Tijdens een marathondebat afgelopen week over het fosfaatplan voor de Nederlandse veehouderij, verklaarde staatssecretaris Martijn van Dam dat hij pas sinds medio september wist dat Brussel zijn plan voor fosfaatrechten had afgewezen. Hij deed zijn uitspraak in antwoord op een vraag van D66 Kamerlid Koşer Kaya.

De transcriptie van het debat geeft het gesprek tussen beiden als volgt weer:
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik heb een vrij simpele vraag gesteld. Ik heb het niet over "we", ik heb het over de staatssecretaris. Wanneer heeft deze staatssecretaris zelf zich intensief met dit proces bemoeid? Ik kreeg van verschillende kanten te horen dat de staatssecretaris afwezig is geweest en dat het probleem zat in het feit dat hij dit proces niet tijdig en niet aan de voorkant heeft begeleid. Wanneer heeft de staatssecretaris zichzelf intensief met dit proces beziggehouden?

Staatssecretaris Van Dam:
Ik kan niet zo heel veel met de opmerking "ik kreeg te horen dat". Dat zijn in ieder geval niet geïnformeerde bronnen, want zoals ik al zei, ik heb me sinds ik staatssecretaris ben consequent zeer intensief met dit dossier beziggehouden en heb daar ook zelf met verschillende Eurocommissarissen over gesproken om ze te informeren. Vanaf medio september, toen duidelijk werd dat de Europese Commissie van mening was dat er geen sprake kon zijn van geoorloofde staatssteun, heb ik mij dag in, dag uit hiermee beziggehouden. Als uw vraag is hoe intensief ik dat deed, is het antwoord daarop: dag in, dag uit, mevrouw Koşer Kaya, en vanzelfsprekend.


De hoop begint langzaam op te lossen in de berusting dat het niet meer op tijd lukt, zodat de constatering van Schreijer-Pierik een onwelkom element voor Van Dam in het politieke wie-is-de-schuldige-spel is geworden.
Vandaag liet Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik (CDA) weten dat de uitspraken van Van Dam niet stroken met de informatie die zij van de Europese Commissie (EC) heeft gekregen. Van Eurocommissaris Margrethe Vestager (Mededinging) kreeg zij het volgende te horen in antwoord op de vraag sinds wanneer Nederland op de hoogte is van de afwijzende reactie van de EC:
Op 14 juni 2016 hebben de Nederlandse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de geplande invoering van een systeem van verhandelbare fosfaatproductierechten voor melkvee en hebben zij verzocht de potentiële staatssteunaspecten van dit nieuwe systeem te bespreken. Tijdens de eerste bijeenkomst met de Nederlandse autoriteiten op 7 juli 2016 heeft de Commissie de Nederlandse autoriteiten ervan in kennis gesteld dat de voorgestelde regeling niet in overeenstemming was met de richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020. Momenteel worden met de Nederlandse autoriteiten constructieve besprekingen gevoerd om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Kostbare tijd verloren
Van Dam maakte zijn plan voor een fosfaatregeling bekend op 8 september. Op 13 oktober maakte hij bekend dat de EC zijn plan wegens ongeoorloofde staatssteun had afgewezen. Hij meldde daarbij het niet met die lezing eens te zijn, maar zich er bij neer te moeten leggen.

“Nederland heeft veel kostbare tijd verloren. En bovendien informeerde Van Dam de Tweede Kamer verkeerd”, zegt Annie Schreijer-Pierik, die het Kamerdebat bijwoonde. Ze vindt het “onbegrijpelijk dat de VVD-PvdA-regering op deze manier de toekomst van duizenden melkveehouders op het spel zet. De staatssecretaris had dus al veel eerder met een alternatief plan kunnen komen. Van Dam heeft de kans op tijdige invoering van het fosfaatrechtenstelsel fors verkleind. Daardoor heeft hij de nieuwe derogatie in gevaar gebracht.”

Op een hol en een draf proberen boeren, hun toeleveranciers en het ministerie van Van Dam afgelopen weken een plan te maken om de vrijstelling die Brussel Nederland heeft verleend om extra mest te mogen produceren - de zogeheten derogatie - ook voor 2017 te behouden.
Die hoop begint langzaam op te lossen in de berusting dat het niet meer op tijd lukt, zodat de constatering van Schreijer-Pierik een onwelkom element voor Van Dam in het politieke wie-is-de-schuldige-spel is geworden. Volgens schattingen van het CBS kan verlies van de derogatie Nederlandse boeren dwingen tot afvoer van bijna 500.000 van hun 1,6 miljoen koeien.
Dit artikel afdrukken