"De Nederlandse Landbouwexport is een gezamenlijke jaarlijkse publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Wageningen Economic Research en wordt gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het publicatiemoment hangt samen met de organisatie van de Grüne Woche, de belangrijkste landbouwbeurs van Europa, die elk jaar aan het einde van januari plaatsvindt. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit presenteert dan traditiegetrouw de eerste raming van de Nederlandse landbouwexportcijfers van het voorgaande jaar."

Nederland sterk ongrondgebonden
Met die woorden laat het CBS een lange traditie zien: al jaren op een rij is ons land blij om te kunnen zeggen dat we na de VS de grootste landbouwexporteur ter wereld zijn. Dat mogen we - schreef Martijn de Groot hier twee jaar geleden - zelfs zeggen ondanks berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL berekende dat we eigenlijk slechts de 22e positie innemen, als we de handel in en verwerking van buitenlandse grondstoffen wegdenken en alleen naar onze eigen productie kijken. Wie heel goed kijkt, zou zelfs die plek nog kleiner kunnen praten omdat onze landbouw gevoed wordt met bijvoorbeeld buitenlands voer voor dieren. Voor De Groot is juist dat reden om naar Nederland te kijken als een exporterende handels- en verwerkingsnatie. Wie dat doet, ziet dat Nederland inderdaad vóór Duitsland, Frankrijk en landbouwgigant Brazilië in het klassement van exporteurs scoort. Zo moet je ook wel naar Nederland kijken: onze landbouw is sterk ongrondgebonden. We zijn als het ware een fabriek die grondstoffen inkoopt, verwerkt en verhandelt of exporteert na verwerking. Zoals De Telegraaf het nieuws vandaag bracht klopt het dus niet:


Nederlandse varkens, kippen en koeien eten grondstoffen uit het buitenland en maken daarvan als een heus levend fabriekje vlees, eieren en melk. Dat geldt zelfs voor de akkers die we bemesten met hun - via het voer - geïmporteerde poep of met behulp van olie en gas (wel uit Nederlandse bodem) gemaakte kunstmest. We importeren stoffen die maken dat we op een vierkante kilometer veel meer kunnen maken dan van nature van die vierkante kilometer kan komen. Door die manier van werken maken we inmiddels heel veel meer dan we zelf nodig hebben. Daarom verkopen we het overschot (grosso modo twee derde van onze nationale productie) mee op de handel in agrarische grondstoffen die via Nederlandse havens van en naar Europa plaatsvindt.

Sier-teeltkampioen
De Nederlandse export van landbouwgoederen bereikte in 2017 weer een nieuw recordniveau met een omzet van €91,7 miljard euro, 7% meer dan in 2016. De landbouwimport groeide met nog iets meer, namelijk 9% en bereikte daarmee het niveau van €62,6 miljard. Reken je de export van landbouw- en levensmiddelenindustrie-gerelateerde machines mee, dan brak de landbouwexport vorig jaar zelfs door de magische €100 miljard grens: op die basis berekend, bedroeg de export voor het eerst €100,8 miljard. De groei is voor ongeveer 80% toe te rekenen aan prijsstijgingen. Het overige deel komt voor rekening van volumegroei. Niet voedsel, maar sierteeltproducten zijn de grootste post in onze buitenlandse agrihandel.


Ter vergelijking: de totale Nederlandse export bedroeg in 2016 €577 miljard. Een belangrijk deel van onze export wordt dan ook bepaald door belangen in agri en food.

Aan de handel in landbouwgoederen en landbouwgerelateerde machines verdiende de Nederlandse economie vorig jaar respectievelijk €44 en €4 miljard; €48 miljard bij elkaar opgeteld. Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn veruit onze belangrijkste handelspartners. Bij elkaar genomen, nemen deze 4 landen in onze directe omgeving €50,4 miljard bij ons af.



Nederlands minister van landbouw Carola Schouten toont zich blij met de cijfers vanaf de Grüne Woche. Het agri-gerelateerde materieel dat we verkopen noemt ze 'export van kennis'.


Dit artikel afdrukken