Ernst Cramer van de ChristenUnie legde me uit dat als Nederlandse burgers niet bereid zijn te betalen voor hun landschap en hun eten, ze ook niet moeten zeuren over intensieve veehouderij. Dat is een confronterend standpunt. Het gaat om keuzes maken, zegt hij. De CU kiest voor natuur en landschap en wil de prijs betalen.
Met zo’n standpunt ligt de CU dicht bij linkse partijen. Het klinkt alleen zo verfrissend ‘echt’ en niet ideologisch.

Ik sprak met hem in het kader van onze eetpolitieke serie en legde hem foodlog.nl ‘s vier vragen voor. Hier en daar stelde ik tussendoor nog wat extra vragen.

Als ik heel eerlijk ben, ik ben niet confessioneel, maar zou bijna omgaan.

Als we CU stemmen,

Wat eten we dan straks?
We zouden graag zien dat mensen eten kopen van boeren die daarvan kunnen leven. In landen als Frankrijk en Duitsland zijn mensen trots op producten uit hun eigen streek en willen ze die ook van hun producenten uit de buurt. Wij hebben dat laten liggen. Neem nou onze Goudse kaas. Dat is een merk dat de lading allang niet meer dekt. Erkende Goudse kaas mag niet eens uit Gouda komen. Als invoerland kunnen Nederlanders zoveel kopen terwijl we zelf bergen eten zonder identiteit maken. Zodoende hebben we geen aandacht meer voor wat we hier zelf allemaal aan bijzonders maken. Daarmee hebben we onszelf ernstig tekort gedaan.

Die trots op ons eigen product hebben wij niet. Wat gaat de CU eraan doen om die ‘even’ terug te brengen?
Wij hameren op een eerlijke prijs voor boeren in eigen land. Ze moeten kunnen werken in een mooi landschap. We willen ook dat ze het landschap kunnen onderhouden, er mensen mee bekend maken en daarvoor betaald worden. Zo’n landschap ziet er heel anders uit dan een landschap dat alleen maar produceert voor de wereldmarkt. Dat heeft een prijs en betekent een keuze. Daar willen we mensen zich bewust van maken. Natuurlijk zal dat niet van vandaag op morgen gaan.

Hoe gezond zijn we dan?
Als ik dat wist ging ik meteen een gezondheidsbureau starten. We zijn dus een beetje bescheidener. Ik denk dat we teveel houdbaar zijn gaan eten en dat we meer vers en minder lang houdbaar zouden moeten eten. Dat mag best bewerkt zijn, maar het zou met veel minder toevoegingen moeten. Als dingen wel erg lang houdbaar worden, moet je je afvragen hoe dat nou eigenlijk kan. Het motto ‘weet wat je eet’, zal veel kunnen bijdragen aan een bewustere voeding.

Hoe ziet het platteland er dan uit?
Een mooi en betaalbaar landschap is een heel belangrijk punt in ons programma. Volgens het CPB scoren we daarop het beste. In ons platteland kunnen ondernemers ondernemen. Niet alleen als boer, maar ook met activiteiten daarnaast, zoals agrarisch natuurbeheer. Daar worden ze voor betaald en dat zorgt voor een mooi landschap.
Wij vinden dat het onze samenleving veel waard moet zijn en dat daar de middelen van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid voor gebruikt moeten worden. Om het voor elkaar te krijgen is een sterke overheid nodig, anders lukt niet. Ik hanteereen heel simpele stelling. Als je niet bereid bent te betalen voor een mooi en economisch goed leefbaar platteland, dan moet je ook niet zeuren over intensieve veehouderij. Pak het dus aan en zorg voor een goeie regisseur. Dat moet de overheid zijn, want we kunnen de rekening van de overgang van de huidige landbouw naar een duurzamere en mooiere niet zomaar aan de boeren presenteren.

Ik was vorige week bij een Haags debat over de landbouw en constateerde dat die discussie muurvast zit. Om te bereiken wat u schetst is lef nodig om afspraken te maken die boven de belangen van alle partijen uitsteken. Gaat dat lukken?
Daar raakt u een heel belangrijk punt. Bij LNV en LTO is heel lang alleen maar aandacht geweest voor het economische aspect van onze landbouw. Nog steeds hebben ze heel veel moeite om te constateren dat er gewoon een eind is aan schaalvergroting in Nederland en het louter economische denken over landbouw. We kunnen dieren heel efficiënt op industrieterreinen gaan houden, maar in mijn ervaring willen boeren dat zelf helemaal niet. De maatschappij ook niet. Waarom zouden we dat dus doen? Niet alleen economisch, maar ook moreel hebben we kennelijk de grenzen bereikt. Voor ons is dat een wezenlijk punt, al realiseren we ons dat we moeten faseren en regisseren. Maar de keuzen, die moeten wel NU gemaakt worden.

Hoeveel boerenproduct en ander voedsel im- en exporteren we dan?
Die vraag sluit aan bij de eerste en de derde. Consumenten zouden met meer aandacht hun eten moeten kopen. Omdat ons eigen voedsel ons nauwelijks interesseert, zijn Nederlandse boeren gedwongen om voor de wereldmarkt te produceren en moeten ze steeds meer bulk maken om in prijs mee te kunnen. Als we ervoor kunnen zorgen dat we hier bereid zijn te kiezen voor eten van hier dat in een wat rustiger tempo geteeld en gemest wordt, dan kan de boer nog steeds leven, maar hoeft hij minder omzet te draaien. Op die manier kunnen we zorgen voor zaken als dierwelzijn, duurzaamheid, de kwaliteit van onze leefomgeving en de onderscheidendheid van het product.

Nederland maakt ruim meer dan vijf keer wat het zelf opeet. Dat valt op deze manier niet te verkopen en valt dus weg. Mag ik constateren dat de ChristenUnie bereid is om een deel van onze export van onze handelsbalans weg te strepen?
Het is maar de vraag of omzet waarop geen winst te behalen valt waarde heeft voor onze handelsbalans. We moeten onze kennis exporteren, niet onze producten zodat de productie in andere landen omhoog gaat met behulp van onze hoogwaardige kennis. Zo hoeven we veel minder voedsel over de wereld te slepen. Om een helder antwoord op de vraag te geven: ja, daar zijn wij toe bereid. Om de reden die ik aangaf. We hebben iets beters te verkopen dan bulk voor de wereldmarkt. In Nederland kunnen we daar niet concurrerend meer mee zijn en bovendien pikken we het als maatschappij niet meer. Een heel groot aantal mensen van vandaag maakt heel duidelijk andere keuzen.

In deze serie verschenen reeds interviews met: Marianne Thieme (PvdD), Janneke Snijder (VVD), Krista van Velzen (SP)
Dit artikel afdrukken