Met ons huidige tempo gaat het nooit lukken aan de kringloopplannen van de minister voor 2030 te voldoenTe weinig groene middelen
Het leidt volgens Piet Boonekamp, directeur van Artemis, tot een direct probleem: er zijn te weinig biologische middelen voorhanden in Europa. “In Nederland is minder dan 2% van de middelen die worden gebruikt in de buitenteelten van biologische oorsprong. Een toelating in de EU duurt minimaal 5 jaar, dit in tegenstelling tot onder meer Brazilië (1 jaar) en de Verenigde Staten (2 jaar). Met ons huidige tempo gaat het nooit lukken aan de kringloopplannen van de minister voor 2030 te voldoen. Snellere wetgeving is nodig.”
Daarmee is de vraag van Dick Veerman, moderator van Foodlog, in zijn openingswoorden beantwoord. “Een goede landbouw gaat over voorkomen in plaats van ingrijpen. Dat vergt een andere manier van denken. In die transitie zitten we nu, maar gaat dat ook voldoende snel?” Over dat antwoord bestaat geen discussie tijdens het congres. Over de mogelijke oplossing – het aanpassen van de Europese Verordening Gewasbeschermingsmiddelen 1107 – des te meer.
“Ik proef in deze discussie dat men het voorzorgsbeginsel (alleen onbetwiste stoffen mogen worden toegelaten, red.) flink wil indammen”, zegt Anne de Vries, die vanuit Tilburg University onder meer onderzoek doet naar het gewasbeschermingsmiddelenrecht. “Daar heb ik grote bedenkingen bij. Het risico bestaat dat er dan stoffen op de markt komen die achteraf toch niet veilig blijken. Dat kunnen ook micro-organismen zijn.”
Ander beoordelingskader
Daarmee blijft echter de moeizame en trage toelating van groene middelen een probleem. Jurgen Köhl, onderzoeker Wageningen UR: “De huidige praktijk is dat er niet-relevante risico’s in de beoordeling van biologische middelen worden meegewogen. Er is andersoortige deskundigheid nodig om veiligheid van een biologisch middel te bepalen.” Nicolette Klijnhout-Klijn van Skal Biocontrole beaamt: “We moeten toe naar een ander beoordelingskader.”
Er is andersoortige deskundigheid nodig om veiligheid van een biologisch middel te bepalenIets waar Europarlementariër Bas Eickhout zich in kan vinden. “Maar”, voegt hij eraan toe “of je het nu leuk vindt of niet, dat kost enorm veel tijd. Het is goed om in de tussentijd te kijken welke mogelijkheden er zijn zonder de verordening open te breken.” Volgens De Vries zijn die opties er. “De wet aanpassen is complex. De uitvoering op onderdelen is via de commissies veel sneller aan te passen. De beoordeling door de juiste experts is daar een voorbeeld van. Kijk dus heel goed naar wat op dit moment wel werkt en wat niet.”
Experimenteerruimte
Daar op voortbordurend hielden Piet Boonekamp (Artemis) en Aleid Dik (NAV) een pleidooi voor meer experimenteerruimte. Nu mag je in de periode dat de toelatingsaanvraag loopt (5 jaar) niets met het betreffende middel doen. Experimenteerruimte biedt de mogelijkheid om in de tussentijd veel meer kennis te verzamelen over hoe het middel zich gedraagt in teelt.
Bepaalde keuzes blijken achteraf funest voor onder meer natuur en milieu. Dit moet anders, maar we moeten ons wel realiseren dat een omslag tenminste 1 generatie duurtDik: “Zo leren we een middel goed kennen voordat het breed op de markt komt. Daarmee kunnen we het optimaal inzetten en teleurstellingen voorkomen. Dat is kostenefficiënt en duurzaam. Een akkerbouwer stopt voor een vermogen in de grond en wil dat er ook weer uit halen.”
'Hoeveel tijd krijgen we?'
Dat de huidige wet- en regelgeving (op onderdelen) aanpassing behoeft, is aan het einde van het congres zonneklaar. Wat ook duidelijk is, is dat iedereen naar een duurzame landbouw toe wil. Dat heeft echter ook tijd nodig, zo geeft Tweede Kamerlid Roelof Bisschop (SGP) aan. “We hebben 60 jaar lang gestreefd naar een rendabele landbouw die voldoende voedsel voortbrengt tegen lage kosten. Bepaalde keuzes daarin blijken achteraf funest voor onder meer natuur en milieu. Dit moet anders, maar we moeten ons wel realiseren dat een omslag tenminste 1 generatie duurt.”
