Wetenschappelijk onderzoek zou door bedrijven worden gekocht om hen welgevallige resultaten te produceren. Pieter Pekelharing, fabrikant van aanvullende voedingsmiddelen, is een regelmatige opdrachtgever aan de wetenschap en ziet het eerder omgekeerd.
Wetenschappelijk onderzoek moet vrij zijn van belangen.
Die stelling komt op Foodlog regelmatig voorbij in discussies waarin door het bedrijfsleven gefinancierd onderzoek wordt gewantrouwd. Het zou gekocht zijn en daarom onbetrouwbaar. Mijn ervaring als ondernemer die regelmatig onderzoeksopdrachten op het gebied van voeding en gezondheid geeft, maakt dat ik heel andere zorgen heb gekregen.
De kans op een publicatie
Voor mijn bedrijf geldt: het doel van onderzoek is het opdoen van kennis.
We willen meer weten, begrijpen hoe iets in elkaar zit of bewijzen dat een theorie klopt. Wie de academie binnenstapt, krijgt echter eerder het gevoel dat het doel van onderzoek vooral de kans op een publicatie is. Voor jonge wetenschappers is het doel een promotie die zorgt voor een specialisatieplek. Voor gevestigde tellen de publicaties en citaten door andere wetenschappers.
Publiceren is ‘business’
Studenten medicijnen die geen onderzoeksambitie hebben, gaan tegenwoordig vaak toch maar promoveren om gemakkelijker een specialisatieplaats te bemachtigen. Universiteiten gaan daar in mee. Ze worden immers afgerekend op het aantal publicaties en promoties en halen daar hun budget mee binnen want die laatste brengen geld in het laatje. Omdat de schoorsteen moet roken, staan ook op de universiteiten veelvuldig publicerende onderzoekers hoog op de ladder. En dus gaan ze dan maar een trial - in feite een 'testje' - doen; dat publiceert gemakkelijker. Jammer, want door die houding verdwijnen goede onderzoekers die de vragen met een minder zeker resultaat durven te stellen uit beeld. Zij helpen de wetenschap vooruit, maar worden onzichtbaar. De wel zichtbare produceren feitjes die ons inzicht niet vooruit helpen. Goed beschouwd, is dat een mies mechanisme dat ingaat tegen de opdracht van de wetenschap.
Publiceren is “business”. Om je kans op een goed tijdschrift te verhogen moet je liefst iets bewijzen. En dat betekent liever een trial dan observationeel onderzoek waar je nieuwe en nog onbekende relaties vindt. En wij noemen in Nederland een trial onderzoek omdat we geen beter woord hebben. In feite is een trial een bewijspoging en geen research in de zin van speurwerk.
’dat’ versus ‘hoe?’ en 'waarom?’
Ik snap die druk, want ik ben ondernemer en ken de druk van de markt. Mijn bedrijf moet leven van het bedienen van een markt. Toch verbaas ik me vaak over de verbetenheid van de onderzoekende wetenschapper om bij voorkeur een trial te doen die de werking van een stofje nog eens in een nieuw standje demonstreert. Wat mij betreft mag het ietsje minder monomaan. Als mijn bedrijf een universiteit vraagt te willen onderzoeken ‘waarom werkt X op deze wijze?’, of ‘hoe beïnvloedt X de factor Y?’ - gewoon omdat we dat willen begrijpen - dan moeten we altijd erg oppassen dat niet iemand met een lopend model ons aanbiedt om te bewijzen dat X de factor Y beïnvloedt.Of dat hij onze vraag eigenlijk gebruikt om zijn model verder te valideren. En dat bewijs krijgen wij dan helemaal wetenschappelijk via de zoveelste trial die ons niets leert over de werkingsmechanismen. Die wetenschapper kiest voor zijn manier van werken én wil dolgraag dat wij dat betalen, omdat het zijn kans om te publiceren in een behoorlijk tijdschrift verhoogt. Vaak heeft hij ook haast, want “anders is iemand ons voor”. Dat schijnt heel erg te zijn.
