Nick Trachet dacht dat Amarant een kleurstof is. Hij ging op onderzoek uit en ontdekte een groente.
Amarant was voor mij in de eerste plaats een kleur. Het stond als kleurstof vermeld op drankflessen. Later, toen de E-nummers werden uitgedeeld, kreeg amarant nummer E123 opgeplakt. Dat is een synthetische kleurstof “bereid uit gediazoteerd naftylaminesufonzuur”, zo lees ik. O, en het zou tumoren bij ratten veroorzaken.
Poëtischer was de vermelding in het gedicht van Jan Van Nijlen over het station van Kalevoet in oorlogstijd:
Nog steeds zit de stationschef op zijn troon
en bladert in een overbodig boek
zijn amaranten pet, nutloze kroon,
vuil en verkleurd, ligt ergens in een hoek.
Amarant is de dus de kleur van de NMBS-stationschefspet. Of beter was, want die pet is ondertussen aangepast aan de moderne tijd en niet meer rozepaars.
'Moeilijk plantengenus'
Maar amarant is ook eten. Amaranthus is een plantengeslacht dat wereldwijd voorkomt, zowel in de gematigde streken als in de tropen. Er bestaan honderden soorten van en ook nog veel hybriden. Iets wat botanici een ‘moeilijk plantengenus’ noemen. Ik zal mij dus niet op het gladde terrein van de verschillende soorten wagen, maar weet dat het meestal eenjarige planten zijn die tot dezelfde familie behoren als de biet en de rijstmelde (quinoa).
Amarant zou in een van de oudste en belangrijkste landbouwgewassen zijn geweest voor de Azteken en Inca’s. Het was voor die eersten een heilige plant die opgedragen werd aan de oorlogsgod Huitzilopochtli. De zaden, die groeien in grote (amarant), rode bloempluimen, zijn bijzonder voedzaam en bevatten veel eiwitten waaronder vooral het essentiële aminozuur lysine. Het was dus krachtvoer voor krijgers. Met het meel van de piepkleine zaadjes werden poppen gekneed die de godheid voorstelden. Hier en daar schrijft men dat dat gebeurde met het bloed van geofferde mensen. Die koeken werden dan gedeeld opgegeten door de gelovigen.
Verboden door de conquistadores
De Spaanse conquistadores vonden dat niet leuk. Ze verboden de teelt van de amarant, die in Aztekentaal huautli en in het Spaans allegria heet en dat wondervoedsel leidde een kwijnend bestaan tot de moderne Westerse gezondheidsfreaks dit pseudograan weer bovenhaalden. Vandaag kan u amarant hier en daar in ‘natuurwinkels’ vinden. Ik heb wat moeten zoeken om hele zaadjes te vinden want in die winkels vind je ook steeds meer verwerkte, vermengde en verstopte ingrediënten. Je vindt amarant wel in muesli’s en ‘gezonde’ koekjes of een voedermix met te veel suiker, maar moeilijker puur.
Gebruik puur amarantzaad zoals rijst, of beter nog zoals quinoa, als u daar beter mee vertrouwd bent. De zaadjes zijn nog kleiner dan die van die rijstmelde. Dat geeft problemen bij het spoelen, want je moet daar echt een fijne zeef voor gebruiken. Ik strooide getooste zaadjes over mijn ontbijt, lekker notig van smaak en krokant onder de tand. Tijdens dat roosteren in een droge pan, gaan de zaadjes poffen, als micro-popcorn. Oorspronkelijk zijn ze bruin, daarna worden ze plots wat groter en wit. Grappig. In Mexico maakt men er een soort noga (turron) mee.
Bladamarant en zaadamarant
Waar de Mexicanen een verbod kregen op allegria, voerden de kolonialen het wel in Afrika in als krachtvoer voor de plaatselijke bevolking. Daar had het gewas immers geen religieuze context. De Afrikanen hadden ook geen handleiding gekregen en merkten al spoedig dat amarant vooral een lekkere bladgroente is. Afrika werd dus gespecialiseerd in ‘bladamarant’, waar Amerika eerder de ‘zaadamarant’ ging ontwikkelen eenmaal het taboe was verdwenen. En via het groen kwam ik bij dit multiculturele voedsel terecht.
Bladgroente
Ik had trek in bladgroente. Kool zijn we hier alweer wat beu, voor spinazie en andijvie is het laat in het seizoen. Ik liep langs een Afrikaanse winkel in de buurt. Daar liggen wel vaker originele groenten voor de toog en ik wou eens wat nieuws ontdekken. Ik vond deze planten. De verkoper prevelde een Afrikaanse naam die ik al even snel weer vergat, maar ik dacht wel te weten dat het een vorm van amarant moest zijn: die ovalen bladeren, die kegelvormige opbouw die lijkt te leiden naar waar bloemen ooit een aar zullen vormen.
Nu bestaan er heel wat soorten amarant, zoals hoger geschreven, er zijn er met kleurige bladeren, waaronder rode amarantkleur. Er zijn er meerkleurige, er bestaat zelfs een opvallende sieramarant, de Jozefsmantel (Joseph’s coat), die voor de kleur van de bladeren wordt gehouden in de tuin: geel, rood en groen tegelijk. Men zou die evengoed als sla kunnen eten.
