er tussendoor. Vooral in het voorjaar en de zomer was er van alles aan de hand in de polder. Koeien naar buiten, hooien, trekkers in het land, melkwagens op straat, drukte alom. Iedereen was bezig, iedereen kon bestaan, iedereen hield elkaar in de gaten en hielp elkaar indien nodig. Rijk werden ze niet. Toen kwam, in 1984 dacht ik, de superheffing. Iedere boer had ineens een quotum. In de eerste jaren was het wat passen en meten, als het seizoen ten einde liep werd naar hartelust melk over en weer gereden om te zorgen dat iedereen zijn quotum zo'n beetje vol had en er niet teveel overheen ging.
Toen kwam het besef dat dat quotum geld waard was. Er kwam een regeling dat je het kon verkopen, eerst alleen aan de overheid, later aan andere boeren. Oudere boeren zonder opvolger maakten daar gretig gebruik van. Die bleven nog wat vleeskoeien houden en lieten de stal verder leegstaan. Boerenzoons die niet de mogelijkheid hadden om het bedrijf uit te breiden, ofwel niet het land van de buurman te kopen, begonnen transport- en loonbedrijven. Of ze gingen ergens anders werken.
Als ik nu nog wel eens van Leidschendam naar Stompwijk fiets, zie ik een droevige boel. Er is bijna geen melkveehouder meer over. De stallen staan leeg en zakken van ellende in elkaar. Er lopen geen koeien in het land. Paarden, die wel, en wat schapen. Hier en daar is een andersoortig bedrijf gevestigd in een voormalige boerderij, maar omdat er strenger wordt toegezien op naleving van het bestemmingsplan zijn die ook aan het verdwijnen. Omdat het land minder wordt gebruikt gaat het verwilderen. Sommige boerderijen zijn gekocht door particulieren en worden opgeknapt. Stallen tegen de vlakte, boerderette erop, paard in het land. Wat niet wordt verkocht vervalt. Activiteit is er nauwelijks meer, en ik houd mijn hart vast voor over 10 jaar. Er zijn nog enkele oudere boeren, maar die hebben ook niet het eeuwige leven. Het is het gebied van mijn jeugd, en ik wordt er heel verdrietig van. En het gaat hier niet over Oost-Groningen of Zuid-Limburg, maar een gebied onder de rook van Den Haag. Als ik rondrij door West-Nederland zie ik veel meer van dit soort verloederende gebieden.
Ik heb twee vragen. Ten eerste: ben ik een sentimentele ouwe zeur aan het worden of zijn er meer mensen die dit constateren? Ten tweede, is er enige vorm van beleid dat wordt losgelaten op dit soort gebieden?
Fotocredits: 'Gericht op Zoetermeer', FaceMePLS
Dit artikel afdrukken
Toen kwam het besef dat dat quotum geld waard was. Er kwam een regeling dat je het kon verkopen, eerst alleen aan de overheid, later aan andere boeren. Oudere boeren zonder opvolger maakten daar gretig gebruik van. Die bleven nog wat vleeskoeien houden en lieten de stal verder leegstaan. Boerenzoons die niet de mogelijkheid hadden om het bedrijf uit te breiden, ofwel niet het land van de buurman te kopen, begonnen transport- en loonbedrijven. Of ze gingen ergens anders werken.
Als ik nu nog wel eens van Leidschendam naar Stompwijk fiets, zie ik een droevige boel. Er is bijna geen melkveehouder meer over. De stallen staan leeg en zakken van ellende in elkaar. Er lopen geen koeien in het land. Paarden, die wel, en wat schapen. Hier en daar is een andersoortig bedrijf gevestigd in een voormalige boerderij, maar omdat er strenger wordt toegezien op naleving van het bestemmingsplan zijn die ook aan het verdwijnen. Omdat het land minder wordt gebruikt gaat het verwilderen. Sommige boerderijen zijn gekocht door particulieren en worden opgeknapt. Stallen tegen de vlakte, boerderette erop, paard in het land. Wat niet wordt verkocht vervalt. Activiteit is er nauwelijks meer, en ik houd mijn hart vast voor over 10 jaar. Er zijn nog enkele oudere boeren, maar die hebben ook niet het eeuwige leven. Het is het gebied van mijn jeugd, en ik wordt er heel verdrietig van. En het gaat hier niet over Oost-Groningen of Zuid-Limburg, maar een gebied onder de rook van Den Haag. Als ik rondrij door West-Nederland zie ik veel meer van dit soort verloederende gebieden.
