Dierwelzijnsorganisatie Compassion in World Farming (CWIF) wees 2 weken geleden reeds op de mogelijkheid dat het H5N8 virus vanuit stallen in het wild terecht gekomen zou zijn.
Na de vondst van 2 besmette wilde smienten die niet vanuit Azië, waar het virus voor het eerst is geconstateerd, naar Nederland kunnen zijn gevlogen, herhaalt de organisatie vandaag zijn suggestie. De Nederlandse directeur, Geert Laugs, suggereert nadrukkelijk dat besmetting vanuit stallen als een reële optie moet worden gezien.
Intensieve dierhouderij wel degelijk een reële mogelijkheid
CIWF verspreidde vanmiddag een persbericht met de volgende tekst
In Nederland wordt de aandacht onevenredig gericht op wilde vogels als mogelijke veroorzakers van de besmetting met vogelgriep. Sommigen eisen zelfs dat ook kippen met uitloop grote delen van het jaar binnen gehouden moeten worden en wijzen daarmee wilde vogels aan als zondebok.
Geert Laugs: "Alle besmettingen in Nederland vonden plaats in intensieve bedrijven, waar de kippen altijd binnen zitten. Het virus is gevonden bij slechts twee smienten, in de buurt van de besmette bedrijven. Is het dan niet meer waarschijnlijk dat het virus juist vanuit een besmet bedrijf in de natuur terecht gekomen is? Intensieve pluimveebedrijven zijn geen hermetisch gesloten systemen waar niets in, en niets uit, kan. De afvoer, en het uitrijden van kippenmest, is slechts een voorbeeld hiervan".
Terwijl de oorsprong van het virus nog niet is aangetoond is wel bekend dat de intensieve pluimveehouderij ideale omstandigheden verschaft voor een snelle verspreiding van het virus dat zich in de volle stallen ook makkelijk kan ontwikkelen tot een voor mensen gevaarlijke variant.
Een verklaring van de Wetenschappelijke Task Force voor Vogelgriep en Wilde Vogels, waarvan o.a. Bird Life International en de VN voedselorganisatie FAO deel uitmaken, laat aan duidelijkheid niets te wensen over: "Uitbraken van hoogpathogene vogelgriep houden meestal verband met intensie pluimveehouderij en de daarmee samenhangende handel en verkoop systemen". Ook waarschuwt de Taskforce voor het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken van de vogelgriepuitbraak. Dit kan leiden tot een ineffectieve bestrijding van de ziekte en een verdere verspreiding van het virus.
Geert Laugs: "Het gevaar is reëel dat te veel aandacht voor wilde vogels als mogelijke verspreiders van de ziekte de aandacht afleidt van de risico's van de intensieve veehouderij en dat we daardoor een belangrijke kans missen om de verspreiding van het virus te stoppen".
Kort gezegd: CIWF acht de nadruk op 'de wilde vogels zijn de oorzaak' onvoorzichtig. We zouden de ogen voor de mogelijkheid van besmetting van binnenuit niet mogen sluiten.
Niet uitsluiten maar 'niet erg waarschijnlijk'
Foodlog legde de uitspraken van Laugs voor aan de vogelkenners Henk van der Jeugd (NIOO-KNAW) en Wouter van der Weijden (CLM). Tevens vroegen we het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad om een reactie.
Volgens Van der Weijden mag niets worden uitgesloten en "moet de mogelijkheid dat gehouden dieren de oorzaak zijn van hoog-pathogene vogelgriep zeker onderzocht worden". Henk van der Jeugd, die direct betrokken is bij de inventarisatie van poepmonsters uit het wild, geeft eveneens aan dat de mogelijkheid niet uitgesloten kan en mag worden. Op de vraag of hij de mogelijkheid als reëel ziet, antwoordt hij: "de mogelijkheid is denkbaar, maar ik acht het niet erg waarschijnlijk." Dat motiveert hij door erop te wijzen dat er dan positief op H5N8 testende poepmonsters in de directe omgeving van getroffen bedrijven zouden moeten zijn gevonden. Dat is niet het geval.