Wetenschapper te vaak niet geïnteresseerd in echte vragen
Maar als wij zo’n vraag stellen, dan willen we iets begrijpen. Daarom gaan we meestal niet op zo’n voorstel in. We hebben geld over voor onderzoek waar we iets van leren. Als we er wel op ingaan omdat wij ook weleens willen weten of een stofje het doet, dan komt er soms uit wat de wetenschapper wilde bewijzen. Dat wordt dan als een haas gepubliceerd. Soms ook valt het wat tegen en dan wordt de grafiek gekanteld, worden er subgroepen benoemd of uitbijters geëxcludeerd. Soms helpt dat dan voor de publicatie. En dat gebeurt dan niet op ons verzoek, want publicatie was niet ons doel. Sterker nog: wij weten dan wat er echt uit het onderzoek kwam en gaan weer op zoek naar begrip in plaats van bewijs. De wetenschapper volgt onderwijl zijn eigen traject en interesseert de echte vraag niet. De resultaten van de zoektocht naar het antwoord zijn immers geen garantie voor een succevolle publicatie.
Omgekeerde wereld
Op fora zoals dit wordt vaak gesproken over onderzoek dat vrij moet zijn van belangen. Daarmee wordt doorgaans onderzoek bedoeld dat niet door de industrie is betaald. Ik hoop dat ik met het bovenstaande duidelijk heb gemaakt dat bedrijven niet zelden juist echte wetenschappelijke vragen hebben, die wetenschappers te vaak liever links laten liggen. Het is nog gekker: bedrijven zijn nog bereid ook om daar voor te betalen.
Dat leidt tot een omgekeerde wereld. Bedrijven willen wetenschap, maar wetenschap wordt gerund als een soort uitgeverijbedrijf. Het merendeel van Diederik Stapels frauduleuze onderzoek werd bij mijn weten niet betaald door de industrie, maar geïnspireerd door die drang tot scoren. Aan zijn geval moet je niet alles op willen hangen, maar toch sterkt zo'n ver doorgeschoten fenomeen me in die stelling. Ook mijn eigen voorbeelden laten zien dat het probleem van het onderzoek dat zich niet met echte kennisvragen bezighoudt misschien wel meer een probleem van het moderne wetenschapsbedrijf is, dan van het bedrijfsleven zelf. Zowel onderzoekers als het management van universiteiten hebben een te groot belang bij onderzoek dat snel leidt tot publicatie die goed is voor de citatie-index. Snel zorgt voor veel en daarom nog meer van dat soort ‘onderzoek’. Ik zou het echter toejuichen als we in plaats van meten volgens de publicatie- en citatie-indeces, voedings- en medische wetenschappers uitdagen om onderzoek te doen dat leidt tot succesvolle toepassingen in de praktijk of het zicht daarop.
NB: uiteraard weet ik ook dat er veel trials (RCT’s) worden gedaan voor registratie van, bijvoorbeeld, medicijnen. Dat is wel degelijk ‘big business’ zonder echte onderzoeksvraag. Wat mij betreft maken critici zich op dat terrein terecht zorgen omdat het aantal publicaties wel het bewijsgeweld, maar niet dat van onze kennis en mogelijkheden om mensen te helpen vergroot.
Fotocredits: wetenschappelijke bladen, Google search, Foodlog Media
Dit artikel afdrukken
Die stelling komt op Foodlog regelmatig voorbij in discussies waarin door het bedrijfsleven gefinancierd onderzoek wordt gewantrouwd. Het zou gekocht zijn en daarom onbetrouwbaar. Mijn ervaring als ondernemer die regelmatig onderzoeksopdrachten op het gebied van voeding en gezondheid geeft, maakt dat ik heel andere zorgen heb gekregen.
De kans op een publicatie
Voor mijn bedrijf geldt: het doel van onderzoek is het opdoen van kennis.
We willen meer weten, begrijpen hoe iets in elkaar zit of bewijzen dat een theorie klopt. Wie de academie binnenstapt, krijgt echter eerder het gevoel dat het doel van onderzoek vooral de kans op een publicatie is. Voor jonge wetenschappers is het doel een promotie die zorgt voor een specialisatieplek. Voor gevestigde tellen de publicaties en citaten door andere wetenschappers.
Publiceren is ‘business’
Studenten medicijnen die geen onderzoeksambitie hebben, gaan tegenwoordig vaak toch maar promoveren om gemakkelijker een specialisatieplaats te bemachtigen. Universiteiten gaan daar in mee. Ze worden immers afgerekend op het aantal publicaties en promoties en halen daar hun budget mee binnen want die laatste brengen geld in het laatje. Omdat de schoorsteen moet roken, staan ook op de universiteiten veelvuldig publicerende onderzoekers hoog op de ladder. En dus gaan ze dan maar een trial - in feite een 'testje' - doen; dat publiceert gemakkelijker. Jammer, want door die houding verdwijnen goede onderzoekers die de vragen met een minder zeker resultaat durven te stellen uit beeld. Zij helpen de wetenschap vooruit, maar worden onzichtbaar. De wel zichtbare produceren feitjes die ons inzicht niet vooruit helpen. Goed beschouwd, is dat een mies mechanisme dat ingaat tegen de opdracht van de wetenschap.
