Nederlandse varkensboeren hebben het al enkele jaren lastig. Een te groot deel van hen verdient geen geld. Om dat probleem op te lossen gaat oud-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal een regiegroep leiden die de misère moet oplossen.
De Nederlandse Varkenshouders Vakbond en belangenbehartiger LTO werken aan wat zij noemen "een vitale varkenshouderij, met meer rendement en marktkracht voor de varkenshouder." Een eerste stap om dat te bereiken was de oprichting van hun gezamenlijke Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV). Vanmiddag maakte de POV bekend dat de organisatie een regiegroep in het leven heeft geroepen. Onder voorzitterschap van oud-minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal (VVD) moeten Rabobank en het ministerie van EZ samen met afnemerskoepel Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) en de toeleveranciers van de Nederlandse Diervoeder Industrie (Nevedi) komen tot een plan dat boeren weer geld gaat opleveren.
'Juiste man, juiste plaats'
Volgens POV-voorzitter Ingrid Jansen en vicevoorzitter Eric Douma is Rosenthal "de juiste man op de juiste plaats. Wij zijn ervan overtuigd dat zijn jarenlange ervaring in maatschappelijke en politiek-bestuurlijke functies ons zal helpen om dit traject tot een goed einde te brengen. Ook zijn kennis en expertise op het gebied van export, onder meer door zijn voormalige functie als minister van Buitenlandse Zaken, is voor ons zeer waardevol."
De POV noemt meer rendement en marktkracht voor de boer "zeer urgent." In de afgelopen jaren is door varkenshouders veel geïnvesteerd in duurzaamheid, "maar het rendement van deze investeringen is veel te laag gebleven." De regiegroep, zo schrijft de POV, wil komen tot "een structuur die op langere termijn perspectief biedt aan de ondernemers in de varkens(vlees)keten."
Twynstra Gudde heeft opdracht voor gefaseerde aanpak
Die "structuur" wordt door de regiegroep gefaseerd aangepakt. Allereerst moet de Amerfoortse consultant Twynstra Gudde komen met "krachtige en goed onderbouwde scenario’s". Twynstra krijg als opdracht mee te kijken "naar de structuur en het rendement in de keten." De POV kiest uit de scenario's een voorkeursscenario en laat dat uitwerken. Op basis van die uitwerking komt er een plan van aanpak "om met dit scenario daadwerkelijk tot structurele veranderingen te komen." De POV stelt zich voor dat "in de laatste fase het plan van aanpak [wordt] uitgevoerd."
Verrassend planeconomisch
Als aanpak voor een door een liberale voorman te leiden regie, klinkt een dergelijke fasering verrassend planeconomisch. Bepaal hoe de wereld om je heen eruit ziet. Bepaal een plan om geld te verdienen. Voer het uit met je toeleveranciers en afnemers. Maar is er wel een markt voor?
Wat nog een beetje ontbreekt, is de vraag aan de afnemers van de leden van de COV: wilt u ons vlees en kunt u er de prijs voor betalen die wij in ons plan hebben gezet om de boer te redden? Die vraag moet gesteld worden aan supermarkten die ongeveer 80% van het vlees verkopen. Daar zit dan ook de lakmoestest waarop de planeconomische fasering nogal mis kan lopen. Supers zijn immers afhankelijk van de koopbereidheid van consumenten.
Afgelopen week liet het COV weten dat Nederland zich goed moet realiseren dat in ons land geproduceerd vlees onderdeel is van internationale handelsstromen. Daarom kan het zich niet uit de markt prijzen en is het moeilijk om meerwaardes voor verduurzamende investeringen te realiseren. Van een Nederlands varken wordt, zoals vorige week bleek tijdens Foodlogs #vleesdebat, slechts 25 tot 30% in Nederland gegeten. Supermarkten verkopen daar circa twintig harde procenten van. Dat betekent dat de lasten voor meer duurzaamheid in hoge mate door buitenlandse afnemers van de leden van de COV zullen moeten worden gedragen.
Gesprekspartner Rabobank
Twynstra neemt dat gegeven ongetwijfeld mee in zijn scenario's nu de COV zich mede bereid blijkt te hebben verklaard om het Nederlandse vleesboerenprobleem te helpen oplossen. Daaruit zal blijken dat retailers alleen meer kunnen betalen voor óf een onderscheidend varken óf een beperkter aanbod van varkens. Het is dan ook voorspelbaar dat daaruit voortvloeit dat de Rabobank tekortschietende middelen zal moeten bijpassen omdat detaillisten nu eenmaal geen klanten hebben voor een te duur varken. Daar wezen eerder dit jaar in bedekte termen ook de VVD-Kamerleden Helma Lodders en Fred Teeven al eens op. Zij zijn voor vormen van duurzaamheid die internationaal verhandelbaar zijn.