Woordvoerder Annet Blanken van het Centraal Veterinair Instituut waarschuwt voor het gevaar van een welles/nietes discussie. Van der Jeugd steunt die gedachte en zegt: "we moeten nu oppassen voor het laten circuleren van meningen zonder feiten".
'Ontwikkeling H5N8 vanuit stallen nagenoeg uitgesloten'
Is het voorstelbaar dat H5N8 uit de stal in het wild terecht is gekomen? Dat vroegen we Armin Elbers en Guus Koch van het CVI. Zij zeggen: "Ja, maar niet in Europa. Het stukje van de Task Force waar CIWF naar verwijst doelt op de situatie in Azië!! Hoog-pathogene aviaire influenza stammen zullen veelal ontstaan in Azië als gevolg van besmetting van commercieel pluimvee met laag-pathogene vogelgriepstammen vanuit wilde vogels. Bij de overgang van species (wilde vogels naar commercieel pluimvee) bestaat er een kans dat door mutatie en selectie laag-pathogene vogelgriepvirussen (LPAI) van het subtype H5 of H7 overgaan in hoog-pathogene virussen (HPAI). Omdat de bestrijding in Azië van HPAI niet effectief is, vindt er verspreiding plaats in de regio en vervolgens worden de HPAI virussen weer opgepikt door wilde vogels door het intensieve contact dat normaal aanwezig is tussen commercieel pluimvee en wilde vogels in deze regio. Sociale, economische en politieke factoren bij de bestrijding zorgen er voor dat de aanpak niet effectief is. Het HPAI H5N8 is trouwens vermoedelijk in China ontstaan nadat het erfelijk materiaal van HPAI H5N1 virus is vermengd met dat van 2 of 3 andere LPAI virussen.
De wilde vogels kunnen het HPAI virus weer meenemen naar de broedgronden en vandaar nemen trekvogels het mee op hun vlucht naar b.v. Europa en Afrika tijdens de overwintering. In Europa bestaat de situatie als in Azië niet.
HPAI uitbraken worden snel en adequaat aangepakt, besmet pluimvee wordt snel geruimd en heeft niet de kans om wilde vogels te besmetten.
De kans dat een HPAI H5N8 virus zich in Europa in de pluimveehouderij ontwikkelt en dan zoveel lijkt op het in Azië circulerende HPAI H5N8 virus is - op evolutionaire gronden - nagenoeg uitgesloten.
Fotocredits: protest tegen uitstel verbod op legbatterijen, Compassion in World Farming Nederland
Dit artikel afdrukken
Na de vondst van 2 besmette wilde smienten die niet vanuit Azië, waar het virus voor het eerst is geconstateerd, naar Nederland kunnen zijn gevlogen, herhaalt de organisatie vandaag zijn suggestie. De Nederlandse directeur, Geert Laugs, suggereert nadrukkelijk dat besmetting vanuit stallen als een reële optie moet worden gezien.
Intensieve dierhouderij wel degelijk een reële mogelijkheid
CIWF verspreidde vanmiddag een persbericht met de volgende tekst
In Nederland wordt de aandacht onevenredig gericht op wilde vogels als mogelijke veroorzakers van de besmetting met vogelgriep. Sommigen eisen zelfs dat ook kippen met uitloop grote delen van het jaar binnen gehouden moeten worden en wijzen daarmee wilde vogels aan als zondebok.
Geert Laugs: "Alle besmettingen in Nederland vonden plaats in intensieve bedrijven, waar de kippen altijd binnen zitten. Het virus is gevonden bij slechts twee smienten, in de buurt van de besmette bedrijven. Is het dan niet meer waarschijnlijk dat het virus juist vanuit een besmet bedrijf in de natuur terecht gekomen is? Intensieve pluimveebedrijven zijn geen hermetisch gesloten systemen waar niets in, en niets uit, kan. De afvoer, en het uitrijden van kippenmest, is slechts een voorbeeld hiervan".