Publiceren is “business”. Om je kans op een goed tijdschrift te verhogen moet je liefst iets bewijzen. En dat betekent liever een trial dan observationeel onderzoek waar je nieuwe en nog onbekende relaties vindt. En wij noemen in Nederland een trial onderzoek omdat we geen beter woord hebben. In feite is een trial een bewijspoging en geen research in de zin van speurwerk.
’dat’ versus ‘hoe?’ en 'waarom?’
Ik snap die druk, want ik ben ondernemer en ken de druk van de markt. Mijn bedrijf moet leven van het bedienen van een markt. Toch verbaas ik me vaak over de verbetenheid van de onderzoekende wetenschapper om bij voorkeur een trial te doen die de werking van een stofje nog eens in een nieuw standje demonstreert. Wat mij betreft mag het ietsje minder monomaan. Als mijn bedrijf een universiteit vraagt te willen onderzoeken ‘waarom werkt X op deze wijze?’, of ‘hoe beïnvloedt X de factor Y?’ - gewoon omdat we dat willen begrijpen - dan moeten we altijd erg oppassen dat niet iemand met een lopend model ons aanbiedt om te bewijzen dat X de factor Y beïnvloedt.Of dat hij onze vraag eigenlijk gebruikt om zijn model verder te valideren. En dat bewijs krijgen wij dan helemaal wetenschappelijk via de zoveelste trial die ons niets leert over de werkingsmechanismen. Die wetenschapper kiest voor zijn manier van werken én wil dolgraag dat wij dat betalen, omdat het zijn kans om te publiceren in een behoorlijk tijdschrift verhoogt. Vaak heeft hij ook haast, want “anders is iemand ons voor”. Dat schijnt heel erg te zijn.
Wetenschapper te vaak niet geïnteresseerd in echte vragen
Maar als wij zo’n vraag stellen, dan willen we iets begrijpen. Daarom gaan we meestal niet op zo’n voorstel in. We hebben geld over voor onderzoek waar we iets van leren. Als we er wel op ingaan omdat wij ook weleens willen weten of een stofje het doet, dan komt er soms uit wat de wetenschapper wilde bewijzen. Dat wordt dan als een haas gepubliceerd. Soms ook valt het wat tegen en dan wordt de grafiek gekanteld, worden er subgroepen benoemd of uitbijters geëxcludeerd. Soms helpt dat dan voor de publicatie. En dat gebeurt dan niet op ons verzoek, want publicatie was niet ons doel. Sterker nog: wij weten dan wat er echt uit het onderzoek kwam en gaan weer op zoek naar begrip in plaats van bewijs. De wetenschapper volgt onderwijl zijn eigen traject en interesseert de echte vraag niet. De resultaten van de zoektocht naar het antwoord zijn immers geen garantie voor een succevolle publicatie.
Omgekeerde wereld
Op fora zoals dit wordt vaak gesproken over onderzoek dat vrij moet zijn van belangen. Daarmee wordt doorgaans onderzoek bedoeld dat niet door de industrie is betaald. Ik hoop dat ik met het bovenstaande duidelijk heb gemaakt dat bedrijven niet zelden juist echte wetenschappelijke vragen hebben, die wetenschappers te vaak liever links laten liggen. Het is nog gekker: bedrijven zijn nog bereid ook om daar voor te betalen.
Dat leidt tot een omgekeerde wereld. Bedrijven willen wetenschap, maar wetenschap wordt gerund als een soort uitgeverijbedrijf. Het merendeel van Diederik Stapels frauduleuze onderzoek werd bij mijn weten niet betaald door de industrie, maar geïnspireerd door die drang tot scoren. Aan zijn geval moet je niet alles op willen hangen, maar toch sterkt zo'n ver doorgeschoten fenomeen me in die stelling. Ook mijn eigen voorbeelden laten zien dat het probleem van het onderzoek dat zich niet met echte kennisvragen bezighoudt misschien wel meer een probleem van het moderne wetenschapsbedrijf is, dan van het bedrijfsleven zelf. Zowel onderzoekers als het management van universiteiten hebben een te groot belang bij onderzoek dat snel leidt tot publicatie die goed is voor de citatie-index. Snel zorgt voor veel en daarom nog meer van dat soort ‘onderzoek’. Ik zou het echter toejuichen als we in plaats van meten volgens de publicatie- en citatie-indeces, voedings- en medische wetenschappers uitdagen om onderzoek te doen dat leidt tot succesvolle toepassingen in de praktijk of het zicht daarop.