Ik naam het frisse tuiltje mee naar de keuken en liet het even in een vaas staan, ook dat lukt. Vervolgens behandelde ik het als spinazie. Dat is niet zo gek, want spinazie behoort tenslotte ook tot de amarantenfamilie! Ik heb er de grootste stengels afgesneden, de groente grondig gespoeld en dan kletsnat in een hoge pot met wat olie gegooid, teentje look erover geperst en een deksel erop. Even omscheppen, enkele minuutjes en klaar. Peper en zout kunnen erna nog.
Wel, beste lezers, dat was best lekker. De smaak doet wat aan snijbiet denken, een zoete grondsmaak, maar deze plant is veel fijner, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij ziet er, eenmaal gestoofd, ook smakelijker uit dan echte spinazie. U moet het zeker eens proberen. Smakelijk.
Fotocredits: Nick Trachet
Nick Trachet © Brussel Deze Week
Dit artikel afdrukken
Poëtischer was de vermelding in het gedicht van Jan Van Nijlen over het station van Kalevoet in oorlogstijd:
Nog steeds zit de stationschef op zijn troon
en bladert in een overbodig boek
zijn amaranten pet, nutloze kroon,
vuil en verkleurd, ligt ergens in een hoek.
Amarant is de dus de kleur van de NMBS-stationschefspet. Of beter was, want die pet is ondertussen aangepast aan de moderne tijd en niet meer rozepaars.
'Moeilijk plantengenus'
Maar amarant is ook eten. Amaranthus is een plantengeslacht dat wereldwijd voorkomt, zowel in de gematigde streken als in de tropen. Er bestaan honderden soorten van en ook nog veel hybriden. Iets wat botanici een ‘moeilijk plantengenus’ noemen. Ik zal mij dus niet op het gladde terrein van de verschillende soorten wagen, maar weet dat het meestal eenjarige planten zijn die tot dezelfde familie behoren als de biet en de rijstmelde (quinoa).
Amarant zou in een van de oudste en belangrijkste landbouwgewassen zijn geweest voor de Azteken en Inca’s. Het was voor die eersten een heilige plant die opgedragen werd aan de oorlogsgod Huitzilopochtli. De zaden, die groeien in grote (amarant), rode bloempluimen, zijn bijzonder voedzaam en bevatten veel eiwitten waaronder vooral het essentiële aminozuur lysine. Het was dus krachtvoer voor krijgers. Met het meel van de piepkleine zaadjes werden poppen gekneed die de godheid voorstelden. Hier en daar schrijft men dat dat gebeurde met het bloed van geofferde mensen. Die koeken werden dan gedeeld opgegeten door de gelovigen.
Verboden door de conquistadores
De Spaanse conquistadores vonden dat niet leuk. Ze verboden de teelt van de amarant, die in Aztekentaal huautli en in het Spaans allegria heet en dat wondervoedsel leidde een kwijnend bestaan tot de moderne Westerse gezondheidsfreaks dit pseudograan weer bovenhaalden. Vandaag kan u amarant hier en daar in ‘natuurwinkels’ vinden. Ik heb wat moeten zoeken om hele zaadjes te vinden want in die winkels vind je ook steeds meer verwerkte, vermengde en verstopte ingrediënten. Je vindt amarant wel in muesli’s en ‘gezonde’ koekjes of een voedermix met te veel suiker, maar moeilijker puur.
Gebruik puur amarantzaad zoals rijst, of beter nog zoals quinoa, als u daar beter mee vertrouwd bent. De zaadjes zijn nog kleiner dan die van die rijstmelde. Dat geeft problemen bij het spoelen, want je moet daar echt een fijne zeef voor gebruiken. Ik strooide getooste zaadjes over mijn ontbijt, lekker notig van smaak en krokant onder de tand. Tijdens dat roosteren in een droge pan, gaan de zaadjes poffen, als micro-popcorn. Oorspronkelijk zijn ze bruin, daarna worden ze plots wat groter en wit. Grappig. In Mexico maakt men er een soort noga (turron) mee.
Bladamarant en zaadamarant
Waar de Mexicanen een verbod kregen op allegria, voerden de kolonialen het wel in Afrika in als krachtvoer voor de plaatselijke bevolking. Daar had het gewas immers geen religieuze context. De Afrikanen hadden ook geen handleiding gekregen en merkten al spoedig dat amarant vooral een lekkere bladgroente is. Afrika werd dus gespecialiseerd in ‘bladamarant’, waar Amerika eerder de ‘zaadamarant’ ging ontwikkelen eenmaal het taboe was verdwenen. En via het groen kwam ik bij dit multiculturele voedsel terecht.