Terwijl de oorsprong van het virus nog niet is aangetoond is wel bekend dat de intensieve pluimveehouderij ideale omstandigheden verschaft voor een snelle verspreiding van het virus dat zich in de volle stallen ook makkelijk kan ontwikkelen tot een voor mensen gevaarlijke variant.
Een verklaring van de Wetenschappelijke Task Force voor Vogelgriep en Wilde Vogels, waarvan o.a. Bird Life International en de VN voedselorganisatie FAO deel uitmaken, laat aan duidelijkheid niets te wensen over: "Uitbraken van hoogpathogene vogelgriep houden meestal verband met intensie pluimveehouderij en de daarmee samenhangende handel en verkoop systemen". Ook waarschuwt de Taskforce voor het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken van de vogelgriepuitbraak. Dit kan leiden tot een ineffectieve bestrijding van de ziekte en een verdere verspreiding van het virus.
Geert Laugs: "Het gevaar is reëel dat te veel aandacht voor wilde vogels als mogelijke verspreiders van de ziekte de aandacht afleidt van de risico's van de intensieve veehouderij en dat we daardoor een belangrijke kans missen om de verspreiding van het virus te stoppen".
Kort gezegd: CIWF acht de nadruk op 'de wilde vogels zijn de oorzaak' onvoorzichtig. We zouden de ogen voor de mogelijkheid van besmetting van binnenuit niet mogen sluiten.
Niet uitsluiten maar 'niet erg waarschijnlijk'
Foodlog legde de uitspraken van Laugs voor aan de vogelkenners Henk van der Jeugd (NIOO-KNAW) en Wouter van der Weijden (CLM). Tevens vroegen we het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad om een reactie.
Volgens Van der Weijden mag niets worden uitgesloten en "moet de mogelijkheid dat gehouden dieren de oorzaak zijn van hoog-pathogene vogelgriep zeker onderzocht worden". Henk van der Jeugd, die direct betrokken is bij de inventarisatie van poepmonsters uit het wild, geeft eveneens aan dat de mogelijkheid niet uitgesloten kan en mag worden. Op de vraag of hij de mogelijkheid als reëel ziet, antwoordt hij: "de mogelijkheid is denkbaar, maar ik acht het niet erg waarschijnlijk." Dat motiveert hij door erop te wijzen dat er dan positief op H5N8 testende poepmonsters in de directe omgeving van getroffen bedrijven zouden moeten zijn gevonden. Dat is niet het geval.
Woordvoerder Annet Blanken van het Centraal Veterinair Instituut waarschuwt voor het gevaar van een welles/nietes discussie. Van der Jeugd steunt die gedachte en zegt: "we moeten nu oppassen voor het laten circuleren van meningen zonder feiten".
'Ontwikkeling H5N8 vanuit stallen nagenoeg uitgesloten'
Is het voorstelbaar dat H5N8 uit de stal in het wild terecht is gekomen? Dat vroegen we Armin Elbers en Guus Koch van het CVI. Zij zeggen: "Ja, maar niet in Europa. Het stukje van de Task Force waar CIWF naar verwijst doelt op de situatie in Azië!! Hoog-pathogene aviaire influenza stammen zullen veelal ontstaan in Azië als gevolg van besmetting van commercieel pluimvee met laag-pathogene vogelgriepstammen vanuit wilde vogels. Bij de overgang van species (wilde vogels naar commercieel pluimvee) bestaat er een kans dat door mutatie en selectie laag-pathogene vogelgriepvirussen (LPAI) van het subtype H5 of H7 overgaan in hoog-pathogene virussen (HPAI). Omdat de bestrijding in Azië van HPAI niet effectief is, vindt er verspreiding plaats in de regio en vervolgens worden de HPAI virussen weer opgepikt door wilde vogels door het intensieve contact dat normaal aanwezig is tussen commercieel pluimvee en wilde vogels in deze regio. Sociale, economische en politieke factoren bij de bestrijding zorgen er voor dat de aanpak niet effectief is. Het HPAI H5N8 is trouwens vermoedelijk in China ontstaan nadat het erfelijk materiaal van HPAI H5N1 virus is vermengd met dat van 2 of 3 andere LPAI virussen.
