Behalve een andere inzet van het budget voor Programma Aanpak Stikstof (PAS) en agrarisch natuurbeheer zijn er meer en deels grotere besparingen mogelijk bij een forse sanering van de veehouderij. Een overzicht:

1. Naleving van de regels door bedrijven en toezicht en handhaving van de Meststoffenwet kostten samen jaarlijks circa € 350 miljoen (bron: Evaluatie Meststoffenwet 2012) . En dat blijkt dus onvoldoende om de eerder genoemde mestfraude effectief tegen te gaan.

2. Jaarlijks worden forse subsidies uitgekeerd voor mestverwerking op kosten van de belastingbetaler. Uit gegevens van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijkt dat tot en met 2016 ruim € 1,7 miljard aan subsidies (SDE+) is verleend aan mest(co)(mono)vergisters. Deze installaties leveren nauwelijks energie (en al helemaal geen duurzame energie), zorgen voor veel stankoverlast en lossen het mineralenprobleem (overschot aan fosfaat en stikstof) niet op. Een forse sanering van de veehouderij maakt dit soort installaties overbodig en met de subsidiestroom kunnen we die sanering mede financieren.

Uiteraard is dit een politieke krachttoer van jewelste, vooral vanwege het geheel ontbrekende agrarische draagvlak voor een dergelijk beleid. Desondanks zullen we er toch aan moeten geloven en bovengenoemde (wellicht wat kille) economische argumenten kunnen de doorslag geven bij de keuze voor deze onvermijdelijke koerswijziging
3. De totale jaarlijkse maatschappelijke kosten (aantasting biodiversiteit, uitbraken van veeziekten en klimaatverandering) van in Nederland geslachte varkens bedroeg in 2008 minimaal € 1,5 miljard per jaar . In dit bedrag zijn de verborgen kosten van gezondheidsschade voor de Nederlandse burger niet meegenomen. Dit onderzoek is weliswaar alweer 9 jaar oud maar helaas waarschijnlijk nog steeds actueel. En het betreft alleen de maatschappelijke kosten van de varkenshouderij. Indien alle veehouderij wordt doorgerekend gaat dit bedrag waarschijnlijk nog een paar keer over de kop. In een onderzoek uit 2005 (van der Wielen, P.: De onbetaalde rekening van de Nederlandse veeteelt) werden de totale maatschappelijke kosten van de Nederlandse veehouderijsector in 2002 geraamd op tenminste € 2,1 miljard. De werkelijke kosten die door de veeteeltsector op de maatschappij worden afgewenteld waren volgens dit rapport waarschijnlijk hoger. De belangrijkste reden hiervoor is dat geen bronnen werden gevonden waarmee het verlies aan biodiversiteit en ernstige stankhinder door de veeteelt financieel konden worden gewaardeerd. Hoe dan ook; laten we heel voorzichtig uitgaan van jaarlijkse maatschappelijke kosten van de gehele veehouderij van € 2,5 miljard per jaar.

4. Het opheffen van de veehouderij in het veenweidegebied maakt het mogelijk de voortdurende waterpeilverlagingen daar te staken. Het faciliteren van de huidige landbouw in deze gebieden vergt immers een laag waterpeil hetgeen leidt tot een cyclus van veenoxidatie, bodemdaling, nieuwe peilverlagingen etc. Dit proces leidt tot extra kosten voor het beheer en onderhoud van wegen en infrastructuur, funderingen van huizen en waterbeheer die in de periode tot 2050 oplopen tot ruim € 20 miljard, aldus het PBL in de Balans voor de Leefomgeving 2016. Bijkomend voordeel van het opheffen van de veehouderij op veengrond is de forse afname van de CO2-uitstoot door veenoxidatie; zo’n 2 procent van de totale Nederlandse uitstoot van broeikasgassen, aldus het PBL. Overigens kan bij een hoger waterpeil wel degelijk een extensieve rundveehouderij functioneren, gericht op een meer kwaliteitsgericht marktsegment.