Bladgroente
Ik had trek in bladgroente. Kool zijn we hier alweer wat beu, voor spinazie en andijvie is het laat in het seizoen. Ik liep langs een Afrikaanse winkel in de buurt. Daar liggen wel vaker originele groenten voor de toog en ik wou eens wat nieuws ontdekken. Ik vond deze planten. De verkoper prevelde een Afrikaanse naam die ik al even snel weer vergat, maar ik dacht wel te weten dat het een vorm van amarant moest zijn: die ovalen bladeren, die kegelvormige opbouw die lijkt te leiden naar waar bloemen ooit een aar zullen vormen.
Nu bestaan er heel wat soorten amarant, zoals hoger geschreven, er zijn er met kleurige bladeren, waaronder rode amarantkleur. Er zijn er meerkleurige, er bestaat zelfs een opvallende sieramarant, de Jozefsmantel (Joseph’s coat), die voor de kleur van de bladeren wordt gehouden in de tuin: geel, rood en groen tegelijk. Men zou die evengoed als sla kunnen eten.
Ik naam het frisse tuiltje mee naar de keuken en liet het even in een vaas staan, ook dat lukt. Vervolgens behandelde ik het als spinazie. Dat is niet zo gek, want spinazie behoort tenslotte ook tot de amarantenfamilie! Ik heb er de grootste stengels afgesneden, de groente grondig gespoeld en dan kletsnat in een hoge pot met wat olie gegooid, teentje look erover geperst en een deksel erop. Even omscheppen, enkele minuutjes en klaar. Peper en zout kunnen erna nog.
Wel, beste lezers, dat was best lekker. De smaak doet wat aan snijbiet denken, een zoete grondsmaak, maar deze plant is veel fijner, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij ziet er, eenmaal gestoofd, ook smakelijker uit dan echte spinazie. U moet het zeker eens proberen. Smakelijk.
Fotocredits: Nick Trachet
Nick Trachet © Brussel Deze Week
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Dat is leukte te horen Piet, ik sprak ook van 25 jaar her, wellicht is die status toegenomen sindsdien? Misschien (en hier spreekt de ijdeltuit) wel door mijn lezing (in buurland Kenia) voor locale landbouwkundigen en voedseldeskundigen over het nut van groente in de maaltijd (naast vlees, droge bonen en maïspap), ik heb toen, naast die mchicha, ook allerlei andere wilde en makkelijke locale groentes gepropageerd, boven de modernere soorten als komkommer tomaat en kropsla, en had daarover heel aardige reacties uit de zaal. Komisch detail: tijdens de 2 lunches op dat congres was er alleen vlees en pasta, geen groente, dat bleef toen nog theorie. De meest verorberde groente in de drpen en volkswijken daar (ook van laag statuur, en nooit in restaurants voor de upperclass, toeristen en expats geserveerd) was sukuma wiki. De groeten aan uw vriendin, kennen jullie Toon vanEyk? Die zit ook in de buurt van Dar, met een heel aardige vrouw van daar, of ze mchicha en sukuma wiki eten weet ik niet, als ik het daar onder de "hoog opgeleiden" (dat zet ik altijd tussen haakjes, voor U er iets anders achter zoekt) over sukuma wiki had, werd er steevast meewarig gegiecheld, in het tuinbuwonderzoeksinstituut werd er niet eens onderzoek aan verricht, te min. En mchicha en sukuma wiki groeide zonder dat ondrzoek (en spuitbeurten met dit of dat) sowieso wel, en hoe!
Hallo Dirk Zavel: Ik en mijn Tanzaniaanse vriendin zijn het niet met jou eens dat m'chicha (wij schrijven het licht anders) een minderwaardige status heeft. Het groeit, ook in Nederland wanneer het voor veel ander producten te warm is. Het is familie van de melle en hier in Duitsland zie ik al groene amarant tussen ander gewassen staan. Dat breekt de boeren nog eens flink op want de plant maakt zoveel zaad (quinoa !) dat het een grote plaag dreigt te gaan worden. (Mind my words!) M'chicha heb je ook nog met een rode nerf die als minderwaardihg beschouwd word. De blaadjes kunnen als spianzie gegeten worden maar ook op z'n Afrikaans bereid ingevroren worden. I love it!
Janneke Vreugdenhil had in de (het) nrc/hdbl ook ooit eens een afrikaans recept met de amaranth van daar (=bitekuteku) en raadde de huiskoks aan andijvie te nemen waar de amaranth verstek liet gaan, iedereen zijn eigen groen, zo was dat lang de mode, maar tegenwoordig lijkt de trend eerder omgekeerd! Hoe gekker en exotischer, des te beter. En bedankt Wila, mijn lijstje namen voor die amaranth komt daarmee op 8.
Zie ook deze zomerquiz aflevering.
Amarant wordt ook als bladgroente gebruikt in de Pacific. In Papoea Nieuw Guinea wordt het aupa genoemd. Er zijn verschillende variaties en groeit gemakkelijk in het wild. Daarom wordt het ook wel pigsweed genoemd.
De Pacific Islands Food Composition Tables vermelden de voedingswaarde van de rauwe en gekookte blad groente. Deze tabellen zijn in 2004 door FAO gepubliceerd en kunnen via hun website eenvoudig worden gedownload