Onderscheidend varkensvlees waar consumenten extra voor willen betalen is internationaal nog amper een issue. Verwacht mag dan ook worden dat Twynstra Rosenthal zal adviseren met name een gesprekspartner te zoeken in Rabobank. De bank zal een oordeel moeten vellen over de periode waarop zij nog financiering wil verstrekken voor niet direct op de markt te verhalen kosten. Zonder zicht op rendement dat betaald wordt door consumenten kan de bank dat niet. Aangezien dat ontbreekt, is de consument de zowel cruciale als zwakke schakel in de regie van Rosenthal.
Fotocredits: Uri Rosenthal, Wikimedia
Dit artikel afdrukken
'Juiste man, juiste plaats'
Volgens POV-voorzitter Ingrid Jansen en vicevoorzitter Eric Douma is Rosenthal "de juiste man op de juiste plaats. Wij zijn ervan overtuigd dat zijn jarenlange ervaring in maatschappelijke en politiek-bestuurlijke functies ons zal helpen om dit traject tot een goed einde te brengen. Ook zijn kennis en expertise op het gebied van export, onder meer door zijn voormalige functie als minister van Buitenlandse Zaken, is voor ons zeer waardevol."
De POV noemt meer rendement en marktkracht voor de boer "zeer urgent." In de afgelopen jaren is door varkenshouders veel geïnvesteerd in duurzaamheid, "maar het rendement van deze investeringen is veel te laag gebleven." De regiegroep, zo schrijft de POV, wil komen tot "een structuur die op langere termijn perspectief biedt aan de ondernemers in de varkens(vlees)keten."
Twynstra Gudde heeft opdracht voor gefaseerde aanpak
Die "structuur" wordt door de regiegroep gefaseerd aangepakt. Allereerst moet de Amerfoortse consultant Twynstra Gudde komen met "krachtige en goed onderbouwde scenario’s". Twynstra krijg als opdracht mee te kijken "naar de structuur en het rendement in de keten." De POV kiest uit de scenario's een voorkeursscenario en laat dat uitwerken. Op basis van die uitwerking komt er een plan van aanpak "om met dit scenario daadwerkelijk tot structurele veranderingen te komen." De POV stelt zich voor dat "in de laatste fase het plan van aanpak [wordt] uitgevoerd."
Verrassend planeconomisch
Als aanpak voor een door een liberale voorman te leiden regie, klinkt een dergelijke fasering verrassend planeconomisch. Bepaal hoe de wereld om je heen eruit ziet. Bepaal een plan om geld te verdienen. Voer het uit met je toeleveranciers en afnemers. Maar is er wel een markt voor?
Wat nog een beetje ontbreekt, is de vraag aan de afnemers van de leden van de COV: wilt u ons vlees en kunt u er de prijs voor betalen die wij in ons plan hebben gezet om de boer te redden? Die vraag moet gesteld worden aan supermarkten die ongeveer 80% van het vlees verkopen. Daar zit dan ook de lakmoestest waarop de planeconomische fasering nogal mis kan lopen. Supers zijn immers afhankelijk van de koopbereidheid van consumenten.
De bank zal een oordeel moeten vellen over de periode waarop zij financiering wil verstrekken voor niet direct op de markt te verhalen kostenInternationale dimensie
Afgelopen week liet het COV weten dat Nederland zich goed moet realiseren dat in ons land geproduceerd vlees onderdeel is van internationale handelsstromen. Daarom kan het zich niet uit de markt prijzen en is het moeilijk om meerwaardes voor verduurzamende investeringen te realiseren. Van een Nederlands varken wordt, zoals vorige week bleek tijdens Foodlogs #vleesdebat, slechts 25 tot 30% in Nederland gegeten. Supermarkten verkopen daar circa twintig harde procenten van. Dat betekent dat de lasten voor meer duurzaamheid in hoge mate door buitenlandse afnemers van de leden van de COV zullen moeten worden gedragen.
Gesprekspartner Rabobank
Twynstra neemt dat gegeven ongetwijfeld mee in zijn scenario's nu de COV zich mede bereid blijkt te hebben verklaard om het Nederlandse vleesboerenprobleem te helpen oplossen. Daaruit zal blijken dat retailers alleen meer kunnen betalen voor óf een onderscheidend varken óf een beperkter aanbod van varkens. Het is dan ook voorspelbaar dat daaruit voortvloeit dat de Rabobank tekortschietende middelen zal moeten bijpassen omdat detaillisten nu eenmaal geen klanten hebben voor een te duur varken. Daar wezen eerder dit jaar in bedekte termen ook de VVD-Kamerleden Helma Lodders en Fred Teeven al eens op. Zij zijn voor vormen van duurzaamheid die internationaal verhandelbaar zijn.
