In België deed de socialistische econoom en politica Annick Lambrecht een voorstel voor minimumprijzen in de landbouw. Joris Aertsens en Jelle Goossens van Rikolto schrijven ons dat haar gedachte een goede aanzet is om het te hebben over betere manieren om tot dekkende prijzen te komen. Daarover zwengelt de redactie van Foodlog ook al vele jaren het debat aan. Om die reden nemen we hun tekst voor discussie over. Juist nu weer, omdat in het Nederlandse regeerakkoord staat dat de regering de ACM gaat laten toezien op hogere verkoopprijzen voor boeren en tuinders die boven de wettelijke normen produceren; maar zelfs dat werkt niet zonder meer, betoogde ik hier onlangs al.
Als antwoord op de problematiek van onleefbare prijzen in de landbouw, stelt Annick Lambrecht (sp.a) voor om minimumprijzen per voedingsproduct te laten vastleggen door de overheidsdienst Economie. Met Rikolto (vroeger Vredeseilanden) moedigen we denkpistes aan die een betere inkomensvorming voor onze boeren ondersteunen. Tegelijkertijd vragen we aandacht voor de rol van de markt en voor ongewenste neveneffecten. We willen hierbij graag wijzen op enkele oplossingen die hetzelfde doel kunnen bereiken, zonder de markt te verstoren.
Een minimumprijs die gelinkt is aan de werkelijke productiekostprijs, lijkt op het eerste zicht een logisch idee. In de praktijk loop je vast op een aantal obstakels.
Ongewenste neveneffecten
Ten eerste is de diversiteit in landbouwbedrijven zo groot dat de gemiddelde productiekostprijs zo variabel is dat hij niets zegt. We hebben die oefening bijvoorbeeld voor melk gemaakt en het bleek een schier onmogelijke opdracht. Prof. Jeroen Buysse (Ugent) kwam eveneens tot deze bevinding in een studie in opdracht van de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij (SALV).

Ten tweede loeren ongewenste neveneffecten altijd om de hoek. Voor je het weet ben je overproductie aan het stimuleren, zoals in het verleden het geval was met de Europese minimumprijzen. Je dreigt ook onrendabele en slecht beheerde bedrijven te subsidiëren, wat dan weer niet fair is ten aanzien van goed beheerde landbouwbedrijven.
Voor je het weet ben je overproductie aan het stimuleren, zoals in het verleden het geval was met de Europese minimumprijzen. Je dreigt ook onrendabele en slecht beheerde bedrijven te subsidiëren, wat dan weer niet fair is ten aanzien van goed beheerde landbouwbedrijvenOp zich is het probleem van prijsvorming zo oud als de landbouw zelf. Landbouwproducten zijn inherent volatiel. Een inflexibele vraag (mensen eten niet plots meer appelen als de prijs daalt) en een inflexibel aanbod (bomen geven niet minder vruchten omdat er vandaag minder vraag is) resulteren in een sterke prijsschommelingen bij onvoorzien overaanbod of tekort. Tel daarbij het machtsonevenwicht tussen veel kleine landbouwbedrijven en een handvol grote supermarkten en je krijgt een gebrekkig functionerende markt.
Niet één, maar verschillende oplossingen
Moeten we dan maar berusten? Nee, want de problematiek van onleefbare prijzen vormt een reële bedreiging voor de toekomst van onze landbouw en voedselvoorziening. We moeten dus op zoek naar oplossingen die de volatiliteit in de prijsvorming beheersen, over een langere periode een lonende prijs tot stand brengen, zonder daarbij structurele markttendensen uit te schakelen. Dat zal niet één systeem zijn voor alle sectoren. Voor melk of varkensvlees zal dat er anders uitzien dan voor groenten en fruit. Hoe aanlokkelijk ook, één wet lost het probleem niet op.
Voor producten als melk, rundsvlees of varkensvlees, waar je meer stabiele aanvoervolumes hebt, kan het zinvol zijn dat afnemers minimumprijzen afspreken met de producenten, gekoppeld aan bepaalde volumes die ze zeker nodig hebben. Essentieel is dat er afgesproken wordt voor welk volume de minimumprijs van toepassing is om overproductie te vermijden (bijvoorbeeld 80% van de vraag van het voorbije jaar).
De minimumprijs kan, volgens ons, beter gekoppeld worden aan de gemiddelde marktprijs van de voorbije jaren, eerder dan aan de kostprijs. Op die manier geef je een marktsignaal mee aan de producenten, maar neem je wel het prijsrisico weg. Om het marktsignaal door te geven, pas je de minimumprijs best elke 3 tot 6 maanden aan - bijvoorbeeld op basis van de gemiddelde marktprijs van de voorbije 2 à 3 jaar.