Ik heb twee vragen. Ten eerste: ben ik een sentimentele ouwe zeur aan het worden of zijn er meer mensen die dit constateren? Ten tweede, is er enige vorm van beleid dat wordt losgelaten op dit soort gebieden?
Fotocredits: 'Gericht op Zoetermeer', FaceMePLS
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Henric, op je eerste vraag: of je een sentimentele ouwe zeur bent weet ik niet. Ik heb geen reden dat aan te nemen. vraag twee: de ontwikkelingen zijn een gevolg van het gevoerde beleid (of het afwezig zijn daarvan). Als alles aan de vrije markt wordt overgelaten zijn er gebieden die blijkbaar (?) niet de juiste omstandigheden hebben voor intensieve landbouw. In jouw geboortestreek was het niet mogelijk om het melkquotum te behouden voor de boeren. (Wat zou er bij afschaffing gebeuren?) Akkerbouw zal de grond niet geschikt voor zijn, dus dan blijft extensieve veehouderij over (Wat zou de WUR daarvan vinden?)
"Hoe God verdween uit Jorwerd" heb je blijkbaar ook gelezen. Ook een van mijn favoriete boeken.
Bij de ontwikkelingen spelen een aantal factoren een rol. Door de mechanisatie verdwenen veel boeren en daarmee de ruggegraat van het landelijk gebied. Want de boeren zijn plaatsgebonden en dus is er bestaansgrond voor middenstand, scholen etc. Maar die plaatsgebondenheid is veranderd. De mobiliteit zorgde er voor dat de middenstand in dorpen verdwijnt. Tegelijk zijn er nieuwkomers: renteniers, paarden/schapenhouders.
Pas een boer in de Haarlemmermeer geïnterviewd. Akkerbouw is daar het belangrijkst (of zou juist daar melkvee gaan komen?) De invloed van Schiphol, hoogspanningsmasten, wegen, etc was groot. Intensieve teelten verdwijnen langzaam, o.a. doordat loonwerkers niet van de ene naar de andere kant van de polder geraken. Maar ook (in tegenstelling tot de NoordOostPolder waar boeren op vergelijkbare grond zo intensief* zijn gaan telen dat ze vast lopen in grondgebonden ziektes) dat boeren juist een gezond bouwplan aanhouden omdat ze net zo lief alternatieve inkomsten opzoeken in de dichtbije steden.
* Wat vindt de WUR hiervan?
Deze leegloop zie je in meer gebieden; de EU heeft te maken met een verandering in landgebruik die ook wel 'agricultural decline' wordt genoemd. Dit vindt nu vnl. plaats in marginale gebieden- die dan ook vaak afgelegen zijn. De belangrijkste redenen zijn vaak te laag rendement (te lage prijzen) en gebrek aan (interesse voor) opvolging. De vraag is wat hier de belangrijkste redenen zijn, de grondprijs?
Henrics vraag luidt: is er beleid dat hierop gericht is? Nou?
@huib, tot tweemaal toe vraag je de mening van de WUR. Waarom? Is deze werkelijk relevant?
Universiteiten doen niet aan meningen. Bovendien, na alle commotie kun je nu toch niet meer van 'de WUR' spreken, het is WUR. Maar lijkt me verder off topic hier.
Over het onderwerp, voordat je beleid kunt evalueren moet je eerst weten wat het probleem is. Zoals ik het nu lees is het loskoppelen van grond en quotum mede oorzaak van de achtergebleven bedrijfsontwikkeling in dit gebied en hebben boeren (daardoor) hun bedrijf 'uitgemolken'. Toevallig heb ik daar - lang geleden, met Atze Schaap bij het Landbouwschap- hard aan meegeholpen om dat voor elkaar te krijgen.