Afgelopen vrijdag schoolreisje naar de Apenheul, leuk en leerzaam. Ze doen daar veel aan onderzoek. En ik leerde er een nieuw woord: voedselneofobie Dat wil zoveel zeggen als angst voor onbekend eten. In dit geval van orang oetangs. Uit onderzoek van pakweg veertig jaar geleden was namelijk de conclusie getrokken dat wat de orang oetang niet kent, dat hij dat ook niet eet. Knap onhandig, wanneer je leefgebied steeds krapper wordt en je het steeds vaker met mensen die er iets willen kappen of verbouwen moet delen. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen helpen bij het overleven. Daarom was het raadzaam om het onderzoek nog eens over te doen. Zijn orang oetangs echt niet tot het eten van nieuwe voedselbronnen over te halen?
Op drie plaatsen gingen onderzoekers aan de slag. In Indonesië bij de orangs die opnieuw in de natuur worden uitgezet en in Amerika en in de Apeldoornse Apenheul met orangs in gevangenschap.

Wat werd er precies onderzocht en hoe ging dat in zijn werk? Zeven vrijwilligers van de orang-populatie deden mee aan het experiment, al dan niet vergezeld van hun kind. Ze kregen in eerste instantie eten aangeboden van hun oppasser: bekend en onbekend voedsel, bewerkt en onbewerkt voedsel. Dan mochten ze kiezen. Vaak kozen de orangs wel voor het nieuwe voedsel, maar ze namen niet meer dan een proevend hapje.
Of dat voedsel bewerkt of onbewerkt was maakte niet uit. Als de oppasser zelf ook even proefde waren ze nieuwsgieriger, maar aten ze niet meer dan dat verkennende beetje.

Een tweede experiment was of de orangs van elkaar zouden leren om nieuwe dingen te eten. Daar zit natuurlijk meteen een competitie-element bij, zoals dat in groepen vaker gaat. Maar het werkte wel beter, al aten ook nu de orangs niet al het nieuwe eten helemaal op. Dat zou een kwestie van tijd kunnen zijn. Hebben ze eenmaal gemerkt dat ze er niet ziek van worden, dan zouden ze misschien de volgende keer wat meer eten. Maar zover ging het onderzoek niet.

Een derde punt van onderzoek was de voorkeur voor zoet, zuur en bitter. Zout werd niet meegenomen, omdat zout eten niet goed is voor de gezondheid van de orangs. Ze hadden trouwens een voorkeur voor zoet, dan voor zuur en pas het laatst voor bitter.
En voedselneofoob waren ze dus niet. Ze pakten wel degelijk nieuw eten aan en kunnen daarmee hun voedselpakket verbreden. Al zijn ze wel voorzichtig en onderzoeken ze de nieuwe hapjes grondig. Dat is slim om in het wild te kunnen overleven. Voor de dierentuinen betekent het dat ze de dieren een extra prikkel van 'vreemd eten' kunnen geven en zo het leven een beetje spannender maken en het dieet verrijken.

Is dit voor mensen relevant. Jazeker, want wij zijn in veel gevallen net als de apen. Mensen die een nieuw product op de markt willen brengen - en dan bedoel ik niet een nieuw sausje, maar een nieuwe vleesvervanger enzo - zouden hier iets van kunnen leren.


Dit artikel afdrukken