Of om af te sluiten met de vraag van de gangbare akkerbouwer Anton Bartelen uit de zaal: “Zijn wij zo slecht bezig, wanneer is het goed genoeg en hoeveel tijd krijgen wij om volgende stap in verduurzaming te zetten?”
In de maand maart zal Foodlog in een serie artikelen nader rapporteren over het congres en nadere uitwerkingen publiceren van daarin geagendeerde onderwerpen.
De tweets van Landbouw zonder chemie 2020 zijn te vinden via #LZCH20
Landbouwjournalist Jeannet Pennings schreef dit verslag voor Boerenbusiness.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
#1 Ik heb Bisschop vroeger nog als geschiedenisleraar gehad op de havo, pas op voor een SGPer is hij vrij ad rem.
Dick, Het juiste dier bij het juiste gewas is toch een prima variant voorbeeld van :
Biomimicry:
Biomimetica of biomimicry is de wetenschap en de kunst van het imiteren van de beste biologische ideeën in de natuur om menselijke toepassingen uit te vinden, te verbeteren en duurzamer te maken. Biomimetica is gebaseerd op 3,8 miljard jaar evolutie, waarbij de beste ideeën en aanpassingen het overleven.
Verder helemaal eens. Ook ik geloof dat er nog hoop is. (en nee ik ben niet religieus). Wel vergt het om je eigen persoontje om te willen leren en waar nodig leren omdenken en of van inzicht te veranderen**.
Ik kijk uit naar je tekst waarover je sprak in #1
**De interactie gisteren op Twitter stemt mij hoopvol dat met mij meerdere nieuwsgierig zijn en hun horizon verbreden.
Maarre .... deze discussie moet natuurlijk gaan over wat Jürgen Köhl opmerkte: de wetgever realiseert zich niet dat groene landbouw niet over pesticiden maar over biomimicry gaat!
Inderdaad veefokkerij, als je echte graskoeien gaat kruisen met koeien/stieren die veel geven op een zetmeelrijk rantsoen (zetmeeljunkies) en vervolgens ook nog je gras gaat veredelen voor een betere verteerbaarheid dan moet je niet raar staan te kijken als de conditie (en ook de prestaties, vruchtbaarheid, gezondheid) van die doorgefokte koeien tegenvalt als je ze op een volledig grasrantsoen gaat zetten. Fokken dus met koeien/stieren die boven komen drijven bij een vergelijkbaar bedrijfssysteem en huisvestingsysteem (joekels van koeien in een oud krap bemeten boxje dat werkt ook niet).
#14 en #15 Waar de pijn zou kunnen zitten is dat de bestaande koe van nu op zo'n bedrijf niet geschikt is voor deze manier van weiden.
Bijv. de Holstein Frisian** is bijvoorbeeld niet geschikt voor dag en nacht weiden. Op ons bedrijf liepen op de 40 melkkoeien enkele 'zuivere' Red Holsteins. Die hadden het inderdaad het eerste moeilijk en dan ook het ergst moeilijk op regendagen bij dag en nacht weidegang.
Dat is niet de schuld van vers gras, maar de schuld van de veefokker(ij) in kwestie.
Veefokkerij Nederland is een eenzijdige afslag in geslagen qua veefokkerij met de opkomst van mais en vooral de voermengwagen. De balans is op veel bedrijven zoek tussen koe en vers gras.
Dit is een issue die ook niet met 1 generatie veefokkerij is op te lossen. Hier zul je 3 tot 4 generaties voor nodig hebben als je vertrekpunt zuivere door gefokte zwarte Holstein Frisians is.
Ik ben het met je eens dat je koppels melkkoeien in het land ziet lopen die in een conditie verkeren waarbij de tranen in je ogen springen. Of die dieren gebaad zijn bij weidegang is een oprechte en terechte vraag.
** Meest voorkomende melkkoe in Nederland.
Holstien Frisian
is de Amerikaanse versie van onze oorspronkelijke
Fries Hollandse melkkoe.
En de zwarte Fries Hollandse koe leek dan weer heel veel op de rode MRIJ ( Maas Rijn IJssel) koe zuidelijker in Nederland. De Groninger Blaarkop zou je hierbij ook nog mogen noemen.