Een doorsnee productiedag in 2011 levert een verbazingwekkende hoeveelheid voedsel op: 1,7 eieren per dag per Nederlander, 630 gram aardappelen, 810 gram groenten en 485 gram vlees (63 procent varken, 23 procent kip, 13 procent rund). In de periode 1950–2011 blijkt de productie vervijfvoudigd te zijn. En dat terwijl het aantal land- en tuinbouwbedrijven in diezelfde periode teruggelopen is van 410.000 tot 70.000, en het landbouwareaal afnam met 400.000 hectare.
We kunnen al dat eten zelf niet op. Daarom exporteren we een groot deel ervan. In de periode 1950–2011 steeg de export van groente van
van 0,3 miljard tot 7,9 miljard kilo. Per inwoner komt dat neer op 33 kilo in 1950 en ruim 475 kilo in 2011. Ook kaas zijn we aanzienlijk meer gaan exporteren, van 7 kilo per inwoner in 1950 naar 43 kilo in 2011. Aardappelen exporteerden we in 1950 al behoorlijk veel, 52 kilo per inwoner. In 2011 is dat opgelopen naar 72 kilo. In diezelfde periode steeg de bevolking aanzienlijk.
De totale exportwaarde van Nederlandse voeding was in 2011 42 miljard euro. We exporteerden vooral naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Italië. In 2011 stond er 28 miljard euro aan voedingsimporten tegenover, vooral uit Duitsland, België, Frankrijk, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk.
In wat we wel opeten is een drastische verschuiving te zien. In 1950 at een gemiddelde Nederlander ruim 350 gram aardappelen. Dat is in 2011 afgenomen tot 230 gram. De hedendaagse Nederlander eet echter veel meer kaas en vlees dan zijn landgenoot uit 1950. At die nog 48 gram vlees en 16 gram kaas per dag, in 2011 is dat opgelopen tot 116 en 49 gram respectievelijk. Het aandeel groenten op ons bord is licht afgenomen, van 181 naar 164 gram per dag.
Voor die ruime hoeveelheden eiwitten zijn we de afgelopen 50 jaar ook nog eens veel minder gaan betalen. In 1960 ging ruim dertig procent van het huishoudbudget op aan voedsel. In 1980 was dit gedaald naar 16 procent en in 2011 naar 11 procent. Binnen het besteedbare bedrag wordt nog altijd het grootste deel (25 procent) uitgegeven aan vlees en vis.
Het kan niet op. Of juist wel?
Illustratie: CBS Smakelijk Weten
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Jopie: "Dat betekent dat bij stijgende voedselprijzen de agrarische inkomens dalen, dat consumenten bij hogere prijzen boeren in imposante trekkers naar Brussel zien rijden om te protesteren. Er valt veel uit te leggen."
Als je 'prijzen' door 'kosten' vervangt, is het niet meer zo ingewikkeld of onlogisch. Het probleem zit'm in het artikel van de rabo economen; bij meer dan proportioneel stijgende variabele kosten (kunstmest, energie, voer, ...) gaat het model van schaalvergroting niet meer op; marginale kosten worden hoger dan marginale opbrengsten, en dat geeft vooral problemen bij modellen die gebouwd zijn op hoge vaste kosten.
Daarbij worden ook (meer?) kosten van externaliteiten naar binnen gehaald; zo las ik dat het antibioticagebruik in de veehouderij sector met de helft is afgenomen (2012 tov 2009). Dat betekent dus meer voer, en voer is duurder geworden. Een belangrijk 'Smakelijk weten' verhaal lijkt me.
Hoe je aan die 95% komt is mij een raadsel. Areaal? Gemiddelde stikstof verbruik 200 kg/ha met uitschieters naar 400 kg/ha in gebieden waar twee rijstoogsten per ha worden geteeld.
Ik ben niet precies op de hoogte waar de meeste kunstmest wordt toegepast in China, maar zij zijn wel de grootst verbruikers ter wereld van stikstof ureum en mogelijk ook de meest inefficiënte gebruikers. Efficiency beneden de 25% in de rijstteelt. Er valt nog heel wat de verbeteren.
Jopie, ik checkte even bij de redactie die me - nadat ze even met het CBS hadden gesproken - de tekst vanuit de volgende (vlgs het CBS correcte) weergave van de cijfers heeft willen vormgegeven:
"In 2000-2011 bijna 30% minder boeren en toch een slordige 30% hogere landbouwproductie, ondanks een krimp van hert landbouwareaal van 6% (115.000 ha). Voor een deel is dit prijseffect (inflatie=17%), maar voor een deel ook een hoger volume (+9%). De steeds toenemende landbouwproductie komt dus van steeds minder boerderijen en steeds beperkter landbouwareaal. Hoe lang houden we dan nog vol???"
Jopie, mooie laatste zin! De onderzoekers kunnen niet alles zeggen, maar het is precies de analyse die je moet maken en in het midden van de samenleving moet leggen.
Terug even naar het begin, waar de redactie meldt dat de landbouwproductie met 30% is gestegen. Dat is niet waar, in het artikel van het CBS staat dat de groei 9% is en dat die vooral voor rekening komt van glastuinbouw en intensieve veeteelt.
Belangrijker is om te weten of de stijging van de productiewaarde gecorrigeerd is voor inflatie. Dat is uit de tekst niet te achterhalen, maar maakt natuurlijk wel een flink verschil. De inflatie bedroeg in die periode rond de 22,5 %, tel uit je winst.
In een ander CBS rapport waar ik in #1 naar verwees staat: "Sinds 1995 zijn de kosten van grondstoffen en diensten gestegen, maar bleef de prijsstijging voor landbouwproducten daarbij achter. Daardoor daalde enerzijds het agrarisch inkomen en nam anderzijds het belang van de land- en tuinbouw in de Nederlandse economie af. In 1995 was het aandeel van de land- en tuinbouw in het bruto binnenlands product (bbp) nog 3,2%. In 2011 is dat afgenomen tot 1,5% van het bbp". Lieve mensen, daar staat wel iets. Het relatieve aandeel van de landbouw in het bbp gehalveerd in 6 jaar!!!!!
Heerlijk verhaal: het gaat geweldig met de landbouw én het agrarisch inkomen én het belang van de landbouw dalen. Dat betekent dat bij stijgende voedselprijzen de agrarische inkomens dalen, dat consumenten bij hogere prijzen boeren in imposante trekkers naar Brussel zien rijden om te protesteren. Er valt veel uit te leggen.