Toch is dit ‘kunstvoedsel’, ook voor veel jonge mensen - die steeds verder af staan van de natuur en opgroeien met technologie - een wenkend perspectief aan het worden, zonder dat zij de gevolgen van deze ontwikkeling doorzien. Ecomodernisme is namelijk oude wijn in nieuwe zakken. Een overtreffende trap in het proberen de natuur volledig te beheersen, (eerst dus met chemie, nu met nog meer energie en technologie) zonder de ritmes en ecologische grenzen van de natuur te willen erkennen.

Heeft voedsel gekweekt met kunstlicht, onder steriele omstandigheden en los van de bodem wel levenskracht en voedingswaarde? Of Is het een soort ínfuus-voedsel’?
En zo krijgt het inmiddels bewezen agro-ecologische model van boeren en tuinders die met weinig inputs, maar met inzet op levende bodems en biodiversiteit een tegenstrever die innovatiegeld slurpt met een utopische ‘boerloze’ samenleving. De lobby richting politiek en samenleving draait overuren om geldstromen te creëren naar nieuwe en deels oude leveranciers van laboratoria, meststoffen, zaden en adviesrapporten in plaats van naar de bio-boeren die het verschil kunnen maken.

Daarom enkele kritische kanttekeningen over de voorstellen van deze techno-dromers. Heeft voedsel gekweekt met kunstlicht, onder steriele omstandigheden en los van de bodem wel levenskracht en voedingswaarde? Of Is het een soort ínfuus-voedsel’? Wat doet dat met onze menselijke ontwikkeling?

Als je kijkt naar calorieën en nutriënten, wordt er dan met het telen van vooral slasoorten en kruiden en tomaten niet vooral ‘water’ gekweekt? Hebben we om onze honger te stillen niet juist knollen, kolen en granen nodig? Die komen niet uit het PlantLab.

Eén van de claims is een schone teelt zonder chemie, dat klinkt goed. Maar hoe lang kun je teelten steriel – zonder chemie - blijven kweken? Is het niet net als de bio-industrie juist zeer kwetsbaar, omdat elke ziektekiem die wel binnensluipt, geen enkele weerstand meer ontmoet?

Wel efficiënt
Naast plantaardige voeding onder volledig kunstmatige omstandigheden, wordt ook steeds vaker kweekvlees gepropageerd, waar nu fors in wordt geïnvesteerd met onder meer het argument dat de veehouderij uitermate inefficiënt is. Als graasdieren echter worden gehouden op land dat ongeschikt is voor humane voeding, en als reststromen gebuikt worden voor varkens en kippen, dan is dat wel degelijk efficiënt.

Van de intensieve dierhouderij moeten we af - daar zijn we het eens – maar een heel beperkte consumptie van dierlijke producten uit de biologische en biodynamische landbouw passen in een gezond dieet. En waarom als aanvulling en vervanging van vlees niet gewoon peulvruchten, noten en paddenstoelen kweken? Welke onvoorziene risico’s brengt dit kweekvlees-experiment met zich mee?

De landbouw zal grotendeels buiten blijven plaatsvinden, met het in cultuur brengen van planten en dieren, hoe lastig dat ook wordt in het snel veranderende klimaat.

Experimenten om ook onder super gecontroleerde omstandigheden te kweken zijn soms interessant en kunnen wellicht een kleine bijdrage leveren bij misoogsten door weersextremen. Maar het is allerminst de heilige graal zoals die ons voortdurend wordt voorgespiegeld. De claims die worden uitgesproken getuigen van hoogmoed. Meebewegen met de ritmes van de natuur en uitgaan van veerkracht, biodiversiteit en bodemvruchtbaarheid is onze enige kans op voldoende voedsel in een veranderend klimaat.

Als we voedselverspilling tegengaan en vleesconsumptie drastisch terugbrengen, dan kunnen we daarmee voor echt voedsel in een mooi landschap zorgen. Met boeren en tuinders zaaiend en oogstend in de buitenlucht in plaats van gekweekt ‘voedsel’ in gebouwen door laboranten in witte jassen.

Deze column verschijnt ook in de Krant van de Aarde.

Dit artikel afdrukken