Het gezegde ‘Over koetjes en kalfjes praten’ betekent over onbelangrijke dingen praten om het gesprek gaande te houden. Letterlijk over kalveren praten kan heftige discussie met de veehouderij opleveren. Maandag werd zelfs de hulp van de kortgedingrechter ingeroepen om te oordelen over een zuivelcampagne van Dier & Recht. De rechter vindt ongefundeerd beledigen niet geoorloofd.
Toch moeten we het over het kalf hebben. Ik betwijfel niet dat veehouders goed voor hun kalveren willen zorgen. Maar dat betekent niet dat er geen punten van zorg en aandacht zijn. Zo gaan kalfjes wel erg jong naar de kalverhouderij, ligt het antibioticagebruik daar nog steeds hoog, en moet de melkveehouderij het zich aantrekken dat Nederlanders wel hun zuivel consumeren maar nauwelijks het bijbehorende kalfsvlees. En waarom zou je niet ter discussie mogen stellen dat het kalf direct na geboorte bij de koe wordt weggehaald?
Problemen in de kalverhouderij stapelen zich op
Om melk te geven moet een koe jaarlijks een kalf krijgen. Slechts een deel is nodig ter vervanging van de melkkoeien. De overige kalveren zijn voor de melkveehouder overbodig en gaan naar de Nederlandse kalverhouderij om ze in 6 tot 12 maanden op te laten fokken voor blank of rosé kalfsvlees.
Op een leeftijd van 14 dagen gaan kalveren naar de kalverhouderij. Dat is erg jong. De maternale weerstand is dan vrijwel weg en het kalf is nog maar net begonnen met opbouw van de eigen weerstand. In Duitsland is onlangs besloten hier per half 2022 28 dagen van te maken. Nog beter is 12 weken, als de weerstand van het kalf vrijwel uitontwikkeld is.
In de stallen van de kalverhouderij heersen er de eerste zes weken veel luchtwegproblemen. Daar wordt veel antibiotica tegen ingezet. Ondanks halvering in de afgelopen 12 jaar ligt dit bij rosé startbedrijven met 69,1 dierdagdoseringen volgens diergeneesmiddelenautoriteit SDa onaanvaardbaar hoog. Bij kalveren gehouden voor blank vlees ligt een kwart boven 23 dierdagdoseringen. Zo hoog is niet vreemd als je bedenkt dat de kalfjes wel heel jong naar de kalverhouderij gaan. Vrijwel elk kalf is van een ander melkveebedrijf met elk z’n specifieke ziektekiemen afkomstig. Het kalvertransport verloopt meestal langs twee verzamelplaatsen waar honderden kalveren bij elkaar komen alvorens naar een kalverhouderij te gaan. Kalveren van ver kunnen ook nog eens besmettelijke dierziekten meebrengen.
Ook is er door WUR met de kalversector onderzoek gedaan naar rubber op de roostervloer voor een zachtere ligplek, maar nog maar weinig kalverhouders hebben dit aangebracht.
En waar in de varkens- en de pluimveesector al veel is geïnvesteerd in ammoniakreductie, worden kalverhouders hier nog maar sinds enkele jaren op aangesproken.
Op verzoek van minister Schouten heeft de kalversector een plan opgeleverd voor snellere verduurzaming, maar de minister heeft dit plan al twee keer als ontoereikend afgewezen.
Kortom, de kalversector heeft oplopend achterstallig onderhoud.
Tot overmaat van ramp raakte de kalverhouderij ook nog eens tijdens de Coronapandemie in een diepe afzetcrisis door de sluiting van de horeca en het grotendeels wegvallen van de export.
Hierin wreekt zich dat Nederlanders wel veel zuivel consumeren, maar kalfsvlees, dat in feite een bijproduct van zuivel is, eten ze hooguit met de Kerst of in een restaurant. Kalfsvlees wordt dan ook voor ruim 95% geëxporteerd. Het ontbreekt de kalversector kennelijk aan draagvlak in eigen land.
