Bijna 5% van het aardoppervlak gaat gebukt onder de milieulast van industriële zalm- en kippenkweek. In een nieuw onderzoek, gepubliceerd in Current Biology, brengen onderzoekers de milieudruk van gekweekte zalmachtigen (zalm, zeeforel en char, trekzalm) en kip mondiaal in kaart.

De bron van het voer blijkt de grootste verantwoordelijke
Zalm en kip hebben een aanzienlijke impact op het milieu. Die milieudruk doet zich niet alleen voor op de boerderij waar de dieren worden grootgebracht. De bron van het voer blijkt de grootste verantwoordelijke. Terwijl je als consument zou denken dat een kip een aardse voetafdruk heeft en zalm de oceanen voor zijn rekening neemt, hebben het blanke vlees en de roze vis vrijwel een gelijke afdruk. Naast landbouwgewassen krijgen kippen zo’n ruim 520.000 ton vismeel en visolie te eten. Zalmachtigen (zalm, zeeforel en trekzalm), die van nature andere vissen eten, worden ook gekweekt met voer van het land, zoals sojabonen en tarwe. In totaal wordt er zo’n 2,3 miljoen ton gewassen gebruikt voor visvoer.

Om de ecologische voetafdruk van beide diersoorten te berekenen checkten de onderzoekers 4 soorten ecologische bedreigingen: broeikasgasemissies, zoetwatergebruik, habitatverstoring en nutriëntenverontreiniging door meststoffen en dierlijk afval. Die vier combineerden ze tot één maatstaf.

Last is geconcentreerd
Zo'n 95% van de milieudruk van de kip en zalmkweek blijkt zich te concentreren op minder dan 5% van het aardoppervlak. Hotspots voor de kippenvoetafdrukken zijn de Verenigde Staten, China en Brazilië. Voor zalm voeren Noorwegen, Chili en het Verenigd Koninkrijk de lijst aan. Die landen zijn ook de grootste producenten.

Binnen die 5% zijn er variaties in de milieu-belasting van de productiemethodes. In het geval van kip zijn de VS ('s werelds grootste producent van kip) en Brazilië (de op één na grootste) efficiënter dan China (de op twee na grootste).

Voeroverlap
Ongeveer 85% van het gebied dat wordt bedreigd door de zalmproductie wordt óók bedreigd voor de productie van kippenvlees. Die overlap schrijven de onderzoekers toe aan het feit dat dezelfde ingrediënten, zoals soja en vismeel, worden gebruikt om voer voor beide dieren te produceren.

Kip neemt bijna 9 keer zoveel oppervlakte in beslag als zalm en levert 20 keer meer vervuiling door overbemesting op maar levert 55 keer zoveel vlees op
Het voer dat de kippen en zalm krijgen is verantwoordelijk voor respectievelijk minstens 78% en 69% van de milieudruk van de industrie.

Australië lijkt milieuvriendelijkere boerderijen te hebben voor zowel kip als zalm in vergelijking met andere landen. Australië produceert voornamelijk gewassen voor kippen- en zalmvoer, in plaats van mariene ingrediënten.

Voortplantingscyclus kip
Het fokken van kippen neemt bijna 9 keer zoveel oppervlakte in beslag als zalmkweek - 924.000 vierkante kilometer versus 103.500 vierkante kilometer - en levert 20 keer meer vervuiling door overbemesting op. Daar staat tegenover dat kippen 55 keer meer vlees opleveren. Dat komt voornamelijk door de snelle voortplantingscyclus van kippen: 6 tot 8 weken om het slachtgewicht te bereiken versus de 1 tot 2 jaar die zalm erover doet. Wel herstelt de verstoorde mariene fauna zich doorgaans sneller dan de aangetaste habitats en soorten op het land.

Voedselbeleid
Hoofdauteur Caitlin Kuempel van de Griffith University in Nathan, Australië zegt verrast te zijn door hoe groot beide voetafdrukken zijn en hoeveel ze op elkaar lijken. De omvang en overlap roept vragen op over de subtiele verbanden tussen de eiwitproductie op zee en op land. De onderzoekers zien hun studie als perspectief voor een duurzaam voedselbeleid. Met mogelijkheden om de efficiëntie te verbeteren en gelijktijdig de milieueffecten te minimaliseren.

De vergelijking van kip en zalm biedt kansen om de productie van dierlijk eiwit te verduurzamen. Kip en zalm staan bekend om hun gunstige voerconversies. Het zijn dieren die het meeste vlees maken van iedere ton die we erin stoppen. Ander voer zou de voetafdruk kunnen verkleinen. Volgens de onderzoekers zijn landgewassen in het algemeen genomen milieuvriendelijkere voeringrediënten dan vismeel of visolie uit zee. Maar een omschakeling zou waarschijnlijk meer hulpbronnenconcurrentie, zoals om land- en watergebruik, betekenen. Nieuwe ingrediënten als microalgen, bacteriën en insecten in plaats van vismeel en -olie hebben de potentie om de zalmkweek en kippenkweek duurzamer te maken, denken de onderzoekers.

Bij ecologisch econoom Peter Tyedmers, niet betrokken bij het onderzoek, roept de studie vooral de vraag op “of we beter af zijn als de gevolgen heel groot zijn, geconcentreerd in een heel klein gebied, of als de gevolgen klein zijn en wijd verspreid?” in een reactie op Nature.

De studie schetst een beeld, onderschrijft Kuempel. Een eerlijke vergelijking tussen voetafdrukken op land en in zee blijft een uitdaging vanwege de verschillendsoortige milieuimpacts die land- en zeemilieus met zich meebrengen. Daar komt nog eens bij dat 'drukbronnen' zoals verzuring van het milieu, vervuiling, verpakkingen, verwerking en afval niet in het onderzoek zijn meegenomen.

Het meest duurzame dier
Duurzaamheid is een perspectief. Wie kijkt naar de voerconversie (het rendement van een kilo voer in kilo’s vlees, melk en eieren) ziet een kip als duurzaam. Moderner denken gaat uit van voor mensen onbruikbare kilo’s gewasopbrengst en maakt een grasgevoerde koe duurzaam. Koeien eten gras van gronden waar mensen geen gewassen kunnen verbouwen die voor hen nuttig zijn. Varkens en bijvoorbeeld Kipsterlegkippen eten resten uit de levensmiddelenindustrie en leggen daarom geen geen extra beslag op land. Om die reden zijn ze duurzaam, los van hun voerconversie die echter wel bijdraagt aan de mate waarin ze efficiënt resten in vlees of eieren weten om te zetten. Weer een ander perspectief is de combinatie van landgebruik en natuurdruk. Zelfs grasland kan bij een hoge natuurdruk beter niet voor koeien worden gebruikt. Vanuit dat perspectief zijn alleen restverwerkende dieren duurzaam. Inmiddels krijgen dergelijke restverwerkers - kippen en varkens - concurrenten in de vorm van bacteriën die resten via fermentatie kunnen omzetten in dierlijke eiwit.

Dit artikel afdrukken