Onderscheidend varkensvlees waar consumenten extra voor willen betalen is internationaal nog amper een issue. Verwacht mag dan ook worden dat Twynstra Rosenthal zal adviseren met name een gesprekspartner te zoeken in Rabobank. De bank zal een oordeel moeten vellen over de periode waarop zij nog financiering wil verstrekken voor niet direct op de markt te verhalen kosten. Zonder zicht op rendement dat betaald wordt door consumenten kan de bank dat niet. Aangezien dat ontbreekt, is de consument de zowel cruciale als zwakke schakel in de regie van Rosenthal.
Fotocredits: Uri Rosenthal, Wikimedia
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Als ik het goed heb lijkt het goed, als Rosenthal , Twijnstra enGudde, en Rabobank de foodlogsite hierover nog goed doornemen...
Jan, dat zou op een teleurstelling uitlopen. Het proces dat je hierboven leest, staat in een lange traditie van sectoroplossingen die voor iedereen moeten gelden. Boerenkoepels zitten met het probleem dat ze al hun leden een toekomst willen bieden. Dat gaat niet en gaat al helemaal niet als je het vleesprobleem een Nederlandse oplossing wilt geven, terwijl we in Nederland alle dierlijke eiwitten voor riant meer dan de helft exporteren. Alleen zuivel (ca. 85% export) is er in geslaagd daar een waarde voor te creëren via merken (FrieslandCampina en zijn Friso zijn wereldberoemd in Azië) en een herkomstimago ('Nederlandse zuivel' heeft in de wereld een streepje voor; na het paardenvleesschandaal van 2012 - met daarin een significant Nederlands aandeel - en de fraudes bij Vion kan dat van Nederlands vlees bepaald niet meer gezegd worden, zo er al ooit sprake van zou zijn geweest).
Twee saillante reacties uit mijn mailbox waarin varkenshouders reageren:
- Goed neergezet. Maar ik zou het bij de kern houden. Waarom moeten wij die 60% die voor de export gaat subsidiëren?
- We praten inmiddels openlijk over het saneren van een derde van de productie. Naar buiten doen we nog altijd of de sector gered moet worden. Wie moet stoppen en hoe dat gefinancierd moet worden is de echte vraag. Omdat de koeienboeren uitbreiden, zit daar de ruimte. Zij kunnen de stoppers uitkopen om hun mestproductie op te vangen. De rest moet van de overheid en de bank komen. De bank heeft daar alle belang bij om zijn kredietportefeuille gezond te houden. De overheid is het verplicht, want die heeft het zover laten komen.
Ik sprak van de week met een boer die me aangaf dat het nog altijd een taboe is om zo naar de achterban te praten. Ik ervoer na het #vleesdebat dat men dacht dat het vooral over inkrimpen van de sector was gegaan, terwijl het precies ging over wat de POV wil: geld verdienen. Dat kan zelfs Porsche niet als het teveel auto's in voorraad houdt. Dat zal ook Rosenthal weer opnieuw ervaren.
Het vleesdebat liet overigens een heel concrete oplossing zien voor degenen die 'm wilden horen:
- sluit de 'gewoon vlees' stromen aan bij de Duitse houderijnormen Tierwohl (dat biedt ruimte voor meer directe financiering vanuit de markt vanwege de grote Duitse vleeswarenindustrie die veel meer kan verstouwen dan de onze en van daaruit cash flow kan genereren)
- maak daarnaast niches (van Willem&Drees; vlees tot Livar; dwz: hoop dat die ontstaan, maar dat is allang het geval) en eigen concepten waarmee supermarkten zich kunnen onderscheiden (zo kun je dan ook het Beter Leven Kenmerk het beste zien en dus NIET als een oplossing voor de dikke stromen die nog lang een belangrijke functie zullen hebben)
- realiseer je dat het laatste tijd kost
- accepteer dat het eerste met zich meebrengt dat daar slechts per quotum en door de vleeshandel en zijn afnemers gereguleerd een oplossing per lot van, zeg, 1 of 1,5 miljoen dieren per periode van een jaar ruimte is om te worden toegelaten. Accepteer bovendien dat onduidelijk is waar die toelating stopt als blijkt dat er geen markt meer voor is in het eigen verzorgings- en verwaardingsgebied, cq. als er in de loop der jaren geen bredere markt blijkt voor een N-W Europees kwaliteitsvarken (gezondheid van het vlees, voedzaamheid, betrouwbaarheid kwaliteit)
Die acceptatie is het probleem: hoe kies je wie je toelaat? Dat is de facto de enige vraag waar Rosenthal en Twynstra zich mee bezig hoeven te houden.