De wilde vogels kunnen het HPAI virus weer meenemen naar de broedgronden en vandaar nemen trekvogels het mee op hun vlucht naar b.v. Europa en Afrika tijdens de overwintering. In Europa bestaat de situatie als in Azië niet.
HPAI uitbraken worden snel en adequaat aangepakt, besmet pluimvee wordt snel geruimd en heeft niet de kans om wilde vogels te besmetten.
De kans dat een HPAI H5N8 virus zich in Europa in de pluimveehouderij ontwikkelt en dan zoveel lijkt op het in Azië circulerende HPAI H5N8 virus is - op evolutionaire gronden - nagenoeg uitgesloten.
Fotocredits: protest tegen uitstel verbod op legbatterijen, Compassion in World Farming Nederland
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
De laatste zin in dit artikel zegt genoeg! dunkt mij.
De laatste zin zegt inderdaad veel, maar niet alles.
In theorie is het ook mogelijk dat het virus in NL is ontstaan en daarna is overgebracht naar Oost Azië, hetzij door trekvogels, hetzij door verkeer of vervoer. Maar daar tegen pleit dat H5N8 al eerder dit jaar in Korea is aangetroffen.
Oost Azië is ook a priori een kansrijker bakermat omdat daar enorme aantallen dieren van verschillende soorten intensief in contact komen met elkaar en met mensen. Dan krijg je een ideaal mengvat van virussen. Daaruit komt ieder jaar minstens 1 nieuwe stam voort die een humane griepepidemie teweeg brengt.
Het gaat met name om de volgende soorten:
- wilde eenden, wilde ganzen, tamme eenden, tamme ganzen en kippen;
- wilde zwijnen en tamme varkens.
Wat de import via transport betreft moet ik ook altijd even denken aan het transport van kalveren uit de Baltische staten of Polen. Maar uit die regio zijn mij geen meldingen van H5N8 bekend.
De Utrechtse epidemioloog Arjen Stegeman noemde als één van de mogelijke transmissieroutes een eend die op het dak van een stal dicht bij de ventilatie had gezeten en gescheten. Maar ik heb nog nooit een eend op een niet-plat dak zien zitten en de meeste daken van stallen zijn puntdaken. Ik verwacht dat gedrag al helemaal niet van de doorgaan schuwe smienten en wintertalingen, de enige soorten waar het virus tot dusver is aangetroffen. Beetje modder of vogelpoep aan de laarzen lijkt me een waarschijnlijker route.
Ik heb er overigens vertrouwen in dat alle routes serieus worden bekeken.
Wouter, jij verbuigt de laatste zin naar: ik geloof er niets van, om vervolgens te zeggen: maar vooral blijf kijken naar de structuur in de intensieve/hoogproductieve dierhouderij.
Ja, dat klopt wel ongeveer.
Arjen Stegeman zegt zojuist in Boerderij Vandaag:
"De virussen die in Nederland, Duitsland en Engeland zijn gevonden, lijken het meest op virussen die in november in Japan zijn aangetroffen. Eerder zijn in mei in China, in maart in Japan en vanaf januari in Korea H5N8-virussen gevonden. Vermoedelijk is het ontstaan in Korea, niet zo heel veel eerder."
En hij doet nog geen uitspraak over wat eerst was: besmetting in stallen of in de natuur.
Noemt ook ongedierte nog als mogelijke virus-transmitter.
Het blijft dus spannend.
Gelijk tijdige uitbraken in Duitsland, Nederland en Engeland.
Bij eenden, kalkoenen,moerderdieren en legkippen (met eigen opfok)
In diverse technische houderij systemen.
Ook met stallen waar je niet eens in je eigen onderbroek binnen komt
In pluimvee armere gebieden.
Hoe groot is het % dat een virus zich gelijktijdig geografisch in verschillende houderijen met verschillende diersoorten zich zo kan ontwikkelen.
Mijn rekenen is niet zo goed maar welke statisticus wel.
Ik koop dit jaar maar eens een staats lot.