5. De besparingen kunnen verder worden opgevoerd indien we ook het consumentengedrag op Europese schaal weten bij te sturen in een meer vegetarische richting. Een intensieve voorlichtingscampagne door de overheid is daarvoor nodig; op die manier hebben we ook het rook- en drinkgedrag van de Nederlander in tien jaar belangrijk weten te veranderen. Deze campagne dient primair gericht te zijn op de gezondheidsvoordelen van minder vlees eten (er is niks mis met af en toe een stukje lokaal geproduceerd scharrelvlees), maar het kan ook geen kwaad de grote maatschappelijke besparingen nadrukkelijk te benoemen. Omtrent de kosten van gezondheidsschade is een recente studie door onderzoekers van University of Oxford in Engeland, in 2016 gepubliceerd in het vakblad ‘Proceedings of National Academy of Sciences’ Hierin zijn voor het eerst de gevolgen voor gezondheid- en klimaatverandering door een verschuiving naar een meer plantaardig dieet voor verschillende werelddelen geschat. De onderzoekers berekenden ook welke economische voordelen een verschuiving naar een meer plantaardig dieet teweeg kan brengen. De economische waarde voor de maatschappij door het verminderde sterfterisico wordt geschat op 9 tot 13% van het mondiale Bruto Binnenlands Product als gevolg van besparingen op de gezondheidszorg, onbetaalde mantelzorg en verloren werkdagen. Als we voor Nederland uitgaan van het lage percentage van 9%, dan gaat het nog steeds om een duizelingwekkende besparing van € 72 miljard per jaar.

Bovenstaand overzicht zou nog kunnen worden aangevuld met bijvoorbeeld de verschillende complexe subsidiestromen richting veehouderij, maar de boodschap lijkt me duidelijk; er zijn enorme maatschappelijke kosten gemoeid met deze economisch piepkleine sector.

Economische betekenis van de Nederlandse veehouderij
De bijdrage van de melkveehouderij- en de intensieve veehouderijbedrijven kan worden bepaald op basis van CBS-cijfers: in 2014 bedroeg de productiewaarde van de totale veehouderij 11,1 miljard euro. Uitgaande van een BNP van 880 miljard euro in datzelfde jaar bedroeg het aandeel van de veehouderij dus slechts 1,3 %. De bijdrage inclusief toelevering, verwerking en distributie (het veehouderijcomplex) bedroeg in 2011 circa 12 miljard euro per jaar (bron: PBL, 2011). Een deel van dit complex zal bij een sanering van de veestapel met 75% behouden kunnen blijven, al dan niet door import van de vlees, melk en eieren vanuit de omliggende landen waar veel meer ruimte is voor de benodigde veestapel.

Resumé
Een sanering met 75% van de Nederlandse veehouderij zal het overgrote deel van de daaraan gerelateerde problemen op het gebied van natuur, lucht, water, bodem, volksgezondheid etc. doen verdwijnen. We produceren dan nog steeds ruim voldoende vlees, zuivel en eieren voor de Nederlandse bevolking. Tegelijkertijd boeken we jaarlijks besparingen van vele miljarden euro’s zoals hiervoor beschreven, die de huidige economische waarde van de Nederlandse veehouderij minimaal evenaren. Als we bovendien het Nederlandse voedingspatroon in een meer vegetarische richting kunnen bijsturen zijn de besparingen zelfs aanzienlijk groter dan de economische waarde van het hele veehouderijcomplex. Een forse sanering van de Nederlandse veehouderij maakt ons land derhalve schoner, mooier, gezonder, veiliger en welvarender.

Uiteraard is dit een politieke krachttoer van jewelste, vooral vanwege het geheel ontbrekende agrarische draagvlak voor een dergelijk beleid. Desondanks zullen we er toch aan moeten geloven en bovengenoemde (wellicht wat kille) economische argumenten kunnen de doorslag geven bij de keuze voor deze onvermijdelijke koerswijziging. Volgende generaties zullen ons dankbaar zijn.
Dit artikel afdrukken