Het antwoord luidt overigens: dat moet je varkenshouders zelf laten beslissen. Er zijn er die kunnen overleven op de wereldmarkt. Er zijn er die niet eens op de Nederlandse kunnen overleven. Bank, slachter, verwerker en detailhandel beslissen dus in feite vanuit een fonds dat hun niet direct op de markt te verhalen kosten garandeert, wie door kan. Dat doen ze op basis van de mate waarin een boer zich gemotiveerd en ondernemer toont.
Dat proces formaliseren via een collectieve aanpak gaat leiden tot mot (tussen boeren onderling en de rest van de keten) en geforceerde samenwerkingen die je niet moet willen omdat er geen energie maar gedwongen barmhartigheid in wordt geduwd. Dat werkt niet. Het laten gebeuren als een business opportunity kan succesvol zijn. Om er duidelijk over te zijn: dat poogde ik via het #vleesdebat. Mét steun van de belangrijke afnemerskoepels en de Alliantie Verduurzaming Voedsel. Daartoe uitgedaagd is iedereen bereid de hulp die in zijn macht ligt (meer kan niet en de verwachting van meer maakt kopschuw) te bieden. Er lijken dus kansen, al zijn ze heel broos zoals dit sectorinitiatief laat zien.
Waarom de veevoermarkt weer buiten schot te laten.? Bij een gelijkblijvende veevoerproductie en krimp Nederlandse varkenshouderij zal buiten Nederland de varkens productie met hetzelfde percentage toenemen als de Nederlandse krimp. En komt er geen verandering in opbrengstprijs.
Het wordt helemaal mooi wanneer bij gelijkblijvende veevoerproductie en krimp Nederlandse varkenshouderij het mesten van varkens veranderd in mesten van kippen. Dan neemt per saldo het volume vlees toe en krijg je bij krimp varkensstapel ook nog eens een lagere varkensprijs. Immers 5 kg veevoer voor 1 kg varkensvlees wordt dan 5 kg veevoer voor 2 1/2 kg kippenvlees = meer vlees op de algemene vleesmarkt. Pas maar op, de veevoermarkt is net een goochelaar die allerlei verrassingen uit de hoed tovert.
Prachtige boerenreactie Piet. Inderdaad: zo wordt er gedacht. Dat is nou precies waarom je niet in grondstoffen, maar in eindproducten moet denken. Omdat boeren denken in termen van olie en ijzererts over wat ze maken, zien ze het verschil in prijs tussen een Lada en VW niet, laat staan dat tussen een veel te dure Mini en een Lada Fabia. En toch zijn al die krengen gemaakt van hetzelfde spul. Ook COV begrijpt dat verschil niet, cq. wil het niet begrijpen omdat het ertsverkopers zijn en boeren ziet als mijnwerkers.
Het begin van een oplossing zou kunnen zitten in wat hieronder staat. Een regulering door het cluster van belanghebbenden (niet meer door de overheid dus, zoals vroeger; ook niet meer vrij, zoals nu). Dat cluster heeft maar 1 motief: zijn supply en afzet regelen vanuit een blik op de toekomst. Supply wordt dan weer krap. Daar moet je je boeren en je voerstroom voor organiseren en wel zodanig dat consumenten er rustig aan voor gaan betalen. In zo'n geval organiseer je samen een fonds en reguleer je samen. Anders heb je nu alles voor niks, en straks helemaal niks voor de hoofdprijs. De uitdaging is het cluster naar zijn lange termijn laten kijken en van daaruit tot handelen aanzetten. Verder moet je er niets aan.
Dick, ik vind je #4 niet echt een hoog realiteitsgehalte hebben. Een Lada en VW worden elk van dezelfde hoeveelheid ijzererts gemaakt. Voor 1 kg varkensvlees/Lada is 5kg voer/ijzererts nodig en voor 1 kg kippenvlees/VW 2 kg voer/ijzererts. Niet dezelfde hoeveelheid dus. Bovendien is ijzererts bij een Lada of VW maar een fractie van de kostprijs, terwijl veevoer/ijzererts bij varkens- en kippenvlees af boerderij de helft van de kostprijs is.
En beide ,Lada en VW bepalen als producent zelf voor welke prijs de consument hun auto`s kunnen kopen. Maar varkens- en kippenhouders kunnen dat niet. Nou ja, alleen bij huisverkoop kunnen ze bepalen voor welke prijs de consument varkens- of kippenvlees kan kopen.
En regulering van een cluster van belanghebbenden kan ik niet anders zien dan quoteringen van enkel veevoer. Een X hoeveelheid veevoer voor de kippen een Y hoeveelheid voor de varkens en een Z hoeveelheid voor rundvlees.