Hoogste tijd voor actie
De minister heeft alternatieve scenario’s voor de kalversector laten ontwikkelen. Deze hebben grote, uiteindelijk positieve gevolgen voor het kalf. Zo is er een scenario waarin de kalveren hun hele leven op de melkveehouderij blijven en de kalverhouderij verdwijnt. In een ander scenario blijven de kalveren de eerste drie maanden op het melkveebedrijf. En er is een scenario waarin de kalveren alleen mogen komen van melkveebedrijven in een straal van 100 km.
De minister wil pilots met de scenario’s, maar melkvee- en kalversector reageren bezorgd en lijken niet in te zien dat het de hoogste tijd is om in actie te komen.
Kalf bij de koe
Het kalf direct scheiden van de koe en moederloos opfokken is een bijzondere prestatie van de melkveehouderij. De melkveehouder legt het kalf alleen in een hokje met stro. De eerste paar dagen krijgt het biest uit een zuigfles en daarna kalvermelk uit een emmer. Op een leeftijd van 14 dagen gaan de overtollige kalfjes weg (zie hiervoor) en wordt de rest opgefokt tot melkkoe.
Melkveehouders voeren voor het direct scheiden van kalf en koe als argumenten onder andere aan dat dit beter is voor het kalverwelzijn. De koe kan ziektes op het kalf overdragen en als je later kalf en koe moet scheiden geeft dat beide veel stress. Allemaal zaken die zeker aandacht verdienen, maar in de vleesrundveehouderij waar kalfjes lang bij de koe mogen zogen kennelijk geen probleem zijn en die toch in de melkveehouderij ook te managen moeten zijn.
Het ware argument voor het direct scheiden van het kalf, dat de melkveehouder de melk bestemd voor het kalf aan de zuivelfabriek wil verkopen, wordt zelden genoemd. Melkveehouders mogen best melk van koeien winnen, maar anderen mogen best vragen of dat het moederloos opfokken van een zuigeling rechtvaardigt. Er is dan ook niets op tegen om onderzoek te doen naar het opzetten van zuivelketens waarin het kalf enige tijd bij de koe blijft.
Dat kritiek soms wel erg hard binnenkomt en boosheid oproept is te begrijpen, maar melkvee- en kalverhouderij hebben serieuze problemen. Daarmee constructief aan de slag gaan is dringend noodzakelijk.
Dit artikel afdrukken
Problemen in de kalverhouderij stapelen zich op
Om melk te geven moet een koe jaarlijks een kalf krijgen. Slechts een deel is nodig ter vervanging van de melkkoeien. De overige kalveren zijn voor de melkveehouder overbodig en gaan naar de Nederlandse kalverhouderij om ze in 6 tot 12 maanden op te laten fokken voor blank of rosé kalfsvlees.
Op een leeftijd van 14 dagen gaan kalveren naar de kalverhouderij. Dat is erg jong. De maternale weerstand is dan vrijwel weg en het kalf is nog maar net begonnen met opbouw van de eigen weerstand. In Duitsland is onlangs besloten hier per half 2022 28 dagen van te maken. Nog beter is 12 weken, als de weerstand van het kalf vrijwel uitontwikkeld is.
In de stallen van de kalverhouderij heersen er de eerste zes weken veel luchtwegproblemen. Daar wordt veel antibiotica tegen ingezet. Ondanks halvering in de afgelopen 12 jaar ligt dit bij rosé startbedrijven met 69,1 dierdagdoseringen volgens diergeneesmiddelenautoriteit SDa onaanvaardbaar hoog. Bij kalveren gehouden voor blank vlees ligt een kwart boven 23 dierdagdoseringen. Zo hoog is niet vreemd als je bedenkt dat de kalfjes wel heel jong naar de kalverhouderij gaan. Vrijwel elk kalf is van een ander melkveebedrijf met elk z’n specifieke ziektekiemen afkomstig. Het kalvertransport verloopt meestal langs twee verzamelplaatsen waar honderden kalveren bij elkaar komen alvorens naar een kalverhouderij te gaan. Kalveren van ver kunnen ook nog eens besmettelijke dierziekten meebrengen.
