Elk molecuul stikstof, fosfaat of kalium en de rest van alle nutriënten die in dierlijke mest zit, is eerst door een plant opgenomen. In de meeste gevallen zat het daarvoor in (kunst)mest of in de voorraad van de bodem.

Een dier voegt niets toe aan mest, maar concentreert voedingsstoffen. Daarom moet het mogelijk zijn om de stap van de dierlijke mest over te slaan en planten te voeden met planten. De uitzondering is stikstof (scheikundig: N), die door vlinderbloemige planten zoals bonen en erwten omgezet kan worden van atmosferische stikstof in organisch gebonden stikstof.

Plantaardige mest
Biologische mest is schaars. Daarom is dierlijke mest voor biologische akkerbouwers een kostenpost. Anders dan in de gangbare akkerbouw moet niet de producent van mest - de varkens- of koeienboer - betalen voor het afvoeren, maar draagt de ontvanger van de mest de kosten. Mede daarom experimenteren biologische akkerbouwers met plantaardige bemesting. Wij doen dat ook op ons bedrijf en bouwen voort op ervaringen met gras en klaver in het bouwplan. Dat is de technische term voor de opeenvolging en combinatie van gewassen die je als boer teelt.
Op ons bedrijf experimenteren we nu een paar jaar met dit systeem. Dat zorgt voor boeiende praktijkvoorbeelden die laten zien wat velen voor onmogelijk houden: mesten zonder (kunst)mest lijkt in belangrijke mate haalbaar.

Op onze 20 ha gebruiken we ongeveer 6 ha voor de teelt van groente, 1 ha voor aardappels en drie hectare voor baktarwe en spelt. Tot voor kort teelden we op de rest van de grond voergranen en peulvruchten voor veevoer (lupine, veldbonen). De teelt van veevoer levert weinig geld op, zodat we de voergranen langzaam vervangen door een mengsel van gras en klaver mengsel. We zaaien rietzwenkgras, twee rassen rode klaver, een ras witte klaver en soms lucerne.

Onderploegen
Inmiddels bestaat ongeveer de helft van ons areaal uit gras/klaver. Dit mengsel wordt direct na de oogst van tarwe of spelt gezaaid (half tot eind augustus 2017), en blijft dan liggen tot voorjaar 2019. In 2018 worden een aantal snedes gemaaid en opgeslagen in een kuil of ronde balen, die dan later als compost gebruikt kunnen worden. In voorjaar 2019 wordt de gras/klaver ondergeploegd en eventueel aangevuld met geoogste gras/klaver en groencompost.


pinch om de afbeelding beter leesbaar te maken


Dit teeltplan kan doorgerekend worden met de stikstofplanner NDICEA van het Louis Bolk instituut. We hebben een rotatie - de technische term voor elkaar opvolgende teelten - ingevoerd van gras/klaver > broccoli > gras/klaver > tarwe > gras/klaver > aardappelen. Van buiten het bedrijf wordt ook nog GFT-compost aangevoerd.

Voldoende voor broccoli en zomertarwe
De resultaten met betrekking tot de stikstofvoorziening zijn in de grafieken hieronder af te lezen. Uit de groene lijnen blijkt de beschikbaarheid van stikstof; uit de grote de opname door de gewassen. Ze tonen aan dat de stikstofvoorziening bij dit systeem zonder aanvoer van dierlijke mest volgens de stikstofplanner voldoende is voor broccoli en zomertarwe. Bij aardappelen treedt er aan het eind van de teelt een klein tekort op.


pinch om de afbeelding beter leesbaar te maken


Een aantal opmerkingen bij het gebruikte model:
- In theorie bindt een gras/klaver-mengsel in één jaar zo’n 200 tot 300 kg N per jaar. Daarvan komt het grootste deel terecht in het geoogste product, maar ook in de stoppel blijft een flink deel achter. In het gebruikte model wordt er vanuit gegaan dat alle gras/klaver wordt verkocht (175 kg N; 54 kg P en 200 kg K). Wordt het geoogste product gebruikt als maaimeststof, dan blijft er veel meer N beschikbaar op het eigen bedrijf.
- In de hier gebruikte gegevens wordt per 2 jaar 10 ton GFT compost aangevoerd om ook de belangrijke meststoffen fosfaat (P) en kali (K) aan te voeren. Dat is onvoldoende om de afvoer (via de verkoop van mijn gewassen die voornamelijk naar de consument gaan) aan fosfaat en kali te dekken. Voor fosfaat gaat het om een paar kilo per jaar; bij K om 60 kg.
- Bij dit model stijgt het gehalte organische stof - de technische term voor een bodem met voldoende structuur en stoffen voor een goed bodemleven en waterregulerend vermogen - van een gemeten 3,2% naar iets meer dan 3,3% in 2021.
Dit artikel afdrukken