Twee jaar lang leefde een team Britse onderzoekers te midden van het Noord-Filipijnse Aeta-volk. De Aeta zijn kleinschalige jager-verzamelaars, die daarnaast ook landbouw- (rijst) en handelsactiviteiten (rotan) ontwikkelen.

De onderzoekers legden iedere dag op regelmatige tijdstippen vast waar de leden in 10 verschillende gemeenschappen mee bezig waren: vrije tijd, kinderzorg, huishoudelijke taken of werk-buiten-de-kampplaats, zeg maar buitenshuis. Sommige gemeenschappen waren alleen met jagen-en-verzamelen bezig, anderen verdeelden hun tijd tussen foerageren en rijstbouw. Van 359 stamleden kregen de onderzoekers zo inzicht in hun tijdsindeling.

Die vrije tijd helpt ook te verklaren hoe deze gemeenschappen erin slagen om zoveel vaardigheden en kennis te delen tijdens hun leven en over de generaties heen
Meer landbouw, minder vrije tijd
De verrassende uitkomst, gepubliceerd in Nature Human Behaviour, is dat hoe meer de Aeta aan landbouw deden, hoe meer tijd ze werkten en hoe minder vrije tijd ze overhielden. De Aeta die het meest aan landbouw deden, besteedden zo'n 30 uur per week aan hun werk. De jager-verzamelaars waren zo'n 20 uur per week met hun werk bezig. De ongelijke verdeling kwam met name bij de vrouwen terecht. De vrouwen in de gemeenschappen die het meest aan landbouw deden, hadden de helft aan vrije tijd in vergelijking met de vrouwen in de jagende gemeenschappen.

Gemiddeld werkten volwassen Aeta 24 uur per week 'buitenshuis', besteedden ze 20 uur huishoudelijke taken en dan hielden ze 30 uur vrije tijd over bij daglicht.

Ongelijkheid
De minste vrije tijd hadden de volwassen Aeta rond de 30-jarige leeftijd, ouderen hadden meer vrije tijd. Vrouwen besteedden minder tijd aan werk buitenshuis en meer aan huishoudelijke taken en kinderzorg dan mannen, maar beide seksen hielden evenveel vrije tijd over. Dat veranderde drastisch zodra er meer landbouwactiviteiten verricht werden. "Dit kan zijn omdat landbouwwerkzaamheden gemakkelijker tussen de seksen wordt gedeeld dan de jacht of de visserij," zegt onderzoeksleider Mark Dyble. "Of er kunnen andere redenen zijn waarom mannen niet bereid of in staat zijn om meer tijd buiten het kamp te werken. Dit moet verder onderzocht worden."

Mensen zijn zo'n 12.000 jaar geleden geleidelijk aan overgestapt van jagen-verzamelen op landbouw. Sinds zo'n 5.000 jaar is landbouw de belangrijkste vorm van het menselijk bestaan. Antropoloog Abigail Page, co-auteur van het onderzoek, legt de vinger op de zere plek: "We moeten natuurlijk heel voorzichtig zijn om de gegevens van hedendaagse jager-verzamelaars te extrapoleren naar verschillende prehistorische samenlevingen. Maar als de eerste boeren echt harder werkten dan jager-verzamelaars, dan roept dat onvermijdelijk de vraag op: waarom zijn mensen gaan boeren?"

Dat is een geleidelijk proces geweest, denken we nu. De toename van landbouwactiviteiten leidde tot grotere vruchtbaarheid, bevolkingsgroei en productiviteit, en tot het ontstaan van politieke en sociale structuren.

Effectief
Maar aan de andere kant, zegt Page, is de grote hoeveelheid vrije tijd van de foeragerende Aeta ook een bewijs van de effectiviteit van het jager-verzamelaarsbestaan. "Die vrije tijd helpt ook te verklaren hoe deze gemeenschappen erin slagen om zoveel vaardigheden en kennis te delen tijdens hun leven en over de generaties heen".
Dit artikel afdrukken