NB: uiteraard weet ik ook dat er veel trials (RCT’s) worden gedaan voor registratie van, bijvoorbeeld, medicijnen. Dat is wel degelijk ‘big business’ zonder echte onderzoeksvraag. Wat mij betreft maken critici zich op dat terrein terecht zorgen omdat het aantal publicaties wel het bewijsgeweld, maar niet dat van onze kennis en mogelijkheden om mensen te helpen vergroot.
Fotocredits: wetenschappelijke bladen, Google search, Foodlog Media
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Pieter: “...en dat bewijs krijgen wij dan helemaal wetenschappelijk via de zoveelste trial die ons niets leert over de werkingsmechanismen.”..
Langs de zijlijn, want ik ken je sector niet echt. Je stuk gelezen. Als producent van probiotica zit je een en markt, waar van ik begrijp dat werking aantoonbaar, maar in mindere mate bewijsbaar is, in die zin dat het effect een eindresultaat is van een onbegrepen proces.
Een wetenschappelijk traceerbaar biochemisch proces opent een nog veel commercieel attractievere toekomst voor je als ondernemer. Dat is duidelijk.
Als simpel amateur-astronoom en(absoluut geen amateur-astroloog/‘horoscopisten’) ben ik gefascineerd door zwarte gaten. Ze bestaan, wat bewezen werd, maar begrijpen doen we ze nog niet. Ook de theorieën rondom zwarte gaten fascineren. Vooral de theorie dat ze toegang zouden kunnen geven tot parallelle universa (*).
Waarom die vergelijking ?
Met probiotica opereer je (voor mij) in een soortgelijk universum, waar food-pseudologen van troebel allooi alles menen te weten, en waar jij het proces ‘hoe & waarom’ wilt benoemen.
In hoeverre je motivatie commercieel is, interesseert me niet, maar na het lezen van je stukje, respecteer ik zeker de wijze waarop je door echt onderzoek procesbewijs in dat schimmig universum naar boven wilt halen.
Misschien moet je je niet alleen wenden tot de universitaire statusjagers, maar misschien ook de grote mondiale commerciële laboratoria. Als werkingsbewijs aantoonbaar is, dan zal in die sector ook interesse bestaan voor het waarom. Omdat het 'hoe & waarom' voor vooruitgang staat.
(*) Verder niet ter zake, tekende ik een model over het ontstaan van parallelle universa omdat dat beeld moeilijk voor te stellen is, maar door scholieren door die tekening onmiddellijk begrepen werd. Een afvoerputje. Het leverde mij als simpele amateur een compliment van een echte wetenschapper op.
Maar ook hier begrijpen ‘hoe en waarom’ het zou kunnen werken, weet ik ook niet.
En het bewijs dat het zo werkt, dat jij wel meent te hebben, is er in dit geval niet eens.
Succes met je queeste.
Pieter, als ik je artikel goed heb begrepen is je klacht dat er teveel nadruk ligt op kwantitatief replicerend onderzoek en pleit je onder meer voor meer aandacht voor kwalitatief onderzoek. Heb ik dat juist geïnterpreteerd?
Wat een fijn artikel. Ik ben blij met deze relativering, wan tik ben ook zo iemand die industrieel gesponsord onderzoek wantrouwt. (Nu zit mijn sector dicht aan tegen de medische en farmacologische en daar wordt heel veel pseudo wetenschappelijk onderzoek gedaan om het de fabrikanten mogelijk te maken hun product te verkopen.) Ik verbaas me zelf doorlopend aan het onwetenschappelijke gebrek aan nieuwsgierigheid in de wetenschap, het inderdaad grotendeels uitblijven van de hoe en waarom vragen. Food for thought op Foodlog vandaag. Dank je wel.
@hans, "Misschien moet je je niet alleen wenden tot de universitaire statusjagers, maar misschien ook de grote mondiale commerciële laboratoria. ".
Qua geloofwaardigheid hebben die een soortgelijk probleem, "die doen het voor het geld", dus zullen de betaler wel naar de mond praten!
De integriteit en moraal van echte wetenschappers (Koninklijke Academie voor de Wetenschap zal omhoog moeten.