Nederlanders consumeren wel veel zuivel consumeren, maar kalfsvlees, in feite een bijproduct van zuivel is, eten ze hooguit met de Kerst of in een restaurant. Het ontbreekt de kalversector kennelijk aan draagvlak in eigen landEr is alweer jaren terug door Wageningen Universiteit & Research samen met de kalversector een wetenschappelijk onderbouwde dierenwelzijnsmonitor voor de kalversector ontwikkeld die nog steeds niet is ingevoerd. Een gemiste kans, want als je de monitorresultaten van de verschillende bedrijven benchmarkt kun je kalverhouders gericht helpen met verder verbeteren.
Ook is er door WUR met de kalversector onderzoek gedaan naar rubber op de roostervloer voor een zachtere ligplek, maar nog maar weinig kalverhouders hebben dit aangebracht.
En waar in de varkens- en de pluimveesector al veel is geïnvesteerd in ammoniakreductie, worden kalverhouders hier nog maar sinds enkele jaren op aangesproken.
Op verzoek van minister Schouten heeft de kalversector een plan opgeleverd voor snellere verduurzaming, maar de minister heeft dit plan al twee keer als ontoereikend afgewezen.
Kortom, de kalversector heeft oplopend achterstallig onderhoud.
Tot overmaat van ramp raakte de kalverhouderij ook nog eens tijdens de Coronapandemie in een diepe afzetcrisis door de sluiting van de horeca en het grotendeels wegvallen van de export.
Hierin wreekt zich dat Nederlanders wel veel zuivel consumeren, maar kalfsvlees, dat in feite een bijproduct van zuivel is, eten ze hooguit met de Kerst of in een restaurant. Kalfsvlees wordt dan ook voor ruim 95% geëxporteerd. Het ontbreekt de kalversector kennelijk aan draagvlak in eigen land.
Hoogste tijd voor actie
De minister heeft alternatieve scenario’s voor de kalversector laten ontwikkelen. Deze hebben grote, uiteindelijk positieve gevolgen voor het kalf. Zo is er een scenario waarin de kalveren hun hele leven op de melkveehouderij blijven en de kalverhouderij verdwijnt. In een ander scenario blijven de kalveren de eerste drie maanden op het melkveebedrijf. En er is een scenario waarin de kalveren alleen mogen komen van melkveebedrijven in een straal van 100 km.
De minister wil pilots met de scenario’s, maar melkvee- en kalversector reageren bezorgd en lijken niet in te zien dat het de hoogste tijd is om in actie te komen.
Kalf bij de koe
Het kalf direct scheiden van de koe en moederloos opfokken is een bijzondere prestatie van de melkveehouderij. De melkveehouder legt het kalf alleen in een hokje met stro. De eerste paar dagen krijgt het biest uit een zuigfles en daarna kalvermelk uit een emmer. Op een leeftijd van 14 dagen gaan de overtollige kalfjes weg (zie hiervoor) en wordt de rest opgefokt tot melkkoe.
In de vleesrundveehouderij mogen kalfjes lang bij de koe zogen. Als dat kennelijk geen probleem is, moet zoiets toch ook in de melkveehouderij te managen zijnIk ga ervan uit dat de melkveehouders het beste met de kalveren voor hebben en ze goed verzorgen. Maar het kalf blijft van nature niet voor niets bij zijn moeder. Zo is dit beter voor de weerstandsopbouw en voor de spijsvertering van het kalf. Het kalf groeit sneller, gedraagt zich socialer in de kudde en vertoont later zelf goed moedergedrag.
Melkveehouders voeren voor het direct scheiden van kalf en koe als argumenten onder andere aan dat dit beter is voor het kalverwelzijn. De koe kan ziektes op het kalf overdragen en als je later kalf en koe moet scheiden geeft dat beide veel stress. Allemaal zaken die zeker aandacht verdienen, maar in de vleesrundveehouderij waar kalfjes lang bij de koe mogen zogen kennelijk geen probleem zijn en die toch in de melkveehouderij ook te managen moeten zijn.
Het ware argument voor het direct scheiden van het kalf, dat de melkveehouder de melk bestemd voor het kalf aan de zuivelfabriek wil verkopen, wordt zelden genoemd. Melkveehouders mogen best melk van koeien winnen, maar anderen mogen best vragen of dat het moederloos opfokken van een zuigeling rechtvaardigt. Er is dan ook niets op tegen om onderzoek te doen naar het opzetten van zuivelketens waarin het kalf enige tijd bij de koe blijft.