Er zijn dus praktische oplossingen, maar ze vergen allemaal samenwerking tussen de verschillende spelers in de ketenEr kan daarbij ook gewerkt worden met gecompenseerde minimumprijzen. In een situatie waarbij de marktprijs onder de minimumprijs daalt, steunt de supermarkt dan een tijdje de producenten door toch de minimumprijs aan te houden. Wanneer de marktprijs terug boven de minimumprijs gaat, houdt de supermarkt de minimumprijs nog even aan, tot ze de eerder gegeven steun terug heeft verdiend. Zo neem je het prijsrisico voor boeren grotendeels weg, zonder dat dit leidt tot een extra kost voor de supermarkt en dus een meerprijs voor de consument.
Voor groenten en fruit kan het werken met minimumprijzen daarentegen erg marktverstorend werken. Op bepaalde momenten heb je door weersomstandigheden grotere productievolumes dan normaal. Als je dan de prijzen niet laat zakken, ga je met overschotten zitten. Toch zijn ook hier oplossingen te bedenken waarbij je met landbouwers, voedingsbedrijven en afnemers zoekt naar manieren om die overschotten te verwerken.
Overheid als partner in ketenoverleg
Er zijn dus praktische oplossingen, maar ze vergen allemaal samenwerking tussen de verschillende spelers in de keten. Dergelijke samenwerking, bijvoorbeeld via het ketenoverleg, kende in het verleden zijn ups en downs. Het is een leerproces waar we door moeten en dat versterkt moet worden.
De overheid heeft daar mee haar rol in te spelen. Al was het maar als toezichthouder om te vermijden dat er onrechtmatige prijsafspraken worden gemaakt. Bovendien kan de overheid een ombudsman aanstellen die onafhankelijk klachten kan onderzoeken over gevallen van machtsmisbruik in de handelsrelaties tussen boeren en grote voedingsbedrijven of supermarkten. Importheffingen op producten die niet aan onze sociale en ecologische normen voldoen, zijn billijk om oneerlijke buitenlandse concurrentie te vermijden, maar die verantwoordelijkheid moet vooral op Europees niveau genomen worden.
Laat het voorstel van Annick Lambrecht dus een begin zijn om nieuwe ideeën rond rechtvaardige prijsvorming in de praktijk te brengen. In een Europese markt is de bewegingsvrijheid om zulke initiatieven als land te nemen niet onbeperkt, maar laat het geen reden zijn om te doen wat we al kunnen doen… en zo andere landen te inspireren.
Op 11 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
En wat Thijs als we straks in Nederland nog maar enkele grote agribusinesses hebben die produceren wat er op de wereldmarkt het meest oplevert? Moeten wij dan jaarrond hetzelfde gaan eten, of al ons voedsel gaan importeren? En wat als 'true costs' moeten worden aangehouden, dan wordt de lokale markt de belangrijkste en dan is variatie ook gewenst. Of enorme agrobedrijven aan die variatie kunnen en willen voldoen? Ik denk dat juist de diversiteit van kleine agro ondernemingen iets is wat kan zorgen voor voedselveiligheid. Leiden omstandigheden tot het mislukken van het ene, dan kunnen we altijd nog het andere eten. Ik zie dat niet samengaan met alsmaar meer schaalvergroting.
Actueler kan bijna niet; zonder zelf een waarde oordeel te vellen:
Hier zo'n groot agrofood concern. Puur ondernemersschap, maar of het vanuit een sociale context wenselijk is kan natuurlijk de vraag zijn.
Beste Marco,
Je hebt helemaal gelijk voor waarschijnlijk de komende 50-100 jaar. In die zin is er in de Agribusiness niet echt een probleem. Er ontstaan gewoon steeds grotere bedrijven die wel kunnen overleven en uitgroeien tot grote agroconcerns. Ik hoop bij die kant van het verhaal te kunnen horen.
Beste Thijs Geerse,
Voedselzekerheid en voedselveiligheid is zeer zeker enorm belangrijk! Ik constateer alleen een denkfout nml. dat voedselzekerheid in gevaar is zodra een of meerdere boeren zouden omvallen. De productiefaktoren (grond, stallen, eventuele dierrechten) worden vrijwel meteen overgenomen door andere boeren die kennelijk wel kunnen overleven, de voedselzekerheid is daarom geen moment in gevaar.
Het voedselzekerheidsargument is m.i. onzin, bangmakerij (alle boeren vallen niet tegelijk om) en eigenlijk alleen bedoeld om ondernemersrisico's op anderen af te schuiven.
Je zou het ook anders kunnen benaderen juist doordat er af en toe eentje omvalt ontstaat er risicobesef en dat geeft gezondere bedrijven.
Beste Marco,
Je hebt helemaal gelijk, het hoort ook bij ondernemer zijn. Alleen is voedsel dermate belangrijk voor ons voortbestaan dat er nooit een tekort van mag ontstaan. Daar zijn alle marktinstrumenten nu op ingericht.
Een oplossing is er niet zo gauw; in een wereldmarkt is kostprijs altijd leidend. Als het ergens anders beter of goedkoper kan zal dat de prijs zijn. Onwenselijk misschien voor het toekomstbeeld en de lokale landbouw&gemeenschap;, maar de consument heeft hier nooit voor willen betalen of heeft het nooit geweten. Wat overblijft is dan lokale landbouw die op een andere manier toegevoegde waarde weet te creëren.