Dat kritiek soms wel erg hard binnenkomt en boosheid oproept is te begrijpen, maar melkvee- en kalverhouderij hebben serieuze problemen. Daarmee constructief aan de slag gaan is dringend noodzakelijk.
Na het door de actiegroep Agractie gewonnen kortgeding, besloot gisteren ook ZuivelNL zijn geluk te beproeven en een zaak tegen Dier&Recht aan te spannen. Op boerensite Nieuwe Oogst verklaart de traditionele ketenorganisatie haar besluit als volgt:
"Melkveehouders en zuivelbedrijven zijn transparant over de manier waarop koeien en kalveren worden gehouden en zuivelproducten worden gemaakt. Ze weten dat ze onderdeel uitmaken van de maatschappij', zegt ZuivelNL. 'Met open dagen, voorlichtingsmateriaal en informatie op websites en social media worden zoveel mogelijk consumenten bereikt. Het is dan frustrerend dat een actiegroep met valse argumenten en verwrongen beelden onze sector zwart probeert te maken."
"Melkveehouders en zuivelbedrijven zijn transparant over de manier waarop koeien en kalveren worden gehouden en zuivelproducten worden gemaakt. Ze weten dat ze onderdeel uitmaken van de maatschappij', zegt ZuivelNL. 'Met open dagen, voorlichtingsmateriaal en informatie op websites en social media worden zoveel mogelijk consumenten bereikt. Het is dan frustrerend dat een actiegroep met valse argumenten en verwrongen beelden onze sector zwart probeert te maken."
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 2 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Ik lees ‘maar in de vleesrundveehouderij waar kalfjes lang bij de koe mogen zogen kennelijk geen probleem zijn en die toch in de melkveehouderij ook te managen moeten zijn’.
Dat is klinkklare onzin! Wij scheiden onze kalveren pas als het kalf niet meer zoogt. Wij doen dat door de koeien buiten gehoorsafstand van de kalveren naar een andere weide (lees pampa) te brengen. Dat scheiden, nadat er een zeer hechte (lees natuurlijke) band is ontstaan, geeft weinig stress bij de kalveren, ook omdat die dan in kudde verband bij elkaar blijven staan, maar de koeien hebben enorme stress (verdriet) door het scheiden. Het vrijwel continu intens verdrietige loeien (de koe probeert haar kalf te roepen) houdt soms dagen aan en is niet - ook voor de veehouders - om aan te horen.
Hoe vreemd het ook klinkt (ook voor niet-ingevoerde medewerkers van de Dierenbescherming die hun menselijke gevoelens projecteren op dieren) maar onmiddellijk scheiden na het kalven, is qua stress veel beter voor de koe.
De koeien na scheiden van het kalf naar een weide naast een woonwijk brengen om de rust in het koppel te bewaren. Een paar maanden later zal vast een hele woonwijk vragen om alsjeblieft die kalveren bij de geboorte te scheiden. Wie niet horen wil zal voelen zeggen ze normaal. Maar dan wordt het wie iets voelt zal het horen.
Ik vind het een sterk artikel, maar het kritiekpunt van Jack #1 snijdt ook hout.
@Jack, je zegt dat het voor de koe beter is als de scheiding snel plaatsvindt.
Maar geldt dat ook voor het kalf?
Wouter, qua dierwelzijn maakt dat niet veel uit, maar qua diergezondheid uiteraard wel.
Het beste zou zijn als de mens veel minder zuivel zou gebruiken, beter voor mens, dier en planeet. Maar ik vermoed dat mijn oproep daartoe iets minder impact heeft dan de gelikte marketingcampagnes van de zuivelsector;-)
Als we toch mensen met vee blijven vergelijken: adoptiebaby s verlaten ook de eigen moeder direct en worden in het geval dat het opgevoed met kunstmelk en de fles. Moeten we dat dan ook maar verbieden? Of dat eerst verbieden en dan zeggen: kijk bij mensen doen we het ook niet meer dan hoeft/mag het bij vee ook niet meer.